20-06-2013
Vragen van het lid Ouwehand (Partij voor de Dieren) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en aan de staatssecretaris van Economische Zaken over resistente schimmel bij patiënten en in huizen als gevolg van landbouwgif
1. Heeft u kennis genomen van het onderzoek van de Radboud Universiteit [1] waaruit blijkt dat er een nieuwe resistente schimmel is aangetroffen in Nederland, niet alleen bij patiënten maar ook in woonhuizen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
2. Kunt u bevestigen dat deze schimmel verschillende ziekten kan veroorzaken bij de mens, waaronder een zeer ernstige longinfectie bij mensen met een verminderde weerstand, en dat deze patiënten vanwege de resistentie zeer moeilijk te behandelen zijn?
3. Kunt u tevens bevestigen dat dit de tweede resistente schimmel is die de onderzoekers hebben gevonden, en dat beide schimmels zich razendsnel over het land verspreiden? Zo ja, hoe beoordeelt u dit, en welk risico ziet u hierbij voor de volksgezondheid?
4. Is het bekend hoeveel mensen er inmiddels zijn overleden vanwege schimmels die resistent zijn? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit te onderzoeken?
5. Deelt u het vermoeden van de onderzoekers dat de resistente schimmel ontstaat door het gebruik van bestrijdingsmiddelen tegen schimmels in de leefomgeving, zoals bijvoorbeeld bij gewasbescherming in de landbouw? Zo nee, waarom niet en welke wetenschappelijke onderbouwing heeft u hierbij? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
6. Kunt u bevestigen dat ook uit de Nethmap 2012 [2] blijkt dat resistente schimmels een steeds groter probleem wordt, dat bij ongeveer 10% van de patiënten die last hebben van schimmels resistentie wordt aangetroffen, en dat vermoed wordt dat de oorzaak voor de zich verspreidende resistentie het gebruik van azolen in de leefomgeving is?
7. Kunt u bevestigen dat uit de Nethmap blijkt dat de resistentie in de schimmels moleculair sterk lijkt op vijf typen fungiciden die tussen 1990 en 1996 zijn toegelaten op de Nederlandse markt door het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), namelijk tebuconazool, epoxiconazool, difenoconazool, bromuconazool en propiconazool, en dat een oorzakelijk verband tussen de resistentie en het gebruik van deze fungiciden in de landbouw dus zeer waarschijnlijk is? Zo nee, waarom niet, en hoe zit het dan?
8. Kunt u inzicht verschaffen in het totale gebruik van middelen op basis van deze stoffen in Nederland sinds 1990, en kunt u dit correleren aan de ontwikkeling van de resistentie van schimmels? Zo nee, waarom beschikt u niet over deze gegevens, en bent u bereid om op korte termijn hier onderzoek naar uit te voeren?
9. Kunt u bevestigen dat onderzoekers zoals de heer Verweij van het Universitair Medisch Centrum St Radbouw al jaren, in ieder geval sinds 2009, aandacht hebben gevraagd voor dit probleem, en hebben aangedrongen op maatregelen in de landbouw, om dit urgente probleem aan te pakken [3]?
10. Kunt u uiteenzetten hoe u op deze oproepen heeft gereageerd en welke maatregelen u heeft getroffen om de resistentie van schimmels door het gebruik van azolen binnen en buiten de landbouw aan te pakken? Zo nee, waarom niet?
11. Op vragen uit 2010 van mijn fractie over dit onderwerp [4] heeft u toegezegd dat de NVWA onderzoek zou doen naar de resistentie van schimmels en het verband hierbij met het gebruik van azolen binnen en buiten de landbouw, hoe staat het nu met dit onderzoek? Indien dit onderzoek ondertussen is afgerond, waarom is de Kamer daar dan niet over geïnformeerd, conform uw toezegging? Indien dit onderzoek nog niet is afgerond, wanneer zal dat dan wel het geval zijn en waarom heeft dit zolang geduurd?
12. In 2011 heeft u beloofd [5] dat in het Nationaal Actieprogramma (NAP) uiteengezet zou worden hoe u de problematiek van resistentie van schimmels voor azolen in de landbouw zou willen aanpakken, waarom heeft u dit niet gedaan?
13. In 2011 heeft u ook gezegd dat er op Europees niveau een expert meeting georganiseerd zou worden door het Europese Centrum voor infectieziekten (ECDC), waar zou worden gesproken over de relatie tussen de opkomst van deze resistente schimmel en het gebruik van azolen, wat waren de uitkomsten van deze meeting en welke ontwikkelingen hebben zich sindsdien op Europees niveau voorgedaan?
14. Kunt u uitleggen waarom er ook in uw Tweede Nota Duurzame Gewasbescherming geen aandacht wordt geschonken aan de problematiek van resistentie van schimmels voor azolen in de landbouw?
15. Op welke manier wilt u de problematiek van resistentie van schimmels voor azolen in de landbouw (alsnog) gaan aanpakken?
16. Bent u bereid om middelen op basis van tebuconazool, epoxiconazool, difenoconazool, bromuconazool en propiconazool onmiddellijk van de markt te halen en de toelating in te trekken uit het oogpunt van de volksgezondheid? Zo nee, waarom niet? zo ja, op welke termijn en wijze?
17. Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het Notaoverleg over de Tweede Nota Duurzame Gewasbescherming van 1 juli 2013?
1]
http://www.umcn.nl/OverUMCstRadboud/NieuwsEnMedia/archief/2013/juni/Pages/Nieuweresistenteschimmelwoonhuizen.aspx2]
www.swab.nl/swab/cms3.nsf/uploads/E8426668DC9BC944C1257A24006252DE/$FILE/Nethmap_Maran_2012.pdf
3]
http://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2012/6/Bron-schimmelresistentie-in-Nederland-1026884W/4] Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, Aanhangsel 3271
5] KS 28286 nr 536