Ik ben net begonnen met het lezen van het Landelijk Ambulance Protocol. De ergenis begint al bij het voorwoord van medisch manager R. de Vos.
Endotracheale intubatie is van groot belang omdat je daardoor de controle over de ademweg krijgt van je patient. De Vos schrijft dit niet in een protocol voor de EHBO-club. Het is een protocol voor de ambulanceverpleegkundige. In Nederland dient iedere ambulanceverpleegkundige een bekwaam persoon te zijn.
Bezuinigen op de ambulancezorg kan door De Vos de bijstand in te trappen.
Misschien wordt het ook tijd om dit soort denigrerende posts gelijk in de prullenbak te gooien??
Om het voorwoord van het LPA te begrijpen is het misschien ook verstandig om de Reanimatierichtlijnen 2010 er op na te slaan. De ERC stelt namelijk precies hetzelfde. De ERC stelt eigenlijk dat er binnen de reanimatiezorg gebruik gemaakt moet worden van een supraglottische luchtweg of masker en ballonbeademing, of intubatie als het een getrainde hulpverlener betreft. Deze aanpassing is gedaan om dat meer en meer duidelijk wordt dat onderbrekingen van de thoraxcompressies de uitkomst van de reanimatie slecht beïnvloeden. Hoe minder handig men is in het uitvoeren van een intubatie des te langer de onderbreking van de BLS.
Alle genoemde wetteksten zijn mooi, maar zij geven slechts het kader aan waarbinnen een ambulanceverpleegkundige werkt. De handelingen die hierboven worden beschreven zijn de voorbehouden handelingen die een ambulanceverpleegkundige mag uitvoeren zonder tussenkomst of ondersteuning van een arts. Daarmee is de bevoegdheid afgegeven. Echter in de praktijk bestaat er ook nog zoiets als de wet BIG die stelt dat mensen ook bekwaam moeten zijn een handeling uit te voeren.
Narcose geven is een voorbehouden handeling aan artsen, dus elke gynaecoloog is gevoegd om anesthesie te geven, echter hij zal het wel uit zijn hoofd laten omdat hij zonder training nooit bekwaam gevonden zal worden.
Zie hier het probleem voor de ambulanceverpleegkundige, zij zijn bevoegd tot het uitvoeren van een intubatie of coniotomie maar hebben nauwelijks de mogelijkheden om hun bekwaamheden op peil te houden. Met een gemiddelde van 10 intubaties per jaar per ambulanceverpleegkundige kunnen we eigenlijk niet spreken van hooggetrainde professionals op het gebied van intubatie. Dat is ook niet erg want verschillende studies met leercurves over deze handeling laten zien dat een dergelijke exposure goed moet zijn voor ca 80% geslaagde intubaties. Het belangrijkste besef moet liggen op de controle van de tube, herkennen van een mislukte intubatie en overgaan op een alternatief plan (supraglottisch/masker en ballon) is essentieel.
Dus stel dat de ambulance verpleegkundigen conform de leercurve presteren dan worden 4 van de 5 reanimatie patienten met een tube beademd en 1 op de 5 met een alternatief. Dat is een mooie score. Altijd nog 4 patiënten meer met een tube dan als we er helemaal vanaf zouden zien.
Om de laatste 20% geslaagde intubaties te behalen is zoveel meer oefening nodig dat dit niet rendabel zou zijn. Zeker gezien het feit dat er geen evidence is voor een betere overleving van een reanimatie met een tube.
Naast de wet BIG is het natuurlijk ook nog eens zo dat het hierbij niet gaat om een routine behandeling. Een aantal voorbehouden handelingen zullen ambulanceverpleegkundigen in hun carriere niet/nauwelijks uitvoeren zoals de (naald)coniotomie. Volgens de wet is iedereen verplicht dat te doen wat hij kan als iemand hulp behoeft. m.a.w. als een ambulanceverpleegkundige bij een stikkende/stervende patiënt zijn enige coniotomie verricht in zijn carriere zal hij dat doen als een noodgreep om iemand niet te laten sterven. Bekwaam en bevoegdheid staan in zulke omstandigheden niet ter discussie.
Een ander voorbeeld hiervan is de prehospitale thoracotomie uitgevoerd door een anesthesioloog. Het zou ondenkbaar zijn dat bij een nog levende patiënt een anesthesioloog aan een dergelijke procedure begint. Immers bevoegd is hij wel dankzij zijn arts zijn, maar bekwaam zeker niet. Echter in het kader van een scherp thoraxletsel (schot- of steekwonden) weten we dat als deze patiënt pre-hospitaal in een reanimatiesetting komt dat de mortaliteit 100% is. In Londen heeft men aangetoond dat door het doen van een thoracotomie op straat er toch nog 10-15% overleving te behalen is afhankelijk van het letsel, met name steekwonden in het hart met een tamponade zouden een goede indicatie zijn. Ergo met de kennis dat zonder ingrijpen de patiënt zeker doodgaat is het gerechtvaardigd dat een anesthesioloog de thoracotomie op straat verricht na training. Belangrijke voorwaarde is dat het inderdaad gaat om een patiënt in reanimatiesetting (dus een eigenlijk al dode patiënt). Doder dan dood kan hij niet gemaakt worden.