Wat mij betreft hoeven ze mij niet op te roepen na zeven mislukte intubatiepogingen. Snij dan zelf de keel open als dat zo duidelijk is omschreven in het functiebesluit. Ik vraag me af waar het staat in het LPA. Daar wordt alleen gesproken over een naaldconiotomie. In de richtlijn voor MMT's staat dat deze handeling verricht moet worden na twee niet succesvolle intubatiepogingen. Bovendien stelt het LPA dat de onmogelijkheid om iemand te intuberen een criterium is om een MMT secundair ter assistentie in te roepen, in casu een MMT arts.
Naar mijn bescheiden mening is het zo duidelijk omschreven (graag correctie als de onderstaande Wet- en regelgeving is gewijzigd). Er wordt niet gesproken over vrijblijvendheid, de deskundigheid wordt van de ambulanceverpleegkundige geëist.
We moeten het probleem niet neerleggen bij de ambulanceverpleegkundige maar bij de opstellers van het protocol, indien het protocol niet stelt dat na een tweede mislukte intubatiepoging de ambulanceverpleegkundige onverwijld dient over te gaan tot het uitvoeren van een coniotomie.
Als het ambulanceprotocol werkelijk voorschrijft dat de ambulanceverpleegkundige een arts moet oproepen als intubatie niet mogelijk is moeten ze de opstellers van het protocol de laan uit sturen. Als je er daadwerkelijk achter komt dat een intubatie niet gaat lukken heb je die tijd niet meer om te wachten.
Het bovenstaande is mijn inziens geen rechtvaardiging om primair bij iedere melding waarbij er mogelijk sprake kan zijn van een lastige intubatie een MMT te alarmeren.
Besluit van 29 oktober 1997, houdende nadere regels inzake deskundigheid van verpleegkundigen, ambulanceverpleegkundigen en mondhygiënisten op het gebied van voorbehouden handelingen (Besluit functionele zelfstandigheid)Artikel 3Onverminderd artikel 2, worden tot het gebied van deskundigheid van de ambulanceverpleegkundige gerekend het zonder toezicht door en tussenkomst van de opdrachtgever:a. toepassen van electieve cardioversie;
b. toepassen van defibrillatie;
c. in- of extuberen van de luchtpijp met een orale of nasale tube;
d. toepassen van drainagepunctie bij een spanningspneumothorax;
e. verrichten van een coniotomieNota van toelichtingDe ambulanceverpleegkundige-opleiding van de Stichting Opleiding en Scholing Ambulancehulp verlening is zodanig ingericht dat de cursist aan het einde van de opleiding in staat is het beroep ambulanceverpleegkundige zelfstandig uit te voeren. Daarbij is de ambulanceverpleegkundige na het volgen van deze opleiding ook deskundig en bekwaam voor het functioneel zelfstandig uitvoeren van bepaalde voorbehouden handelingen.
ln de dagelijkse praktijk werken de ambulanceverpleegkundigen met protocollen. Protocollaire ambulancehulp is een onderdeel van de ambulancezorg. De zorg voor de patiënt zonder het direct uitvoeren van voorbehouden handelingen behoort ook tot de ambulancezorg. De meeste handelingen die door de ambulanceverpleegkundige worden uitgevoerd zijn verpleegkundige handelingen. Daarnaast worden geneeskundige handelingen verricht, waarvan een beperkt aantal tot de voorbehouden handelingen behoren. Het handelen wordt bepaald door het Landelijk Protocol Ambulancehulpverlening van het Nederlands Ambulance Platform en de Stichting Opleiding en Scholing Ambulancehulpverlening. Samenstelling en uitvoering van de protocollen bij de ambulancedienst gebeurt onder verantwoordelijkheid van artsen verbonden aan die ambulancedienst. Aan de hand van de protocollen stellen de ambulanceverpleegkundigen vast welke handelingen vereist zijn. De in een dergelijk protocol opgenomen algemene opdracht hoe in voorkomende situaties te handelen, wordt beschouwd als een opdracht van een arts. In situaties waarin de protocollen niet voorzien is er sprake van handelen in noodsituaties.
De Raad wijst op de bijzondere omstandigheden waaronder ambulanceverpleegkundige voorbehouden handelingen verrichten. Deze bijzondere omstandigheden hebben niet alleen betrekking op het snel en doeltreffend uitvoeren van levensreddende voorbehouden handelingen, maar ook op het feit dat zij zelf bepalen of en zo ja welke voorbehouden handelingen moeten worden uitgevoerd, zonder de aanwezigheid van een arts.
