Maar het is ook duidelijk dat, zonder concurrentie, er geen impuls is om kwaliteit te blijven leveren of te verbeteren. Gevolg is dat de kwaliteit op termijn toch afneemt, en ook de kosten oplopen. Neem alleen de dienstverlening van overheidsinstellingen maar als voorbeeld, zoals Gemeenten. Daar heb ik als klant geen keuze, en dus ontbreekt de motivatie voor een gemeente om de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren. Toch wil de gemeente elk jaar meer geld van mij.
Ik verafschuw concurrentie. Ik heb iedere dag nog de impuls om kwaliteit te blijven leveren en te verbeteren. Op moment ben ik met een select gezelschap actief voor non-profit organisaties waarbij we ons maximaal inzetten voor kinderen met een ziek hart en de ouders. Daarnaast houden we ons bezig met opleiden van jonge hartchirurgen en ontzettend veel wetenschappelijk onderzoek. Wereldwijd is het insiders helemaal niet ontgaan waardoor inmiddels diverse west-europese universiteiten graag samenwerkingsverbanden aangaan.
De prikkel omdat te doen zit niet in concurrentie, het zit vooral in het maximale willen doen voor je patient en te zorgen dat een nieuwe generatie artsen verder kan verbeteren op de fundamenten die een oude garde heeft gelegd.
De drang van lijstjes, rangen en standen zorgt er alleen maar voor dat een groep medisch specialisten zeer goede resultaten haalt maar een ander ziekenhuis een marginaal verschil behaalt en daardoor op een hogere plek in de lijst voorkomt. Bestuurders zijn er gevoelig voor want marketingtechnisch willen ze op de eerste plek staan.
Het is helemaal niet zo geweldig als je baas wil dat je kwaliteit gaat verbeteren om volgend jaar bovenaan de lijst te staan met je ziekenhuis. Medisch gezien behaal je namelijk zeer goede resultaten. Je moet dan nagaan wat er exact voor gezorgd heeft dat we iets lager op de ranglijst staan. Sterftecijfer is er vaak een bepalende factor in. Je moet dus zorgen dat minder patienten overlijden.
Een leek zal roepen dat het niet meer dan normaal is dat je als hartchirurgen er voor zorgt dat minder mensen overlijden. In realiteit komt het neer op hooguit twee kinderen die gestorven zijn. Wat je daarna moet doen is bekijken welke kinderen zijn overleden. Zodra je de twee dossiers ziet weet je genoeg. Het zijn twee kinderen die veel te vroeg waren geboren met veel te ernstige aangeboren afwijkingen.
Soms besluit je als hartchirurg na heel intensief overleg met neonatologen, kindercardiologen en de ouders om te gaan opereren. Iedereen is bewust van de nog meer dan gebruikelijk hoge kans op overlijden. Laat mij voorop stellen dat zeker kinderhartchirurgie last-resort geneeskunde is. Conservatief behandelen heeft niet gewerkt, zonder chirurgisch ingrijpen rest alleen maar de dood. Het hoort bij het werk van de kinderhartchirurg om te bepalen of je wel of niet gaat opereren.
In heel veel situaties maken andere medische specialisten zelf die keuze door niet eens de kinderhartchirurg te consulteren. Soms zit je in het grijze gebied waar je niet zo simpel kunt beslissen of je de operatie wel of niet wilt uitvoeren. In de drift van bestuurders om op de eerste plek in lijstjes te komen ga je in dat grijze gebied gewoon niet meer opereren omdat je weet dat daardoor de baas met zijn ziekenhuis misschien op de tweede plek in de ranglijst komt.
Ik ben nooit de arts geweest en wil het niet zijn dat ik een baby en de ouders een kans op leven wil ontnemen omdat de baas niet een plekje lager wenst te staan in een achterlijk ranglijstje.