LS,
Bijgaand ontvangt u het antwoord op de door u aan de Helpdesk Bouwregelgeving gestelde vraag.
Antwoord:
De eerste redenering is juist.
In artikel 2.146, negende lid, staat dat een deur niet tegen de vluchtrichting in mag draaien als de op die deur aangewezen oppervlakte groter is dan de in de tabel aangegeven grenswaarde. Indien er dus meerdere deuren aanwezig zijn, kan per deur bepaald worden hoeveel (en welke) oppervlakte op die deur aangewezen is. Afhankelijk van de uitkomst kan bepaald worden of een specifieke deur niet tegen de vluchtrichting in mag draaien.
U dient dus te bepalen hoeveel oppervlakte is aangewezen op iedere deur om te bepalen of de deur tegen de vluchtrichting in mag draaien of niet.
Een voorbeeld. Een bijeenkomstfunctie met bezettingsgraadklasse B2. De grenswaarde bij B2 is volgens tabel 2.145.1 50 m². Als de ruimte 50 m2 is mag de deur dus tegen de vluchtrichting indraaien. Als de ruimte 51 m2 mag de deur niet tegen de vluchtrichting indraaien.
Als de ruimte 100 m2 is kan de aanvrager van een bouwvergunning twee deuren toepassen en op iedere deur 50 m2 toewijzen. Beide deuren mogen dan tegen de vluchtrichting indraaien.
Met vriendelijke groet,
Helpdesk Bouwregelgeving
Uw vraag:
Bij artikel 2.146 lid 9 staat dat dit geld voor: 'op die toegang aangewezen vloeroppervlakte'. In de toelichting staat dat je moet kijken naar het gehele vloeroppervlakte van die ruimte. Is die groter dan de grenswaarde dan mogen de deuren niet tegen de vluchtrichting indraaien. Wat wordt nu bedoelt? Dat je 1. een bepaald vloer oppervlakte toewijst op een uitgang (zodat die betreffende deur tegen de vluchtrichting mag indraaien terwijl de gehele ruimte groter is dan de grenswaarde) of 2. dat als het oppervlak van de ruimte groter is dan de grenswaarde bij de bezettingsgraad alle deuren die gebruikt worden voor het vluchten niet tegen de vluchtrichting mogen indraaien?
************************************************************************
***** Antwoorden op dit e-mail bericht worden niet gelezen. *****
***** Eventuele vervolgvragen op dit bericht kunt u via de website *****
*****
www.vrom.nl/bouwregelgeving_helpdesk) verzenden. *****
***** Wilt u het registratienummer vermelden bij uw vervolgvraag. *****
************************************************************************
-----Disclaimer-----
N.b. De Helpdesk tracht zo goed mogelijk antwoord te geven op de gestelde vragen. Dit mag echter niet worden opgevat als een definitief uitsluitsel in individuele gevallen. Bij geschillen tussen partijen over de toepassing van bepaalde onderdelen van de wet- en regelgeving is het immers aan de rechter (i.c. de administratieve kamer bij de rechtbank) hier uitsluitsel over te geven.
Vervolg vraag:
In uw antwoord geeft u een voorbeeld van een verdeling van 50/50 m2. Wat wij vaak tegen komen is dat een inrichting door de loopafstanden naar een toegang van een verblijfsruimte (2.146 lid 10) er meerdere uitgangen moeten komen. Meestal zijn dit bijeenkomstfuncties (horeca) met bezettingsgraadklasse B1. Wat wij vaak tegen komen is dat de aanvrager 20 m2 toewijst op een naar binnen draaiende deur en de rest op andere deuren.
De regelgeving geeft aan in artikel 2.146 lid 10 dat er binnen een bepaalde afstand een toegang van een verblijfsruimte moet zitten (gelezen in relatie met 2.146 lid 12). Zou het niet in de geest van het bouwbesluit zijn dat het oppervlak wat je op een toegang mag toewijzen begrensd wordt door de loopafstand uit artikel 2.146 lid 10.
