0 gebruikers (en 3 gasten bekijken dit topic.
maandag 1 september 2014Er zijn mensen in ons surveillancegebied die je altijd op straat ziet. Zodra er een incident is staan ze met hun neus vooraan en bemoeien zich overal mee. Je hebt dan eigenlijk twee soorten die op komen dagen, de goeie en de slechte. Van de goeie hebben we vaak niet zo’n last, daar krijgen we nog wel eens tips van.We hebben de scannerrijders (tegenwoordig P2000), zoals Michel, die op z'n brommertje steevast meerijdt naar meldingen. Hij maakt dan stiekem foto's van onze acties, maar geeft ook tips aan ons van mogelijke verdachten in de omgeving.Zo hebben we ook Bertus uit de B-straat, gelegen in de slechtste wijk van Rotterdam-Zuid. Bertus is zo’n goeie, helaas is hij wel alcoholist. Bertus is alleenstaand en heeft heel weinig familie of vrienden. Bertus beschouwt ons als ZIJN vrienden.Bertus heeft het directe telefoonnummer van de wachtcommandant van bureau Zuidplein en belt ons, soms tot overmaat van ramp, regelmatig met zijn hese stem op als hij weer wat gezien heeft op het gebied van drugs en wapens. Vooral als hij niet al teveel alcohol op heeft trekken we zijn tips na, maar als hij lallend belt houden we hem straal voor de gek net zo lang tot hij ophangt of wij de hoorn erop gooien. Bertus doet dan of hij boos wordt, maar we weten dat hij de aandacht, die hij krijgt, geweldig vindt.‘s Nachts om 03.00 uur belt hij weer eens op, al wauwelend, en meldt dat hij vlammetjes aan de overzijde bij de buren ziet. Ik zet hem op de luidspreker, zodat de aanwezige collega’s mee kunnen luisteren, en vraag hem met een eveneens hese stem of het oranje vlammetjes zijn of vlammetjes uit de frituurpan. Vervolgens roep ik naar Bertus dat het tijd wordt om zijn pyjama aan te doen en te gaan slapen en hang op. Maar Bertus blijft achter elkaar bellen, iets wat hij nooit doet. Ondanks dat hij weer aardig onder invloed lijkt, klinkt zijn stem toch wel serieus. Ik beloof dat we komen en we rijden toch wel met gezwinde spoed naar het adres toe. Bertus staat in zijn onderbroek op straat heftig te gebaren naar het pand aan de overkant en we zien inderdaad vlammen op de begane grond in de woonkamer van de woning. We verzoeken de meldkamer onmiddellijk om de brandweer te sturen.We trappen de deur van de woning open en roepen of er mensen aanwezig zijn. Van boven van de trap komt er een man in nachtkleding aangewaggeld, die halverwege de trap blijft staan. We vragen of er nog meer mensen in de woning aanwezig zijn en het blijkt dat zijn vrouw nog op bed ligt. Hij vraagt wat er aan de hand is en we schreeuwen dat hij onmiddellijk zijn vrouw uit bed moet halen en naar buiten moet komen omdat zijn woonkamer in de fik staat. Hij staat ons zo schaapachtig aan te kijken dat mijn collega hem opzij duwt, de trap opstormt en de vrouw uit bed trommelt. Na korte tijd staan de man en zijn vrouw klappertandend op straat. Bertus is echt boos op ons, omdat wij hem niet wilden geloven. Niet zo gek natuurlijk, maar deze keer heeft hij echt gelijk en we bieden onze excuses aan.Nog geen 5 minuten later slaan de vlammen uit het pand en is ook de weg naar de bovenverdieping geblokkeerd door het vuur. We besluiten om Bertus eens in het zonnetje te zetten en bellen stiekem Radio Rijnmond. De volgende dag wordt Bertus als een held door radio Rijnmond geïnterviewd. Hij heeft het dubbel en dwars verdiend en we hebben echt ons best gedaan om ons icoon in het zonnetje te zetten. Ik voorzie Bertus van een lekkere doos sigaren en hij glundert van oor tot oor.Hierna gaat alles weer op de oude voet verder, totdat we Bertus enige dagen niet zien. Dat is vreemd, dus gaan de collega’s poolshoogte nemen. Ze trappen de deur eruit en Bertus ligt dood op bed. Ik hoor dat Bertus overleden is en begraven zal worden op de Zuiderbegraafplaats. Gebruikelijk is het niet echt, maar op de dag van zijn begrafenis rij ik samen met een collega, in uniform, naar de kapel van de begraafplaats, waar we de afscheidsdienst bijwonen. Wat is de weinige familie blij om te horen dat we toch trots zijn op onze Bertus, ondanks de vele loze telefoontjes naar de wachtcommandant. We hebben het daarna nog vaak over Bertus gehad en eigenlijk missen we hem toch best wel….
maandag 15 september 2014Je wordt er soms niet goed van. Meldingen van aanrijdingen, waarbij de veroorzaker is doorgereden. De mentaliteit van bestuurders is dikwijls ver beneden peil. Dit wordt mede veroorzaakt door de zogenaamde no-claim regeling, waardoor de veroorzaker van een aanrijding stijgt in premie. Maar het meest schrijnende is wanneer men een aanrijding met letsel veroorzaakt en het slachtoffer in hulpeloze toestand achterlaat.Vannacht ben ik brigadier van dienst en neem ik Pieter mee. Pieter is directeur van een basisschool en wil graag een dienst meedraaien om het politiewerk van dichtbij mee te maken. Uiteraard kan ik hem niet beloven dat het een spannende dienst gaat worden. Aan het begin van elke dienst weet je nooit wat je te wachten staat, een ogenschijnlijk saaie dienst kan uitmonden in een gevecht voor je leven. Ik geef aan Pieter een steek/kogelwerend vest, om onder zijn trui te dragen.Bij aanvang van een dienst hebben we altijd een briefing, waarbij de belangrijkste problemen besproken worden en aandachtspunten aan de orde komen die mogelijk in de komende dienst gaan spelen. Hierbij moet je denken aan overlastgevende plekken of personen in de wijk en kentekens van verdachte voertuigen die getoond worden met alle informatie erbij.Pieter zit in ieder geval al met grote ogen te kijken naar het scherm, want zo op het eerste gezicht lijkt het wel of het tijdens deze dienst oorlog wordt.We nemen diverse meldingen voor onze rekening van geluidsoverlast, waarbij de muziek wel erg hard staat. Zo komen we ook terecht bij een (meiden)studentenfeest en worden we ingesloten door een hele horde meiden die met ons op de foto willen. We vragen de hoofdbewoner om de muziek wat zachter te zetten, anders volgt een proces-verbaal en ‘vluchten’ de woning uit.Dan volgt een melding van een huiselijk geweld, waarbij een vrouw door haar ex-man tot bloedens toe geslagen is. We stappen de woning binnen en zien veel bloed. De vrouw is hevig toegetakeld en haar ex-man heeft de woning inmiddels verlaten. Als we met haar staan te praten hoor ik gestommel in het trappenhuis. Ik vlieg langs Pieter heen en zie nog net dat een manspersoon, die voldoet aan het signalement van de ex-man, voorbij loopt. Hij bleek zich bij onze komst verstopt te hebben boven in het trappenhuis en wilde nu ontsnappen. Ik ‘frommel’ hem tegen de muur met enige dwang en plaats hem in de boeien. Het verbaasde hoofd van Pieter verschijnt bij de voordeur. “Ik heb ‘m!” roep ik naar hem. Na de nodige administratie is het al 03.00 uur als in het centrum in Rotterdam een melding valt van een auto, die met hoge snelheid, een