0 gebruikers (en 3 gasten bekijken dit topic.
14 mei 2015 - Joris MohrIn de afgelopen maanden zijn de zakkenrolcijfers in Amsterdam gestegen. Om de pakkans van zakkenrollers te vergroten mogen we, met toestemming van de officier van justitie en onder strikte voorwaarden, lokmiddelen gebruiken tijdens onze surveillance.Met een klein groepje gaan we vanmiddag op weg. Het is niet druk, dus ook weinig potentiële zakkenrollers. We surveilleren, maar zien geen verdachte zaken. Rond 18.00 uur oppert een van mijn collega’s om te gaan eten. Enthousiast als ik ben, wil ik eigenlijk eerst de avondspits nog meenemen. Het wordt dan extra druk in de tram en de kans op zakkenrollers is dan ook groter. ‘Nog één keer op en neer van Centraal tot aan het Museumplein, jongens?’ vraag ik. Mijn collega’s Vanessa en Hans stemmen in.We stappen in tram 5 op het Centraal Station. We rijden helemaal door tot aan het Museumplein. Daar stappen we uit. We steken gezamenlijk over en wachten op de tram 5 die ons terug naar het Centraal Station brengt. Hans ziet opeens vier mannen aan komen lopen, die zich verdacht gedragen. Ik draai me om en zie ze ook. Het lijken net de vier Daltons uit het stripverhaal Lucky Luke. ‘Oké, opletten,’ waarschuw ik Vanessa.Vanessa staat bij de tramhalte en wekt gelijk de aandacht van de Daltons. Eén voor één lopen ze observerend langs haar. Vanessa draagt de loktas. Het is een zwarte damestas met in het zijvak een zwarte portemonnee en een Samsung-telefoon. In de verte komt een nieuw model tram 5 aanrijden. Meestal nemen we die niet, omdat deze trams bij zakkenrollers niet geliefd zijn vanwege de camera’s die erin hangen. Maar de Daltons maken toch aanstalten om in te stappen, dus wij gaan mee.De tram is propvol en we passen er bijna niet in. Als ik instap, steekt mijn rugzak uit de tram. Mijn rugzak blijft ook bij de trambestuurder niet onopgemerkt. ‘Jongeman met die rugzak… óf stap verder naar binnen, óf stap uit, maar de deur kan nu niet dicht’, klinkt het zwaar geïrriteerd door de intercom. Ik prop mezelf nog verder de tram in. Ik sta te dicht op de andere mensen en erg gemakkelijk voelt het niet. Maar het is even niet anders, ik moet wel mee!Ik zie drie van de vier Daltons rechts in de tram staan. Nummer vier staat naast Vanessa. Zijn ogen zijn naar beneden gericht, op de loktas. Hans, die naast me staat, geeft met zijn hand een tik tegen mijn been. Hij ziet wat ik al zag: we hebben beet. Door de drukte in de tram heb ik slecht zicht, maar de handen van Dalton nummer vier zijn actief in de buurt van de loktas. Na enkele seconden draait de Dalton zich ineens om. Hij duwt zichzelf door de mensenmassa heen en loopt naar achteren.Hans trekt de loktas naar zich toe. Geen portemonnee. ‘Hij is weg,’ zegt Hans tegen mij. Tijd om in actie te komen. Ik druk mezelf als een gek door de menigte heen. Deze dief gaat mij niet ontkomen. Hans loopt achter me aan. Na enkele meters sta ik vlak achter de Dalton. ‘Politie!’ roep ik luid in de volle tram. Van schrik laat de Dalton de portemonnee uit zijn handen vallen. Nog voordat de tramdeuren open gaan, pak ik hem vast en frommel hem ergens in een hoek van de tram. De boeien gaan om en we stappen uit. 1-0 voor Lucky Luke.Een politieauto pikt ons op en brengt ons naar het politiebureau. De adrenaline in mijn lijf komt tot rust en een goed gevoel, dat we de man hebben aangehouden, blijft. De loktas heeft zijn werk gedaan en gelukkig hebben we geen echte slachtoffers. De aangehouden Dalton krijgt een straf van 4 weken cel. Daar zijn we weer even vanaf. De overige 3 Daltons hadden geen aandeel in deze zakkenrollerij. Zij worden dan ook niet vervolgd. Ik hoop ook dat ze door onze actie zijn afgeschrikt om zich met dit soort zaken bezig te houden!CitaatOver de bloggerJoris MohrJoris Mohr (35) is agent in Amsterdam en werkt bij het Prioteam van het BOV (Basisteam Openbaar Vervoer). Hij werkt voornamelijk undercover en zijn specialisme ligt bij het opsporen van zakkenrollers in het openbaar vervoer.Joris: ‘Ik schrijf blogs omdat ik mijn ervaringen graag wil delen. Ik vind het altijd jammer als iemand kritiek heeft op het politiewerk. Met mijn blogs laat ik zien wat ons werk inhoudt, zodat mensen een volledig beeld krijgt. En hopelijk breng ik ze op andere gedachten.’Omdat het zijn undercoverwerkzaamheden kan schaden, brengen we Joris bij zijn blogs niet herkenbaar in beeld.