Hierin onderscheiden ze zich van de verpleegkundigen werkzaam in ziekenhuizen op bijvoorbeeld een intensive care afdeling. Laatstgenoemden kunnen zich immers zo nodig verzekeren van tussenkomst en toezicht van een arts. Aangezien de ambulanceverpleegkundige de vereiste specifieke deskundigheid heeft voor het functioneel zelfstandig uitvoeren van de in artikel 3 van dit besluit genoemde voorbehouden handelingen en een dergelijke regeling ook meerwaarde heeft, is besloten om, vooruitlopend op een mogelijke specialismenregeling, ook voor ambulanceverpleegkundigen toepassing te geven aan artikel 39. Het opnemen van een aantal voorbehouden handelingen in onderhavige regeling doet dan ook recht aan de bestaande deskundigheid van ambulanceverpleegkundigen bij het uitvoeren van die handelingen.
Artikelsgewijs:Artikel 3De bijzondere deskundigheid die wordt geëist van de ambulanceverpleegkundige, stelt hoge eisen aan het inzicht in en het nemen van maatregelen die in spoedeisende situaties van levensbelang zijn voor de patiënt. Om over de vereiste deskundigheid te beschikken dient na de initiële opleiding tot verpleegkundige een aanvullende opleiding te worden gevolgd. De Stichting Opleiding en Scholing Ambulancehulpverlening (SOSA) is de enige, door de ambulancesector erkende, opleidingsorganisatie voor de ambulancehulpverlening in Nederland. De SOSA ontwikkelt en beheert de opleidingssystemen voor de ambulancesector, waaronder de post-initiële opleiding tot ambulanceverpleegkundigen. Inmiddels zijn de vakbonden, de Nederlandse Ambulance Vereniging en de Vereniging van Chef/Hoofdverpleegkundigen een samenwerkingsverband aangegaan. De partijen zijn overeengekomen een register van ambulanceverpleegkundige op te zetten en te beheren
Artikel 3Electieve cardioversie is het door middel van toediening van een stroomstoot over de borstkas corrigeren van hartritmestoornissen. Electieve cardioversie wordt genoemd als voorbehouden handeling in artikel 36, negende lid, van de wet.
Defibrillatie is het door middel van een stroomstoot beëindigen van fibrilleren van een ventrikel. Defibrillatie wordt genoemd als voorbehouden handeling in artikel 36, tiende lid, van de wet.
In- en extuberen van een luchtpijp met een orale of nasale tube is het via de mond, in geval van een orale tube, of via de neus, in geval van een nasale tube, in de luchtpijp inbrengen of uit de luchtpijp verwijderen van een buis. Intuberen en extuberen zijn catheterisaties als bedoeld in artikel 36, vierde lid, van de wet.
Een pneumothorax is een ophoping van gas of lucht in de borstholte. Door het aanprikken van de long (bijvoorbeeld door een penetrerend voorwerp of een gebroken rib) ontstaat een luchtlekkage naar de pleuraholte waardoor de normale fysiologie wordt verstoord. Bij een pneumothorax kan een direct levensgevaar ontstaan. Dit gebeurt als bij in- en uitademing ter plaatse van de lekkage in de long een ventielmechanisme optreedt: bij iedere ademteug komt wel lucht in de pleuraholte, maar bij uitademing kan de lucht niet meer via de longen naar buiten. Hierdoor ontstaat er een steeds hogere spanning in de aangedane thoraxhelft (een spanningspneumothorax). In dat geval is het nodig dat de patiënt in de borst wordt gepuncteerd met behulp van een holle naald, teneinde de lucht te doen ontsnappen. De naald dient gedurende het
vervoer niet te worden verwijderd. Deze handeling behoort tot de voorbehouden handelingen van catheterisaties als bedoeld in artikel 36, vierde lid van de wet.
Bij een coniotomie wordt de ademweg vrijgemaakt door middel van het creëren van een opening in het strottehoofd via een dwarse insnijding tussen schild- en ringkraakbeen. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van een speciale daarvoor bestemde coniotomieset. Dit is een heelkundige
handeling als bedoeld in atikel 36, eerste lid, van de wet.