meisje geschept heeft. Het meisje is op de motorkap van de auto terecht gekomen, daarna door de lucht gevlogen en op het wegdek gesmakt. De bestuurder rijdt door en laat het meisje zwaar gewond achter. Veel getuigen hebben het ongeval zien gebeuren en zijn in shock. Het moet er vreselijk uit zien. Door de politiemensen en de meldkamer wordt alles op alles gezet om de bestuurder te pakken. Wat je dan ziet is dat de meldkamer overspoelt wordt met informatie van veel bellers, die allemaal zeker weten wat voor auto ze gezien hebben. Het zou moeten gaan om een zwarte Mercedes met taxikentekenplaten, een donkere BMW met een Belgisch kenteken of een zwarte Audi. Het traumateam arriveert met de traumaheli en er wordt voor het leven gevochten van het meisje. Mijn eerste reactie tegen Pieter is dat ik die graag zou willen pakken. Maar waar moet je gaan zoeken als niet eens bekend is wat voor type auto het is en onbekend is wat het kenteken is? Nou geloof me, ik heb die nacht nog nooit zoveel donkere BMW's, Mercedessen en Audi's voorbij zien rijden.Uit ervaring weet ik wel dat, wanneer iemand geschept is, meestal de voorruit verbrijzeld wordt van de auto. Er moeten dus duidelijk sporen zijn op de auto van een aanrijding. We nemen een tactische positie in en wachten af. Geduld is een schone zaak, hoewel lang wachten voor een politieagent best moeilijk is, omdat je graag in beweging bent.Na anderhalf uur wachten besluiten we om onze positie te verlaten, maar toch blijft het aan me knagen. Ik heb het vermoeden dat hij zich ergens verborgen heeft en straks zijn schuilplaats zal verlaten. Na een korte pitstop besluit ik om even naar het centrum te rijden en van de plaats van het ongeval een denkbeeldige richting te bekijken. Ik verplaats mij in de verdachte en bedenk waar ik in paniek naar toe gereden zou zijn. We rijden richting de havens en rijden daar een rondje. Ik besluit ik om toch weer even naar onze eerste positie te rijden, omdat de ochtend begint te gloren en ik het vermoeden heb dat de bestuurder, voordat het licht wordt, uit zijn schuilplaats komt.Op weg naar deze positie waan ik spoken te zien. Ik geloof niet in toeval, maar ons komt een donkere auto tegemoet, waarvan ik toch echt meen in het licht van de straatlantaarn te zien dat de voorruit verbrijzeld is. Tijdens het passeren geef ik Pieter een enorme stomp en ik schreeuw: “Dat is ‘m!!” Pieter zit me met grote ogen aan te kijken als ik een enorme ruk aan mijn stuur geef en de dienstauto met gillende banden draai. Mijn adrenalinepeil wordt torenhoog en ik zet de achtervolging in. De bestuurder rijdt als een waanzinnige, maar wordt beperkt in zijn zicht door de verbrijzelde ruit. Zijn hoofd steekt door het geopende portierraam en op die manier bestuurt hij de auto. Ik zeg tegen Pieter dat hij zich moet voorbereiden op een achtervolging, waarbij ik mogelijk de auto ga rammen. Ik ben vastbesloten om, hoe dan ook, de bestuurder tot stoppen te dwingen. Het kan me op dat moment niet schelen of ik de hele dienstauto aan gort rijd, als we hem maar kunnen aanhouden. Ik zie dat Pieter zich met beide handen krampachtig aan de deurgreep en middenconsole vasthoudt.Nadat ik het zwaailicht, de sirene en het stopbord heb aangezet lijkt de bestuurder zachter te gaan rijden en een parallelweg op te rijden. Ik ga links naast hem rijden en dwing hem de parallelweg op. Maar plotseling stuurt hij naar links en wil toch weer de hoofdrijbaan oprijden. Ik snijd hem echter af en wacht op de botsing, maar hij geeft zich gewonnen en rijdt de parallelweg op, langzaam rijdend. Ik volg hem opnieuw en weet mij weer links van de auto te wringen en snijd hem opnieuw. We hebben oogcontact en woest kijk ik de bestuurder aan. Hij stopt en zet hem in een parkeervak. Omdat ik niet zeker weet of hij weer gaat rijden, rijd ik een klein stukje achteruit en zet groot licht op de auto. Ik pak de megafoon en schreeuw dat hij de sleutels van het voertuig naar buiten moet gooien en beide handen naar buiten moet steken. Gedwee volgt hij mijn instructies op. Ik geef Pieter wederom een stomp en sommeer dat hij onmiddelijk uit moet stappen en op afstand moet gaan staan. Dan spring ik uit de auto, benader de bestuurder en grijp beiden handen stevig vast. Uiteindelijk trek ik hem uit zijn auto, boei hem en leg hem op de grond. Het eerste wat de verdachte zegt is dat het hem spijt dat hij doorgereden is na de aanrijding met het meisje, maar dat hij in paniek was. Ik ruik een sterke dranklucht en weet eigenlijk al voldoende.Dan pas komt het besef dat het misschien handig is om de meldkamer te roepen. Ik geef een urgente spraakoproep aan de meldkamer. Kok, van de meldkamer vraagt: “10.10 met een urgente spraakoproep!”. Al hijgend zeg ik: “Meldkamer, ik heb ‘m!” Het blijft even stil, maar Kok snapt onmiddellijk waar ik het over heb. Hij vraagt of ik de auto staande heb en de verdachte aangehouden heb, waarop ik bevestigend antwoord. Hij vraagt of ik er zeker van ben dat ik de juiste verdachte gevangen heb, waarop ik antwoord dat ik mijn schoen opvreet als het niet waar is.Inmiddels is Pieter ook uit de dienstauto gekomen en komt bij mij staan. Hij glundert ver tot over zijn oren en vindt het helemaal geweldig. Dan komen overal de ‘toeters en bellen’ vandaan. Boudewijn, de chef van dienst, is als eerste ter plaatse en feliciteert me. Het begint op een reünie te lijken, want zelfs Wobbe, de chef van dienst van district Oost komt ter plaatse en feliciteert me ook. We zijn blij met z’n allen dat de verdachte gevangen is, het maakt op zo’n moment totaal niet uit welke collega het doet. De buurtbewoners zijn overigens niet zo blij, want er steken veel verwarde hoofden uit de ramen.Duidelijk is te zien waar het meisje de auto geraakt heeft. Haar lange haren zitten als stille getuigen in de versplinterde ruit. Deze zijn door het breken van de voorruit uit haar hoofd getrokken. Inmiddels is het 06:30 uur als de auto van de verdachte door de takeldienst wordt opgehaald voor een reconstructie op de plaats van het ongeval. Pieter rijdt met Boudewijn mee om getuige te zijn van de reconstructie. Na afloop krijg ik van Pieter een drijfnat steek/kogeldwerend vest terug. Ik vraag of ik de kachel in de auto iets minder had moeten zetten, waarop hij een misprijzend gezicht naar me trekt. Hij vertelt dat hij mishandeld is door mijn gestomp en aangifte te willen doen. Uiteindelijk ben ik om 11:00 uur thuis en kan eindelijk slapen.Pieter bleek na zijn thuiskomst helemaal niet te kunnen slapen. In geuren en kleuren had hij aan zijn vrouw verteld, wat hij allemaal meegemaakt had. Hij vond het indrukwekkend, spannend en geweldig. Het is toch iets anders als voor de klas staan, hoewel ik daar bewondering voor heb en zweetdruppels van zou krijgen.Soms moet je in je werk geluk hebben, hoewel de aanleiding heel wat minder prettig is in dit geval.