Over de bloggerJoris MohrJoris Mohr (35) is agent in Amsterdam en werkt bij het Prioteam van het BOV (Basisteam Openbaar Vervoer). Hij werkt voornamelijk undercover en zijn specialisme ligt bij het opsporen van zakkenrollers in het openbaar vervoer.Joris: ‘Ik schrijf blogs omdat ik mijn ervaringen graag wil delen. Ik vind het altijd jammer als iemand kritiek heeft op het politiewerk. Met mijn blogs laat ik zien wat ons werk inhoudt, zodat mensen een volledig beeld krijgt. En hopelijk breng ik ze op andere gedachten.’Omdat het zijn undercoverwerkzaamheden kan schaden, brengen we Joris bij zijn blogs niet herkenbaar in beeld.
21 mei 2015 - Dirk-Jan GrootenboerOnze dienst is net begonnen. We zijn nog maar net aan het surveilleren of we horen dat collega’s naar een heftige melding worden gestuurd. ‘Man in huis gaat door het lint en dreigt het huis in de brand te steken. Het is een 112-melding, dus u heeft toestemming voor optische en geluidsignalen.’ De locatie is vlakbij. Mijn maatje en ik kijken elkaar aan. 112, deze melding is voor iedereen, want elke seconde telt. We vragen de meldkamer of wij ook kunnen aanrijden. Als we toestemming hebben gekregen, druk ik het gaspedaal flink in en rijd met volle vaart naar het opgegeven adres.Wanneer we de straat inrijden zie ik dat onze collega’s al ter plaatse zijn. Twee politiebusjes staan bij het adres geparkeerd. Ik zet mijn dienstauto erachter. In de voortuin staat een man bij drie van de collega’s. Hij ziet er uit alsof hij onder invloed is. Wij lopen door, het huis in. In de hal zie ik een mes op het keukenblad liggen en rommel op de vloer. Het is duidelijk dat er zojuist een handgemeen is geweest.De vrouw in de woning is erg overstuur en vertelt dat de man haar bedreigde. Naast haar staat haar zoon. De man buiten in de tuin wordt aangehouden. Hij verzet zich flink en ik zie de vrouw meerdere keren schrikken van de geluiden buiten. Een teken dat de situatie heftig was. Met meerdere collega’s wordt de man uiteindelijk in een van de gereedstaande politiebussen gezet.Een collega komt naar me toe en vraagt of wij het verhaal van de vrouw en zoon willen horen. Hun dienst zit er eigenlijk al op. Ik zeg dat dat geen probleem is. Voor een aangifte als deze nemen we de tijd.Mijn collega ontfermt zich over de vrouw en ik ga met de zoon naar boven. Onderweg naar zijn kamer zie ik een plas vloeistof liggen, het ruikt naar terpentine. De zoon vertelt dat hij op zijn kamer zat en zijn vader en moeder hoorde ruziën. Zijn moeder had commentaar gegeven dat zijn vader weer had gedronken, waarop hij onredelijk boos was geworden. Zijn vader heeft een goedlopend bedrijf, maar had al eerder problemen met drank.De jongen hoorde dat de ruzie uit de hand liep en dat er met spullen werd gegooid. Toen hij zijn kamer uitkwam, zag hij zijn vader met een mes achter zijn moeder aan rennen. Hij twijfelde niet, greep zijn vader vast en werkte hem naar beneden. Daar pakte hij ook het mes van hem af. Zijn vader was woest, had een fles terpentine gepakt en leeggesprenkeld in de hal en op de trap. Moeder had in alle hectiek een telefoon weten te bemachtigen en 112 gebeld. De jongeman had zijn vader de voordeur uit gewerkt.Terwijl ik met de zoon nog een ronde door het huis doe en napraat, praat mijn maat met de moeder. Zij vertelt over de geschiedenis van het drankprobleem. Ze had de signalen bij haar man herkend. Toen zij hem hiermee confronteerde, ging hij door het lint. Opgelucht en in tranen bedankt de moeder ons dat we zo snel ter plaatse waren. Ik zeg dat haar zoon in deze de held was. Hij was erg dapper en durfde voor zijn moeder op te komen. Voordat we vertrekken, spreken we af dat we de wijkagent in kennis stellen, zodat die kan helpen met het hulpverleningstraject.De volgende dag zie ik dat ik een nieuwe volger op mijn Twitteraccount heb, de zoon uit het gezin. Via een privébericht schrijft hij hoe het met hen gaat. Dat de ergste schrik is gezakt en dat hij ondanks het gebeurde nog even naar zijn werk is gegaan. Hij schrijft dat zijn vader nog vastzit en bedankt me namens zijn moeder voor de nazorg.Uiteindelijk is met dit gezin alles goed gekomen. Iedereen, ook de vader, heeft passende hulp gekregen. Het gezin is nog bij elkaar en de zaken gaan nu goed. Dat had heel anders kunnen zijn, als er niet op tijd 112 gebeld was. Het voelt goed als zulke ernstige situaties goed afgelopen. Daar doen we het voor. Dus mocht u een politieauto met sirene en zwaailicht zien rijden, weet dan dat elke seconde telt...CitaatOver de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 35 jaar en werkt als hoofdagent in Dordrecht binnen de eenheid Rotterdam. Dirk-Jan: 'Tijdens het politiewerk kan ik dichterbij de inwoners zijn dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.' Dirk-Jan is ook actief op Twitter (@DJ_Grootenboer) en Facebook.
