Ja lijkt op het eerste gezicht tegenstrijdig , maar is het in dit geval kennelijk helemaal niet.
Stroming:
Getuigen terplekken hebben de stroming ervaren/beschreven, dus waarheid.
Stroming ontstaat door wind, verschil in temperatuur, objecten die in de stroom liggen, uitstromende rivieren e.d.
In dit geval strekdam, mogelijk spuien, stremming door de kust etc.
Hoe diep de stroming is hangt af van oorzaak en bovenbeschreven invloeden "van buitenaf".
Het kan dus dat er een ( zeer ) duidelijke stroming is, maar 3 meter dieper niet of zelfs tegengesteld.
Drijfvermogen:
Als ik in het zwembad 2/3 e van mijn maximale inademing , uitadem, dan zak ik langzaam naar de bodem en blijf daar liggen.
Bij dit ongeval lijkt het logisch dat de drenkeling veel van zijn ingeademde lucht is kwijtgeraakt en mogelijk zelfs vervangen door water.
(hij kon mogelijk niet zwemmen) Zijn drijfvermogen was(werd) zeer negatief, hij moet toen snel gezonken zijn.
Op het moment dat hij onder de stroming komt zakt hij alleen nog maar naar beneden.
Daarnaast zit er natuurlijk altijd een foutmarge in de exacte plaats waar hij te water gegaan is, t.o.v. de vindplaats.
Maar in dit geval lijken ze dicht bijelkaar en moet je dus concluderen dat ondanks de aanwezige stroming deze weinig ( korte tijd ) invloed heeft gehad. Maar zoiets weet je nooit vooruit!!
Er werden twee inschattingen gemaakt : a.de stroomsnelheid en b.de locatie vindplek ten opzichte van de plek waar de jongen te water is geraakt.
Beide inschattingen logischerwijze met een behoorlijke marge.
Beide inschattingen kunnen dan in de praktijk ook best wel kloppen.
Maar in theorie kun je als je in stevig stromend water terecht bent gekomen nooit op dezelfde plek worden gevonden als je te water bent geraakt, vandaar de kanttekening.
Even ter toelichting.
Een lichaam in stromend water onder water ondervindt drie krachten :
1.De zwaartekracht.
2.De opdrijvend kracht, het gewicht van de hoeveelheid water die door het lichaam wordt verplaatst.
3.De kracht van het water met een snelheid v2 op het lichaam.(horizontale weerstand van het lichaam,)
Als 1 groter is dan 2 dan zakt het lichaam naar beneden met een snelheid v1.
(N.B. In het geval van een menselijk lichaam zal de resultante van 1 en 2 in de orde van 20 kg zijn.)
Het lichaam wordt dus verplaatst onder invloed van twee krachten, een verticale en een horizontale kracht.
Waar het lichaam uiteindelijk op de bodem terecht komt is afhankelijk van :
-de waterdiepte, afstand verticale verplaatsing, de verticale snelheid (afhankelijk van de verticale versnellingskracht en de "verticale weerstand" van het lichaam)
-de relatieve stroomsnelheid die voor een horizontale versnelling van het lichaam zorgt
De horizontale verplaatsing is onder invloed van twee krachten, de verticale en de horizontale en wordt bepaald door de resultante van deze krachten en de waterdiepte.