maandag 15 september 2014Met ons team (zie blog 'kind ontvoerd' 2 dec 2013) hebben we bijna elke dienst prijs. Veel (over)uren draaien met als hoofdmoot veel drugsdealers, vuurwapens en gevaarlijke verdachten pakken.Nu hebben we de laatste tijd veel last van een jongeman, een Fransman, die de plaatselijke junken op diverse locaties van de nodige drugs voorziet. Het trekt behoorlijk wat junken aan in onze wijk, met als gevolg dat er veel auto-inbraken en woninginbraken zijn. Hij, ik zal hem François noemen, schijnt over behoorlijke hoeveelheden drugs te beschikken, maar als we hem willen aanhouden ontspringt hij telkens de dans.Als we hem denken te hebben, springt hij dwars door de ruit heen (oud pand met enkel glas) vanaf de eerste etage in de tuin en ontkomt. Een normaal mens zou vol met snijwonden zitten of botbreuken hebben, maar gekomen in de tuin ontbreekt van hem elk spoor. Dan krijgen we een tip dat François op de derde etage van een flat in de B straat zou verblijven en daar voor veel overlast zorgt in het portiek.Om dit eerst in kaart te brengen zoeken we in de omgeving naar leegstaande woningen waarvandaan we zicht kunnen krijgen op deze woning. Dit blijkt nog niet zo makkelijk te zijn, dus gaan we eerst eens even een kijkje bij de woning nemen. We hebben in de loop der tijd veel werkkleding en klusmateriaal verzameld, dus verkleed als loodgieters met gereedschapskoffers in onze hand kloppen we op een ochtend op de deur van het pand.Na lang kloppen wordt er opengedaan door een voor ons onbekende Franssprekende jongeman. Tja, daar staan we dan met zijn tweeën, terwijl je verwacht had dat er een Nederlandssprekende persoon de deur zou openen. Het beste frans wat we allebei kunnen spreken is politietaal, maar om nou uit te leggen dat we een kijkje willen nemen op het balkon om de regenpijp te repareren lukt ons niet.We vertrekken weer en besluiten om de volgende dag in de avond te gaan posten om te kijken wat voor ‘verkeer’ er op een avond langskomt.Het pand blijkt inderdaad druk bezocht te worden door drugstoeristen, dus er moet toch wel een behoorlijke hoeveelheid drugs aanwezig zijn.Die avond verschijnt er omstreeks 22:00 uur een peperdure BMW die voor de deur van het portiek wordt geparkeerd. François stapt uit met een flinke sporttas en gaat naar binnen. Binnen korte tijd hangen we onze oorlogsuitrusting om en bereiden een ‘instap’ voor.Met een team van acht man gaan we richting het pand. Twee van ons team vatten post aan de achterzijde van het pand. Ondanks dat de woning op de derde etage gelegen is met alleen een balkon weet je het nooit. Een kat in het nauw maakt rare sprongen en dat blijkt achteraf ook wel.Met zes man betreden we het portiek en stormen de trap op naar de bovenste etage. Ik heb de ram, een ijzeren massieve pijp van 20 kilo met twee handvatten, in mijn hand en ram ongenadig hard op het slot van de deur. In tegenstelling tot waar wij op rekenen gaat de deur niet open, maar veert telkens terug. Grote klappen klinken in het trappenhuis, maar de deur gaat niet kapot.Van het vele rammen met dat zware ding wordt je echt wel moe, dus neemt een collega het over. Deze ramt zo hard op het midden van de deur dat deze in tweeën splijt. We stormen naar binnen en zien dat er vier personen in het huis aanwezig zijn. Daarbij is ook de jongeman die we de dag ervoor als loodgieters aangesproken hebben.We doorzoeken het hele huis, maar vinden François niet. Wel zien we dat men bezig is geweest om zoveel mogelijk drugs door de wc te spoelen, gezien de klonters in de toiletpot en de verpakkingsmaterialen die er om heen liggen.Via onze verbindingsmiddelen horen we dat collega’s een man hebben gezien op het balkon van de woning waar we zojuist zijn binnengevallen.We zien dat de balkondeur inderdaad openstaat. Een collega loopt het balkon op en ziet op dat moment een schim achter een kast, die op het balkon staat, aan de regenpijp hangen. Nu zijn regenpijpen sowieso niet bedoeld om aan te hangen, maar de kwaliteit van de regenpijpen van deze oude panden zijn erg slecht. François blijkt aan de regenpijp te hangen en voordat de collega hem kan beetpakken breekt deze af en valt hij naar beneden.Het gevolg is een doffe klap in de donkere tuin, gevolgd door gekreun.Ik sta inmiddels naast de collega en schijn met mijn lamp de tuin in. Op de grond kruipt François inmiddels naar de achterzijde van de tuin. De collega’s, die over de schutting zijn geklommen, ‘ontfermen’ zich over hem.Wij houden de vier verdachten in de woonkamer aan en brengen deze naar de inmiddels gearriveerde busjes, die ze transporteren naar bureau Zuidplein.We horen van de collega’s dat François behoorlijk gewond is aan zijn been. Ze vragen ons om een ambulance ter plaatse te laten komen. Verder verzoeken ze ons om te proberen de bewoners op de begane grond wakker te maken, zodat we via hun huis toegang kunnen krijgen tot de tuin. Het blijkt dat er geen achteruitgang is in de tuin en het ambulancepersoneel er anders niet bij kan komen.We bonzen op de voordeur van de benedenwoning en er wordt opengedaan door een ouder echtpaar. Deze kijken nogal verschrikt, wat natuurlijk logisch is.We vertellen in het kort wat er aan de hand is en vragen hen om toegang tot de tuin.François blijkt een open botbreuk aan zijn rechterbeen te hebben.Als de ambulance arriveert, blijkt de brancard niet door de smalle gangen van de woning te passen, zodat François vanuit de tuin door het huis getild moet worden. Uiteraard krijgt de verdachte eerst een flinke verdoving.Wat voor goedje het is weet ik niet, maar na de toediening werkt het zo goed dat de verdachte begint te zingen. Als we hem door het huis heen slepen kijkt het oudere echtpaar verbijsterd toe. François zingt uit volle borst: “Vive la France!; Vive Hollandia; Hup Holland hup!”. Daarna begint hij “We are the champions” te zingen tot in de ambulance aan toe. We liggen helemaal in een deuk tijdens het sjouwen. Het bot van zijn onderbeen steekt eruit en hij zingt de sterren van de hemel.Na drie dagen zitten we in verhoor met François. Hij ziet er een stuk slechter uit en zingt een toontje lager. Met een van pijn verwrongen gezicht is hij weer de oude. Hij wenst niets te verklaren en te zeggen, dan alleen dat hij veel pijn heeft. Ik heb geen medelijden met hem, want ik weet dat de ellende door blijft gaan, zodra hij weer op de been is.