Volgens artikel 2.146 lid 8 moet er een bepaald aan millimeters aan uitgangsbreedte aanwezig zijn in een verblijfsruimte/gebied. Wat wij vaak tegenkomen is dat er één deur (met minimale afmetingen) naar buiten toedraait en dat de rest naar binnen toedraait.
Als voorbeeld (deze inrichting bestaat bij ons niet, puur als voorbeeld. Andere problemen, zoals brandcompartiment worden buiten beschouwing gelaten) geef ik een ruimte van 20 bij 80 meter met bezettingsgraad B1. Er is dus 22 m (1600 m2 *13,75) uitgang nodig. Één deur van 1000 mm draait naar buiten en de rest van de 21,1 m draait naar binnen. Dit lijkt mij in te gaan tegen de geest van het bouwbesluit.
Uit het het bouwbesluit kan je destileren dat er ongeveer 40 personen worden toegewezen op een naar binnen draaiende deur (B1: 20 m2 / 0,5 pers/m2 = 40, B2: 50 / 1,3 = 38, B3: 125 / 3,3 = 37, B4: 375 / 8 = 46, B5: 750 / 20 = 37). Als dus de aanvrager de voordeur (1000 mm) naar buiten laat draaien en de andere deuren (21 x 1000 mm) verdeelt over de inrichting lijkt mij iets scheef te groeien. Er wordt nu 420 m2 toegewezen op de deuren die naar binnen draaien en 1160 m2 op de deur die naar buiten draait. Dit betekent dat er 840 mensen zijn aangewezen op de naar binnen draaiende deuren en 2360 op de naar buiten draaiende deur. Dit resulteert in een capaciteit die benodigd is voor de naar buitendraaiende deur om de ruimte binnen 1 minuut te ontruimen van van 2360 pers/m1/min (2360 / 1 m). Dit is ver boven het aan maximale aantal van 135 pers/m1/min.
Het lijkt mij meer in de geest van het bouwbesluit dat het oppervlak wat aan een deur wordt toegewezen een relatie heeft met de deurbreedte.
De maximale capaciteit van een deur wordt gesteld op 135 personen per meter deur per minuut. Vanuit de bouwregelgeving wordt gesteld dat een rookcompartiment binnen 1 minuut ontruimd moet zijn. In het voorbeeld van de vorige alinea geef ik een voorbeeld waarbij dat niet gehaald kan worden. Is het niet juister dat als de aanvrager een oppervlak toewijst aan een toegang dit oppervlak binnen 1 minuut ontruimd kan zijn, via die toegang, en achter een rookscheiding kan staan. Dat wil dus zeggen dat als men in de vorige alinea 23 deuren van 1 meter maakt alle deuren naar buiten moeten draaien. Worden er 4 deuren van 1 meter tegen de vluchtrichting geplaatst dan kan 1 naar buitendraaiende deur vervallen.
Ik heb na bestudering van uw antwoord nog de volgende vragen (gelezen met de voorafgaande alinea’s):
1. Is het in de geest van het BB / toegestaan dat er een oppervlakte wordt toegewezen aan een deur waarvan een deel van het oppervlak ligt buiten de loopafstand van artikel 2.146 lid 10
2. Is het in de geest van het BB / toegestaan dat er op een deur een oppervlakte wordt toegewezen terwijl het toegewezen oppervlakte vermenigvuldigd met de factor uit artikel 2.146 lid 8 niet in verhouding is met de breedte van de deur
3. Moet er bij de bepaling van de breedte van deuren en het toegewezen oppervlak op die deur getoetst worden of de capaciteit van die deur niet hoger wordt dan 135 personen per meter?
Dit bovenstaande geld voor nieuwbouw maar de zelfde vragen wil ik ook stellen voor bestaande bouw.
Waar ik naar buitendraaiende deur schrijf bedoel ik ‘niet tegen de vluchtrichting indraaiende deuren’.