Nu we een aantal onderdelen van het hart besproken hebben kunnen we al stellen dat je door het toepassen van hartmassage nooit de normale circulatie zoals moeder natuur het heeft bedacht kunt overnemen.
Het is handig om even een kijkje te nemen in de borstkas;
We zien het hart liggen tussen het borstbeen en de wervelkolom, links en rechts zien we de longen. Al deze prachtige organen bevinden zich in een luchtdichte doos waar een kleine onderdruk heerst van een paar millibar. De binnenkant van de doos is nog eens voorzien van een dubbele zak. Lucht hoort alleen in de longen te zitten.
Als het hart stil staat moet je met hartmassage beginnen, bij het indrukken (de systole) druk je het hart samen tussen het borstbeen en de wervelkolom. Het is dus al duidelijk dat je op hetzelfde moment de vier aparte delen (boezems en kamers) samenperst. Daardoor kunnen we al stellen dat je door hartmassage nooit de normale situatie kunt blijven handhaven. In werkelijkheid is er geen sprake meer van vier aparte delen van het hart, de mitralisklep en tricuspidalis klep blijven constant open staan.
Tijdens het indrukken van het borstbeen pers je het bloed vanuit de linkerhart hartkamer via de aortaklep de aorta in, door de openstaande klep tussen de linker hartkamer en linker hartboezem pers je ook bloed de verkeerde kant op namelijk de linker boezem in. In een eerder bericht hebben we al gezien dat er vier verbindingen zijn aangesloten op de linkerboezem.
Dit principe noemen we de "cardiale pomp" tijdens hartmassage. Deze pomp kan niet in zijn eentje zorgen dat iemand een hartstilstand kan overleven.
Tijdens het indrukken van een borstbeen is er sprake van een tweede pompprincipe, namelijk de "thoracale pomp". Het vaatbed in de beide longen kan je beschouwen als een spons, bij het indrukken pers je het bloed uit het longvaatbed in de richting van de rechter harthelft en het aderlijke (veneuze) systeem en gelijkertijd in de richting van de linker harthelft en de aorta. Het indrukken van het borstbeen zorgt ook dat je de luchtdichte doos in elkaar drukt.
Zodra je tijdens de reanimatie het borstbeen weer terug laat veren komt de luchtdichte doos weer in de normale vorm, de druk in deze doos (intrathoracale druk) zal weer dalen. Het vaatbed (de spons) gaat zich weer volzuigen met bloed vanuit de linker- en rechterharthelft. De gesloten aortaklep voorkomt terugstroom van het bloed in de richting van de linker hartkamer.
Een belangrijk klepje buiten de borstkas zit in een dikke ader in de hals (vena jugularis) wat gesloten is tijdens het indrukken van het borstbeen. Dit klepmechanisme voorkomt terugstroom van bloed naar de hersenen tijdens het indrukken van het borstbeen. Bij het terug laten veren van het borstbeen gaat dit klepje open terwijl de aortaklep zal sluiten.
We bereiken dus een bloedcirculatie van uit de linker harthelft naar de aorta, de halsslagaders, de hersenen en via de vena jugularis terug naar de rechterharthelft.
De thoracale pomp kan niet zorgen dat de hartspier zelf voorzien wordt van bloed, in een eerder bericht heb ik het principe van de kransslagaderen al beschreven (bloed kan de kransslagaderen in als de aortaklep gesloten is). De rest van de organen zal ook een circulatiestilstand blijven behouden, het bloed in de benen zal hooguit wat op en neer pendelen.
Om de normale hartfunctie weer te kunnen herstellen, door reanimatie en defibrillatie (c.q. AED) moet er sprake zijn van een doorbloeding van de hartspier. Als de druk onder de 15 mm Hg blijft zal de reanimatiepoging niet slagen.
Tijdens de hartmassage werken er dus twee pompprincipes, de cardiale pomp en de thoracale pomp. Als we heel goed volgens de regels gaan reanimeren bereik je een fractie van de normale circulatie voor de hersenen en het hart, respectievelijk 30 - 40% voor het brein en 10- 20 % voor het hart. Een lange tijdsduur van reanimatie zorgt ook dat de zuurstofvoorziening van het brein steeds verder zal dalen.
We weten nu ook waarom het onzin is als een instructeur roept dat ribben breken tijdens een reanimatiepoging geen probleem is. Een gebroken rib kan de luchtdichte zak lek prikken. Dit is een probleem omdat de druk in de eerder beschreven doos stijgt terwijl we bij de ideale reanimatie een optimale bloedstroom door de longen willen houden en een optimale aderlijke retour zodra we het borstbeen omhoog laten komen.
Optimale reanimatie is moeilijk te bereiken, bij de meeste reanimaties is er sprake van te ondiep indrukken van het borstbeen, een te laag tempo en teveel onderbrekingen. Ook weten we dat bij zowel professionals als bij leken na een minuut vermoeidheid begint toe te slaan waardoor het tempo nog verder daalt en de diepte van de compressie af neemt.