maandag 27 oktober 2014Buiten onze geweldsmiddelen die wij bij ons dragen, zoals pepperspray, wapenstok en vuurwapen kunnen wij bij ernstige en/of geweldsincidenten een beroep doen op een diensthondgeleider, ook wel hondenman genaamd. De hond van een diensthondgeleider is speciaal getraind voor politiewerk en gecertificeerd. De diensthondgeleider is een politieagent die dagelijks met zijn/haar hond bezig is, zodat beiden op elkaar ingespeeld zijn. Dit is een waardevolle aanvulling voor ons als politieagenten op straat.François verdwijnt enkele maanden uit ons beeld, omdat hij een gevangenisstraf moet uitzitten vanwege zijn drugsdelicten. Maar opnieuw vervalt hij in zijn oude praktijken, het verkopen van drugs. We krijgen een melding van bewoners van de A straat, dat bij hun buren het een komen en gaan is van mensen. Dit gaat ook midden in de nacht door wat zou kunnen duiden op een pand van waaruit drugs verkocht wordt. We besluiten de woning een tijdje te gaan observeren. Tot onze verbazing zien we een bekende jongeman de deur uitkomen. Het is François die weer op vrije voeten is. Na enkele dagen komen we tot de conclusie dat hij de ‘bewoner’ is van het pand en weer flink in de ‘handel’ zit. Telkens als hij de voordeur verlaat of weer binnengaat, zien we dat hij zeer spichtig om zich heen kijkt, bang voor zijn belagers, wij dus. We bereiden een inval voor en wachten tot er weer grote tassen naar binnen gedragen worden. Maar vreemd genoeg blijft dit uit. We stellen de inval uit en gaan investeren in het volgen van François. Het blijkt heel lastig te zijn, omdat hij gebruik maakt van meerdere auto’s, die verspreid in de wijk staan. We weten uiteindelijk dat hij naar een andere woning in de X straat gaat en na observatie blijkt hij hier zijn ‘pakhuis’ te hebben. Vanuit deze woning brengt hij steeds kleine hoeveelheden drugs naar de andere woning toe om zo te voorkomen dat bij een aanhouding heel zijn voorraad wordt aangetroffen. We zijn in opperste paraatheid om in actie te komen. Dan gaat het hart van een collega van ons team heel hard kloppen. Als observant van het pand in de X straat, komt er een dure auto aangereden van waaruit enkele grote tassen de ‘woning’ worden ingedragen. Het gaat allemaal heel snel, dus we moeten snel zijn. Enkele auto’s, bemand met teamleden volgen deze auto en voeren een zogenaamde autoprocedure uit. Een snelle procedure, waarbij de inzittende, voordat deze het weet, geboeid op de achterbank van ons voertuig ligt. De auto van de verdachte wordt meegenomen. Inmiddels ziet onze observant dat François zijn ‘pakhuis’ verlaat. Uiteindelijk zien we hem de woning aan de A straat weer binnen gaan. Ons team maakt zich klaar voor de volgende inval, het ‘pakhuis’. Er blijkt hier niemand aanwezig te zijn, maar we vinden wel, na grondig zoeken, zeker twintig kilo cocaïne, ruim vijftigduizend euro en een doorgeladen pistool. Dat zou kunnen betekenen dat François ook gewapend is.We moeten snel actie ondernemen en de woning aan de A straat binnenvallen, waar François nu binnenzit. Aangezien François vluchtgevaarlijk is en mogelijk vuurwapengevaarlijk, vragen we een hondenman ter plaatse.Kees van de hondenbrigade komt ter plaatse en hoort ons verhaal aan. Laat Kees nou net zijn laatste werkweek hebben als diensthondgeleider en een hele felle diensthond hebben. Sommige diensthonden kunnen nog eens aardig zijn, maar deze staat bekend als een echte bijter. We zien Kees zijn ogen gaan glimmen als we hem vertellen dat we haast zeker weten dat François zal gaan vluchten door de tuinen.Via de buren regelen we dat er een collega op het balkon van hen komt te staan. Op die manier zal François er niet voor kiezen om via het dak te gaan maar via de tuin. In de zijstraat waar de brandgang uitkomt, zetten we ook collega’s neer, zodat daar ook de weg voor hem versperd wordt. Ik loop met Kees en zijn hond mee. We gaan via de brandgang naar de tuin van de woning van François toe en nemen een strategische positie in. Dan kan het feest gaan beginnen.Ons team aan de voorkant begint op de voordeur te rammen. Zoals verwacht is deze weer gebarricadeerd en nog geen paar seconden later vliegt de balkondeur open en verschijnt François op het balkon. “Politie, blijf staan!” schreeuwt mijn collega en Francois vliegt weer naar binnen. Hij ziet het kennelijk niet zitten om deze keer weer via de regenpijp naar beneden te gaan. Ondertussen klinken grote klappen op de voordeur en wordt de voorruit door ons team eruit geslagen. De achterdeur vliegt open en Francois rent naar de brandgang en rent richting de uitgang aan de zijstraat. Daar schreeuwt ook een collega dat hij moet blijven staan. Tja, en wie niet horen wil moet dan maar voelen. Francois rent terug de brandgang in en ondanks waarschuwingen van Kees blijft hij doorrennen. De diensthond vliegt hem achterna en uit alle macht weet Francois nog het hekwerk te bereiken aan de andere kant van de brandgang. Hij springt op het hekwerk met punten en blijft met zijn broeksriem steken aan de scherpe punten. Ongenadig hapt de diensthond in zijn onderbeen, het been wat zo mooi weer geheeld was. Er klettert iets op de grond wat uit de broeksband van Francois valt. Het blijkt een vuurwapen te zijn wat hij bij zich had. Doordat François blijft hangen aan het hekwerk scheurt de 40 kilo zware diensthond van Kees de kuit van hem er zowat af, voordat Kees erbij is. Het ziet er niet best uit, hij gilt van de pijn. Wij hebben in ieder geval geluk gehad dat we niet beschoten zijn door François en verzoeken een ambulance ter plaatse. Dit keer klinkt er geen ‘Vive la France’ maar veel gekerm. In het ziekenhuis vraagt de arts of er een granaat tegen het been van François is ontploft. Droogjes antwoordt mijn collega dat er een vriendelijke diensthond in heeft gehapt. Verbaasd kijkt de arts hem aan en vraagt of we ook tijgers in dienst hebben.François zal nooit meer normaal kunnen lopen en verblijft enkele weken in het ziekenhuis, vanwaar hij naar de gevangenis gaat. Hij krijgt enkele jaren gevangenisstraf en zal niet meer terugkeren bij ons in de wijk, omdat zijn schuldeisers hem zeker gaan zoeken en (nog) minder humaan voor hem zullen zijn. Kees was trots op zijn trouwe viervoeter en kon terugkijken op een mooie laatste inzet.
