Volgens mij heeft het uitspreken van cijfers alles te maken met het functionele gebruik ervan (althans, dat zou zo moeten zijn).
Bijvoorbeeld:
brandweervoertuigen in Rotterdam hebben een nummer op basis van tweecijferig kazernenummer + volgnummer. Vb: 46-1. Spreek je dat uit als 4-61 gaat niemand dat snappen.
In Hollands Midden is er een ééncijferig districtsnummer + volgnummer. Vb: 5-43. Ga je dat uitspreken als 54-3 gaat niemand dat snappen.
En zo zijn er nog zat andere voorbeelden te bedenken.
Ik ken het functionele gebruik van nummers bij de spoorwegen niet, maar als in dit voorbeeld:
dus trein nummer 80461 ( rijdt normaal van Den haag HS naar Leiden ) in de middag wordt in plaats van de oude en duidelijke manier 80 4 61 nu 8-0-4-6-1
80 het treintype is en 4-61 het volgnummer, dan is het veel logischer om het ook als zodanig uit te spreken. Met losse nummers moet de luisteraar zelf combinaties gaan maken en daar moet je langer over nadenken. Terwijl nummers juist bedoeld zijn om het makkelijker te maken.
Sowieso is dat wel iets om kritisch over na te denken: wanneer gebruik je nummers en wanneer namen of afkortingen?
Bijv: iedereen bij de brandweer weet dat de afkorting voor tankautospuit TS is. In Rotterdam wordt dat ook in de roepnummers gebruikt (vb: TS [tango sierra] 46-1).
In het landelijke nummerplan is er een cijfer om 'tankautospuit' aan te duiden, dus moet je zelf de koppeling maken tussen tankautospuit en een nummertje (31 dacht ik). Je kunt je afvragen wat handiger is.
Hetzelfde geldt voor plaatsnamen. Soms is het handiger om gewoon de plaatsnaam + volgnummer te gebruiken in plaats van een tweeledig nummer.
Af en toe maken we het voor onszelf onnodig ingewikkeld, is mijn mening.