maandag 10 november 2014Soms vragen mensen of er nog dingen zijn die mij altijd bijgebleven zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik nergens vreemd meer van op kijk. Voor een schrikbarend hoog aantal hulpverleners is het meemaken van heftige gebeurtenissen onverteerbaar. Bij deze collega’s komt de emmer vol te zitten en ze belanden thuis met PTSS (Post Traumatische Stress Stoornis). Ik kan mij er iets bij voorstellen, omdat sommige incidenten ook mij heftig aangegrepen hebben.Huiselijk geweld is iets vreselijks, waar we helaas bijna elke dienst mee te maken krijgen. In je veilige leefomgeving je niet veilig voelen. Partners slaan elkaar soms bijna letterlijk de hersens in om luttele zaken. Ik kan mij in sommige situaties soms best voorstellen als bijvoorbeeld één van de partners tot het uiterste gedreven wordt door de andere partner en de stoppen bij hem of haar doorslaan. Maar wat ik niet begrijp is dat hij/zij dan vervolgens zijn/haar woede botviert op het lichaam van zijn/haar partner. Ik zeg altijd dat je bij zo een woede beter het Zuiderpark tien keer kan rondrennen of een hakbijl nemen en een boomstam tot luciferhoutjes slaat en dan rustig bedenkt of de relatie nog zin heeft. Bij mishandeling tast je de lichamelijke integriteit van iemand aan waardoor hij/zij zowel lichamelijk als geestelijk onherstelbaar beschadigd raakt. Bij mishandeling is de vertrouwensband weg en regeert men uit angst. Angst dat hij/zij weer toeslaat, dus worden bewust (positieve) confrontaties vermeden. Vaak vindt huiselijk geweld plaats nadat één of beide partijen alcohol of drugs gebruikt heeft. Men kan dan vaak niet meer realistisch nadenken.We krijgen een melding dat iemand ijselijk gegil heeft gehoord in de woning van de buren. Het is een bekend adres waar we al vaker zijn geweest de laatste tijd. Er woont een gezin, bestaande uit vader Kees, moeder Truus en Mien, een kind van een jaar of vier oud. Kees en Truus zijn allebei werkloos en leven van een uitkering. Ze zijn allebei alcoholist en hebben een zogenaamde knipperlichtrelatie. Het gaat een tijd goed en dan gaat het weer mis in de relatie. Truus gaat dan met Mien een tijd weg naar familie, maar komt vervolgens weer terug en trekt weer bij Kees in. Ondanks de vele gesprekken van de collega’s en instanties blijft Truus terugkomen. Kees wordt enkele keren aangehouden voor mishandeling van Truus en het gaat van kwaad tot erger. Truus weigert telkens aangifte te doen, omdat Kees toch nog zo ‘lief ‘ is.We komen ter plaatse en horen eigenlijk niets, dan alleen het brabbelen van Mien die kennelijk aan het spelen is. We kunnen niet in de woning kijken, dan alleen door de brievenbus. Normaal gesproken zou je zeggen dat we gewoon onze weg weer kunnen vervolgen, omdat het ogenschijnlijk rustig is. Maar gezien de informatie uit het verleden, besluiten we om aan te bellen. Er wordt niet op aanbellen gereageerd, dus besluiten we om gewoon stevig op de deur te bonzen. We horen kleine Mien aan komen lopen en we kijken samen, op onze hurken door de brievenbus. Dan slaat de schrik ons om het hart. We zien, als kleine Mien komt aanlopen, dat ze onder het bloed zit. Ze zet haar vinger tegen haar lippen en zegt : Sstt, mammie slaapt!Dit is foute boel flitst het door me heen, we moeten zo snel mogelijk naar binnen. Ik zeg tegen Mien dat ze naar mammie toe moet gaan en haar even wakker moet maken, om haar zodoende bij de deur weg te krijgen. Mien dribbelt de gang weer in en hetzelfde moment trapt mijn collega met een paar ferme trappen de deur in. We vliegen de kamer binnen en zien het verschrikkelijke. Truus ligt achterover op de grond, tussen de bank en het raamkozijn gevallen. Haar hele gezicht is bedekt met bloed en er zitten wrijfsporen over het hele gezicht, kennelijk doordat kleine Mien over het gezicht van haar moeder aan het wrijven is geweest. Een grote vaas ligt half aan scherven naast haar hoofd. Ze is kennelijk de hersens ingeslagen met de vaas, flitst het door mij heen. Het is een grote chaos in de kamer. Ik ga op zoek naar Kees en voor ik bij de slaapkamer ben, komt deze waggelend de slaapkamer uit. Hij zegt nog wauwelend : “Het is dat t***wijf haar eigen schuld!”.In een flits geef ik hem een trap, zodat hij achterwaarts de slaapkamer in valt. Mijn collega, die achter mij aan was gelopen, duikt boven op hem en binnen korte tijd ligt Kees geboeid op de grond. We verzoeken onmiddellijk met spoed om assistentie van collega’s en vragen tevens om een ambulance. Ik ga bij Truus kijken, maar het ziet er niet goed uit. Ze heeft een snurkende ademhaling en heeft flinke verwondingen aan haar hoofd. We komen eigenlijk handen tekort, want mijn collega houdt Kees onder controle en ik moet ook Mien nog in de gaten houden. Gelukkig arriveren de collega’s, die aan mijn stem wel gehoord hebben dat het ernst is, binnen korte tijd en kunnen we Kees aan hen overdragen. Mien zit inmiddels weer bij haar moeder en wil weer knuffelen met haar, dus moet ik haar wegtrekken. Tot overmaat van ramp begint ze te huilen dat ze bij mammie wil blijven. Mijn hart breekt. Ik pak haar vast en probeer haar gerust te stellen. Inmiddels arriveren de ambulancecollega’s en ontfermen zich over Truus, die binnen no-time ingeladen wordt in de ambulance. Met een spoedtransport wordt Truus overgebracht naar het ziekenhuis.De collega’s van de recherche ontfermen zich over de kleine besmeurde Mien en nemen de zaak van ons over. Op het bureau vang ik nog een glimp van Kees op die naar zijn cel gebracht wordt. Ik koester een diepe haat tegen deze man en steek dit tegenover de collega’s niet onder stoelen of banken. Het is een natuurlijke reactie, maar niet professioneel. Ik word er door bevangen.Drie dagen na het incident krijg ik te horen dat Truus aan haar verwondingen is overleden.Na nog een aantal heftige incidenten in een korte periode ontbreekt de lust om nog aan het werk gegaan. Na een tijdje thuis gezeten te hebben krabbel ik weer overeind dankzij de juiste professionele hulp. Voor mij was dit gelukkig maar een korte tijd. Er zijn collega’s die er (bijna) niet overheen komen en reeds lange tijd thuis zitten. Gelukkig is er steeds meer aandacht voor PTSS, wat als een beroepsziekte is erkend.Een aanrader om hierover meer te lezen is de link van collega Jacco Bezuijen http://mijnjongensdroom.blogspot.nl/?m=1 of de site van Arthur van der Vlies op http://reflectieinblauw.nl
Datum publicatie: 13-11-2014 Geschreven door: Hugo RoossinkEindelijk lig ik in bed. De nachtdienst eindigde later dan de bedoeling was. Ik ben flink moe en val snel in slaap. Om 09.30 uur gaat mijn telefoon, die ik slaapdronken beantwoord. Het is de centralist van de meldkamer, die vraagt of ik met mijn diensthond op zoek kan gaan naar een autoinbreker. Ik krijg maar de helft van het verhaal mee en ineens zegt hij: ‘Oh, jij hebt je afgemeld. Sorry! Ga maar weer slapen, ik bel wel een andere hondengeleider.’ Maar ik hoor dat mijn maatje Buck in de kennel in de tuin ook al alert is. Hij heeft door het open raam het geluid van mijn diensttelefoon gehoord, wat voor hem ook betekent dat er gewerkt moet worden. Hij staat al zenuwachtig rondjes te draaien voor het hekwerk van zijn kennel. Dus ik geef aan de centralist door dat het niet uitmaakt, omdat we toch al wakker zijn.Ik krijg de locatie door, spring uit bed en kleed me aan. Zet Buck in de auto en spoed me naar de plaats delict. Van de al aanwezige collega’s begrijp ik dat de verdachte tijdens de achtervolging een groot pand is ingevlucht. Het is een gebouw dat op de nominatie staat voor de sloop. Het is groot en heeft aparte ruimtes, lastig te doorzoeken dus. Maar met een goede speurneus moet het lukken.Ik kan het perceel alleen bereiken via een garage. Omdat daar geen sleutel van is, moet ik er overheen, wat met een hond natuurlijk niet makkelijk gaat. Ik haal het speciale klimtuigje achter uit mijn voertuig en doe het Buck om. Daarna klim ik op het dak van de garage en hijs hem met het tuigje omhoog. De eerste missie is geslaagd: we staan op het dak.Via een openstaand raam gaan we het slooppand binnen. Voordat ik Buck los laat, roep ik: ‘Dit is de politie! Melden of ik stuur de hond!’ Buck blaft in zijn eigen taal mee. Het aanroepen is verplicht, zo geven we een mogelijke verdachte de kans om nog te voorschijn te komen. Omdat niemand zich laat zien, laat ik Buck zijn gang gaan.We lopen de gehele benedenverdieping door en treffen niemand aan. Door naar de bovenverdieping dus. Buck heeft echter een enorme hekel aan traplopen. Wanneer hij de trap aan het eind van de gang ziet, gaat zijn staart al naar beneden. Ik besluit hem maar even aan te lijnen, maar op het moment dat ik dat wil doen, sprint hij ineens met volle vaart de trap op.Ik sprint achter hem aan naar boven. Wanneer ik op de overloop sta, zie ik nog net dat hij met zijn poot een deur open doet. Deze deur stond op een klein kiertje, maar Buck zet zijn nagels achter de rand en doet hem zelfstandig open. Handig zo’n self-supporting diensthond!Midden in de kamer staat een bed en daarop ligt een dekbed. De kamer ziet eruit alsof er niemand is. Het is er netjes en ook het dekbed ligt strak op het bed. Buck denkt er anders over. Hij springt boven op het bed en begint luidkeels te blaffen, waarmee hij aangeeft dat hij iets of iemand heeft gevonden. Ik vind het maar vreemd. Het bed was strak opgemaakt en er is geen beweging onder het dekbed. Er kan ook niemand onder het bed liggen, daar is geen ruimte voor.Maar ik heb geleerd nooit te twijfelen aan mijn diensthond, dus ik roep hem van het bed af. Hij komt naast mij zitten, ik lijn hem aan en roep: ‘Politie, kom tevoorschijn, de hond is aangelijnd!’ Tot mijn grote verbazing gaat het dekbed opzij en komt er een man tevoorschijn met het signalement van de verdachte. Ik zie nu dat er een oud doorligmatras op het bed ligt. Het midden is enorm ingedeukt, waardoor het leek alsof er niemand op het bed lag. Maar Buck laat zich niet bedotten!Ik houd de man aan en draag hem even later over aan de collega’s. Na de administratieve rompslomp kunnen Buck en ik eindelijk weer naar huis om te slapen. Voor dit soort zaken kom ik echter graag mijn bed uit. Dankzij het goede werk van Buck, maar ook door de collega’s die het pand hadden afgezet, is er weer een autoinbreker een tijdje van de straat. Dit zijn voor mij de krenten in de pap!CitaatOver de blogger(foto: politie.nl)Hugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik blogs. Dus de verhalen van de straat.'
Over de blogger(foto: politie.nl)Hugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik blogs. Dus de verhalen van de straat.'
Datum publicatie: 20-11-2014 Geschreven door: Arthur van der VliesOp een avond komt er een melding binnen van een aanrijding tussen twee voertuigen op een doorgaande weg. Het is al donker. Het gaat om een kop-/staartaanrijding, de ene bestuurder had niet gezien dat de ander remde en is vol tegen de achterkant van de auto gereden.Mijn collega en ik komen aan op de plek van het ongeval en we gaan op zoek naar de bestuurders van de auto’s. Terwijl wij in gesprek zijn met een van hen, geeft de andere bestuurder ineens aan dat hij zich niet goed voelt. Hij heeft pijn in zijn nek en is duizelig. Een vriend van de man is net aangekomen bij de aanrijding in een splinternieuwe auto. Hij lijkt zo te zijn weggereden uit de showroom.Voor de zekerheid bestel ik een ambulance bij de meldkamer. Voordat mijn collega of ik iets kunnen doen, zet de net aangekomen automobilist de gewonde bestuurder in zijn auto. De man is op de passagiersstoel gaan zitten en steunt met zijn hoofd tegen de hoofdsteun. Hij voelt zich duidelijk niet lekker. De eigenaar van de auto komt naar me toe en zegt: ‘Ik heb mijn vriend maar even in mijn auto gezet. Dan kan hij even zitten en het is lekker warm. Hij is mooi he! Net nieuw!’De man in de auto klaagt nog steeds over zijn nek en misselijkheid. Mijn collega kruipt in de auto en gaat achter de man zitten. Hij fixeert de nek van de man in afwachting van de ambulance. Die laat gelukkig niet lang op zich wachten.Na even met de gewonde man in de auto te hebben gesproken, nemen de ambulancebroeders een beslissing waar ik al bang voor was. Het dak van de auto moet eraf. Ze zijn bang dat de nek van het slachtoffer ernstiger verwond is dan in eerste instantie leek. Mijn collega blijft achter in de auto zitten om de nek van het slachtoffer vast te houden, terwijl een van de broeders de brandweer belt.De eigenaar van de nieuwe auto komt vragen wat er gaat gebeuren. Ik probeer hem heel voorzichtig uit te leggen dat de brandweer het dak van zijn auto gaat verwijderen. De man wordt bleekjes om zijn neus en stamelt: ‘Hoe bedoelt u? Meneer, de brandweer gaat toch niet knippen!? Ik heb de auto vanmiddag opgehaald bij de garage. Hij is nieuw!’ Met medelijden kijk ik de man aan en leg hem uit dat dat toch echt gaat gebeuren.De brandweer arriveert. Enigszins in paniek vraagt de eigenaar van de auto zijn vriend of de pijn in zijn nek toch niet meevalt en of hij niet toch uit de auto kan stappen. Maar helaas. De brandweer zet de hydraulische schaar in de eerste deurstijl en je hoort het kraken van het staal. Rustig en vakkundig gaat de brandweer te werk en langzaam verdwijnt het dak van de auto. Met tranen in zijn ogen ziet de eigenaar toe hoe zijn nieuwe auto verandert in een cabriolet. Zijn vriend wordt gefixeerd uit de auto gehaald en naar het ziekenhuis vervoerd.Bij nekklachten, vooral samen met misselijkheid, kan het zijn dat een nekwervel verschoven of gebroken is. Bij teveel bewegingen kunnen dan ernstige problemen ontstaan, met verlamming en zelfs de dood tot gevolg. De beslissing van de ambulancebroeders was dan ook logisch, weet ik uit ervaring.Ik had de eigenaar van de auto graag gewaarschuwd, maar voor ik het wist zat het slachtoffer al in zijn auto. Deze situatie gebeurt overigens niet alleen bij omstanders. Ik heb ook al van menig hulpverlenersvoertuig het dak eraf zien gaan. Ik bedenk me daarom wel twee maal voor ik een slachtoffer van een aanrijding in mijn dienstauto plaats. Als het moet, dan moet het. Maar als het kan, dan liever in het al beschadigde voertuig. Want voor je het weet gaat je dak eraf en heb je onvrijwillig een cabriolet!CitaatOver de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk'.
Over de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk'.
Datum publicatie: 27-11-2014 Geschreven door: Dirk-Jan GrootenboerWe krijgen een melding dat een jonge man heeft gedreigd met zelfmoord. Terwijl wij met zwaailicht en sirene naar het adres rijden, horen we dat de moeder ook onderweg is. Haar zoon had kort daarvoor boos opgebeld en haar gezegd dat hij een einde aan zijn leven ging maken. De moeder had hem vaker kwaad aan de telefoon gehad, maar dit keer vertrouwde ze het niet.We komen samen met nog twee collega’s ter plaatse en gaan via de achterkant de tuin in. In de woonkamer staan drie honden te blaffen en te springen. Ze zien er niet al te vriendelijk uit. De moeder doet voor ons de deur open en verslagen stuurt ze ons naar de hal. De honden gaan meteen de achtertuin in. In de woning zijn de plavuizen nat en ruikt het naar urine en ontlasting. We doen de haldeur open en zien twee benen bungelen in het trapgat. De voorste twee collega’s rennen direct de trap op, maken de man los en starten met reanimeren met de meegenomen AED.Ik sta in de hal met de moeder. Ze zegt dat ze zelf niet naar boven durfde. Ik leg mijn hand op haar schouder en zeg dat ik dat snap. Dat we er alles aan doen en dat de reanimatie al is gestart. Ze kijkt me aan en zegt dat het niet meer uitmaakt. De blik in haar ogen is leeg en verslagen.De honden blaffen en de moeder loopt de achtertuin in. In de woonkamer ligt urine van de honden en her en der ligt een hondendrol. De banken staan bij elkaar geschoven en zijn half afgekloven. Op de eettafel is het een enorme puinhoop. Er ligt onder andere een spiegeltje met daarop wat bij elkaar geschoven wit poeder. Ernaast staat een halflege fles sterke drank. Ook ligt er een groot mes op tafel.Terwijl ik via de portofoon doorgeef aan de meldkamer wat de situatie is, loop ik terug naar de hal. De stank van de uitwerpselen is enorm. Ik doe snel de woonkamerdeur dicht. Terwijl ik in de hal sta zie ik dat de deur van het toilet op een kier staat en dat het licht brandt. Ik doe de deur open en verbaasd kijk ik naar een jongetje van een jaar of 4 dat op het toilet zit. ‘Hallo, ik ben Dirk en hoe heet jij?’ zeg ik tegen hem en het ventje antwoordt met zijn naam en zegt dat hij naar de wc moest. Als jonge vader ontferm ik me over hem en help hem zijn broek weer aan te trekken. Ik pak hem meteen op en loop snel de voordeur uit, zodat hij niet teveel meekrijgt van wat er achter ons gebeurt. Al pratend leid ik hem af, maar ik begrijp al snel dat hij alles gezien en gehoord heeft.Een buurvrouw kijkt mij aan en na een kort praatje ontvangt ze ons gastvrij in haar huis. Ik kijk om me heen en besef dat dit voor nu even een goede plek is voor hem. De tienerzoon aldaar ontfermd zich over het kleine mannetje en samen gaan ze op de jongenskamer een puzzel doen.Wanneer ik terug loop, zie ik dat de ambulancebroeders ook ter plaatse zijn en dat de traumaheli afbesteld wordt. Voor de man is het te laat. Ik loop naar boven en probeer een knuffel te vinden voor de kleine jongen. Ik loop zijn kamer in en zie enkel een matrasje. Een matrasje dat geel is van de urine. Ook ligt er een hondendrol op de grond. Ik zie een knuffel en pak deze snel op. Omdat mijn verstand amper begrijpt wat ik zie, maak ik foto’s om bij het dossier te voegen. Alle kamers zijn smerig en verwaarloosd. Ik loop naar beneden en kom in de hal de moeder weer tegen. Ze vraagt meteen naar haar kleinzoon. Ik geef haar aan dat hij bij de buren aan het spelen is en dat hij daar goed zit. Ze zegt niet veel en knikt dat het goed is. ‘Ik kan hem niet opvangen, ook al weet ik dat dit ook niet goed voor hem is’, zegt ze. Dit is bizar, denk ik en tegelijkertijd zie ik dat de vrouw net zo veel zorg nodig heeft als haar kleinzoon.Terwijl ik naar de buren loop om de knuffel aan het kleine ventje te geven, komt een politiechef ter plaatse. Ik zeg hem dat hij beter zelf binnen kan kijken, omdat dit niet valt uit te leggen. Van het 4-jarige mannetje hoor ik dat hij al een week bij zijn vader slaapt. ‘Papa is vaak boos en ik mag niet naar beneden als de honden er zijn.’Collega’s gaan naar het adres van de ex-vrouw van de overleden man. Zij is tevens de moeder van de kleine jongen. Kort daarna horen we dat zij ervan op de hoogte was dat haar zoon bij haar ex-man verbleef, maar dat zij ook - net als de oma - zelf geen opvang heeft voor het ventje.In overleg met de politiechef proberen we er direct alles aan te doen om het ventje goed onder te brengen. Via e-mail verstuur ik mijn foto’s naar de crisisdienst. De medewerkster schrikt net zoals ik van de situatie en zorgt snel voor een opvangadres. Zijn oma brengt het ventje er meteen naartoe.Met gemengde gevoelens gaan we die avond naar huis. We hebben de man, die met goede hulpverlening zijn leven wellicht had kunnen beteren, niet kunnen redden. Het enige lichtpuntje is dat we het kleine ventje uit deze ongezonde omgeving hebben kunnen halen. Ik hoop dat hij goed terecht komt, want hij heeft om deze situatie niet gevraagd.CitaatOver de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 35 jaar en werkt als hoofdagent in Dordrecht binnen de eenheid Rotterdam. Dirk-Jan: 'Tijdens het politiewerk kan ik dichterbij de inwoners zijn dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.' Dirk-Jan is ook actief op Twitter (@DJ_Grootenboer) en Facebook.
Over de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 35 jaar en werkt als hoofdagent in Dordrecht binnen de eenheid Rotterdam. Dirk-Jan: 'Tijdens het politiewerk kan ik dichterbij de inwoners zijn dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.' Dirk-Jan is ook actief op Twitter (@DJ_Grootenboer) en Facebook.
Datum publicatie: 04-12-2014 Geschreven door: Hugo RoossinkHet water is koud. Té koud om in te zwemmen. Toch is een verdachte in een kanaal gesprongen. Hij zwemt naar de overkant om aan mijn collega’s te ontkomen. Zij zijn zo verstandig om aan de kant te blijven. Ik krijg een melding of ik met spoed wil komen helpen zoeken met mijn diensthond Breston.Wanneer ik met Breston arriveer, begrijp ik dat het om twee verdachten gaat. Een is al aangehouden, maar de tweede is het kanaal overgezwommen. Hij moet zich ergens in de rietkraag of het weiland erachter bevinden. Beide mannen worden verdacht van beroving in een woning. Ernstig genoeg dus om te zoeken met mijn maatje.We rijden naar de overkant van het kanaal. Ik haal Breston uit de auto en roep hardop dat ik de hond ga inzetten. Het is verplicht om te waarschuwen voordat je dat doet. Zo geef ik de verdachte namelijk de kans om zelf te voorschijn te komen. Omdat niemand zich meldt, zoek ik met Breston aan de lange lijn langs het kanaal.Ik loop bovenop een dijkje. Omdat het amper 9 graden is en er een koude wind waait, gaan we onder aan het dijkje lopen. Maar hier blijken veel distels te staan en dat vindt Breston niet fijn. Ze prikken hem voortdurend in zijn poten en onderlichaam.We passeren een hek met prikkeldraad en tussen ons en het kanaal zit een 3 meter dikke rietkraag. Plotseling duikt Breston tussen het prikkeldraad door, de rietkraag in. Al na een halve meter is hij uit mijn zicht. Er zit niks anders op, dus ik klim over het prikkeldraad en loop ook de rietkraag in. Breston staat inmiddels half in het water op basaltblokken. Ik zie aan zijn enthousiasme dat hij de verdachte ruikt. Hij loopt via de basaltblokken langs de rietkraag verder. Ik probeer mij ondertussen een weg te banen door het riet, over de spekgladde basaltblokken, en ga geregeld onderuit. Breston heeft er nauwelijks moeite mee.Omdat ik vermoed dat de verdachte in de buurt is, roep ik Breston bij me. Ik wil hem nu in beeld houden en we gaan samen verder. Even verderop duikt Breston echter toch weer tussen het riet. Dan hoor ik een harde ‘auw’. Breston heeft de verdachte gevonden. Zo snel als het me lukt volg ik de lange lijn en zie dat Breston de verdachte aan zijn bovenarm vasthoudt. Ik geef de opdracht om los te laten, wat Breston op mijn commando direct doet. Hij gaat naast me staan en als ik hem bij zijn halsband vastpak en tegen me aandruk, merk ik hoe koud het is. Mijn broek neemt het water van zijn lichaam op en ik voel mijn been afkoelen.Ik sommeer de verdachte, die zo’n 3 meter van mij af is, om uit het water te komen. Hij wil wel, maar het lukt niet. Hij is helemaal verkrampt en kan zich niet bewegen. Hierdoor besef ik dat de man onderkoeld is en snel het koude water uit moet. Ik overweeg om zelf ook het kanaal in te gaan om hem eruit te halen. Maar ik wil Breston niet loslaten. Hij is onrustig en ik wil niet dat hij de man straks per ongeluk nog een keer bijt. Ik werp daarom het andere eind van mijn lange lijn naar de man toe. Hij heeft echter geen kracht meer in zijn handen en kan de lijn niet pakken. Dan zeg ik hem dat hij de lijn om zijn polsen moet slaan, zodat ik hem uit het water kan trekken. Zo lukt het me om de verdachte een stuk mijn kant op te trekken.De lijn glijdt echter langzaam van zijn pols. En ik sta lastig, op een hellend basaltblok. Ik heb het idee dat het niet lang meer duurt voor hij achterover valt en ik besluit toch het water in te stappen. Zonder Breston los te laten, reik ik naar de man en trek hem met één ruk op de kant. Dit blijkt nog niet zo simpel met een diensthond strak tegen me aan en staand op de spekgladde basaltblokken, maar het lukt me toch. De verdachte staat op de kant.Via de portofoon vraag ik snel om een ambulance, de man is flink onderkoeld. Een collega van de recherche arriveert en ontfermt zich over hem. Later blijkt dat de man drie kwartier in het water heeft gezeten. Ambulancemedewerkers vertelden dat ik de verdachte net op tijd uit het water haalde. Had het langer geduurd, dan zou hij zijn overleden.Met een goed gevoel zet ik Breston weer in de auto. Ik ben trots op hem. De verdachte, die in deze situatie ook slachtoffer werd, is aangehouden. En door zijn snelle actie konden we hem op tijd redden. Hij heeft goed werk gedaan!Het politiewerk is heel divers. We vatten niet alleen verdachten in de kraag, maar helpen ook slachtoffers. En heel af en toe doen we dat tegelijkertijd.CitaatOver de blogger(foto: politie.nl)Hugo Roossink (45) werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Sinds 2001 surveillancehondengeleider en commandant ME- hondenbrigade.Hugo: 'De afgelopen jaren heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 tekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan bonnen schrijven, ben ik in september 2013 begonnen met mijn blogs. De verhalen van de straat'.Onlangs besloot Hugo te stoppen als hondengeleider. Hij blijft echter wel bij de politie werken en zal in een andere hoedanigheid zijn blogs vervolgen.
Over de blogger(foto: politie.nl)Hugo Roossink (45) werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Sinds 2001 surveillancehondengeleider en commandant ME- hondenbrigade.Hugo: 'De afgelopen jaren heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 tekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan bonnen schrijven, ben ik in september 2013 begonnen met mijn blogs. De verhalen van de straat'.Onlangs besloot Hugo te stoppen als hondengeleider. Hij blijft echter wel bij de politie werken en zal in een andere hoedanigheid zijn blogs vervolgen.
maandag 24 november 2014De tweede wereldoorlog leeft bij de oude generatie nog steeds. Hoewel die generatie een uitstervend ras is heb ik mijn 90 jarige vader nog, die alles van de oorlog haarscherp voor de geest staat. Hij was 16 jaar oud toen de oorlog begon en volgens hem zijn de mooiste jaren van z'n jeugd afgepakt door de Duitsers (hij noemt ze anders maar dat ga ik niet opschrijven zult u begrijpen). Wij kennen de tijd van de oorlog met Duitsland gelukkig niet en leven in vrede met de huidige generatie van het Duitse volk. Ik probeer me wel altijd een voorstelling te maken als mijn vader het heeft over de Duitse soldaten van toen, die niet keurig aanbelden, maar met hun spijkerlaarzen tegen de deur schopten of bonsden en krachttermen schreeuwden. Met deze melding moest ik toch wel even terugdenken aan zijn verhalen. Zo krijgen mijn collega Robin en ik een melding van een geluidsoverlast op de A-straat. De bewoonster van het pand draait luide muziek en veroorzaakt veel overlast bij de buren. De meldster vertelt dat de buurvrouw de laatste tijd behoorlijk vaak dronken is en luide muziek draait, volgens de buurvrouw een soort oorlogsmuziek. Collega’s zijn er al eerder aan de deur geweest. Ze heeft toen een proces-verbaal gehad en de waarschuwing dat de volgende keer de geluidsapparatuur in beslag genomen wordt.We weten niet wat de meldster met een soort oorlogsmuziek bedoelt tot we voor de woning staan. Uit de woning schalt luide Duitse marsmuziek, zoals in de propagandafilms van Hitler wordt gedraaid. We kunnen begrijpen dat de buren hier overlast van hebben, je zou er gek van worden. We hebben al veel meldingen van geluidsoverlast van muziek gehad, maar deze soort nog nooit. Aanbellen heeft geen zin dus kloppen we op een manier aan, zoals de Duitsers dat volgens mijn vader in de oorlog deden, tegen de deur trappen en bonzen.Er verschijnt een oudere vrouw voor de ramen, hoewel je het geen vrouw kan noemen.Voor ons staat werkelijk, oneerbiedig uitgedrukt, een heks met grijs sluik haar, een haviksneus, een gebitloze mond die in het Duits schreeuwt naar ons dat we weg moeten wezen. Het is duidelijk dat ze de Duitse taal verheft boven de Nederlandse taal. Zelfs boven de muziek uit horen we haar schreeuwen. Verscheidene keren brengt ze de Hitlergroet en hoe we ook proberen, ze weigert om de deur open te doen. We verzoeken de chef van dienst ter plaatse voor een machtiging tot binnentreden en vragen een slotenmaker om de deur open te maken.Het geschreeuw en de herrie blijven maar doorgaan als een oneindige langspeelplaat. Ik zie opeens dat het keukenraam op een kier staat en kan met een handigheidje het raam opendoen. Kennelijk heeft de vrouw dat ook door want ze staat opeens in de keuken en wil het raam weer dichttrekken. Maar hier heb ik even geen zin in. Ze schreeuwt: “Raus, weg, schnell!” Onwillekeurig moet ik terugdenken aan de verhalen van mijn vader. Het lijkt er inderdaad wel verdacht veel op. Ik pak haar in een snelle beweging beet en trek haar naar het raam toe. Op dezelfde manier schreeuw ik in het Nederlands in haar oor dat ze de keuze heeft. Of ik trek haar helemaal door het raam naar buiten of ze gaat de voordeur voor ons opendoen en ons binnenlaten.Opeens kan ze Nederlands spreken, want ze smeekt om haar los te laten. Ze zal de deur voor ons opendoen en ons binnenlaten. Ik laat haar los, maar houd voor de zekerheid het keukenraam open. Ze doet inderdaad de voordeur voor ons open en Robin stapt direct langs haar heen en trekt de stekker uit de stereoset. Dan blijkt dat ook de televisie in turbostand staat met als hoofdmoot een film van marcherende Duitsers in de tweede wereldoorlog. Robin trekt ook de stekker van de televisie eruit. Hierna is het gelukkig een stuk minder met de herrie. De decoraties aan de muren zegt ons genoeg over de sympathieën van de vrouw. Ze tracht ons wijs te maken dat de tweede wereldoorlog die goede oude tijd was en we daar een voorbeeld aan zouden moeten nemen. Ik merk op dat mijn vader hier toch heel anders over denkt en een dialoog met hem wel eens voor een verrassing zou kunnen zorgen. Als ze begint dat wij van de Joden afstammen en ze ons vergeten zijn dood te maken, begint het bij ons toch wel lichtjes te kriebelen. We moeten hier maar gauw weggaan, echter niet zonder de stereoset en de televisie in beslag te nemen. Ze is in staat van oorlog. Als blikken kunnen doden…..We verlaten de woning met de apparatuur, haar scheldend achterlatend.Glimlachend moet ik aan mijn vader denken.