Over de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 35 jaar en werkt als hoofdagent in Dordrecht binnen de eenheid Rotterdam. Dirk-Jan: 'Tijdens het politiewerk kan ik dichterbij de inwoners zijn dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.' Dirk-Jan is ook actief op Twitter (@DJ_Grootenboer) en Facebook.
28 mei 2015 - Carina van LeeuwenHet is een gewone maandagmorgen. Gewoon, in de zin dat ik aan het werk ben als forensisch coördinator bij het team review en cold case. En ‘gewoon’ betekent ook vroeg uit bed, heel vroeg. Om kwart over vijf om precies te zijn. Dat moet je er voor over hebben wanneer je in Den Haag woont (vlakbij zee, dat wel) en werkt in Amsterdam, om te doen wat ik doe; voor mij het allermooiste politiewerk: cold case.Geen hectische achtervolgingen, geen deuren die eruit moeten en niet bij nacht en ontij uit bed. Nee, gewoon overdag, aan een bureau. Saai? Op TV zie je programma’s waarbij ze uit een mooie opslaghal, met prachtige stellingen een doos pakken. Eén kartonnen, bij voorkeur witte doos, met soms wat stof op het deksel, maar altijd een schone witte doos. Daarin zit een hele zaak. Een heel onderzoek van een moord of doodslag. Alles is er nog, alle foto’s, alles wat op papier is gezet in een ver verleden en ook: alle sporen. Verder hebben ze die computer, u weet wel die waarmee je met één druk op de knop uit een altijd up-to-date computerprogramma alles, maar dan ook alles wat nodig is om een zaak in 50 minuten op te lossen, tevoorschijn tovert.De werkelijkheid is anders, maar ook zoveel spannender en boeiender. Wanneer het maar één doos is die we terugvinden, overwegend van bruin karton, is dat teleurstellend. Een beetje moord en doodslag, want dat is wat we doen bij cold case, behelst toch wel wat meer dan dat. Het is dan zoeken en speuren. Soms de bekende speld en de hooiberg, maar we doen het. We bevragen collega’s van toen, bellen gepensioneerde rechercheurs die de zaak hebben gedraaid. We struinen door archieven, zoeken in kasten en vergeten opslagplaatsen en geloven niemand op zijn woord dat er écht niets meer is. Het NFI (Nederlands Forensisch Instituut red.) weet inmiddels hoe het werkt, ook zij vertrouwen hun eigen systemen niet blindelings, want ook daar wordt elke zoveel jaar het systeem vervangen en verloopt de transitie niet altijd even vlekkeloos. Daar worden kasten en vriezers opengetrokken. Totdat we alles hebben wat er nog is. Dan pas kunnen we aan de slag.Lezen in mappen waarin muf ruikende bladzijden kraken bij het omslaan. Maar die vergeelde, soms nog met een typemachine vastgelegde processen-verbaal en verslagen brengen een zaak tot leven. Een zaak die door ons, als politie, soms al vergeten is. Maar niet door de achterblijvers van het slachtoffer. En zij zijn een belangrijke reden waarom we het doen.Voor mij is het vooral het sporendeel in zo’n ouwe kouwe zaak waar ik warm van word. Wat is er nog te vinden van toen? Wat kunnen we nu wat we toen niet konden? Wat kunnen we verzinnen - ook al is het nooit eerder gedaan - om te zorgen dat we erachter komen wat er precies is gebeurd? Dat ene spoor, die ene aanwijzing die ons dichter bij de dader brengt. Want in coldcasezaken moet je wel zover gaan tot er overtuiging is, dat de puzzelstukjes naar de dader leidt. Bij een coldcasezaak hebben we nog maar één kans. Want als na het onderzoek dat wij doen de conclusie getrokken moet worden dat er geen opsporingsmogelijkheden meer zijn, verdwijnen de mappen, nu nieuw en geordend, in een nieuwe kartonnen doos. Om vervolgens opgeslagen te worden in een schone opslagplaats met nieuwe stickers en barcodes. Afgesloten zaak. Geen kansen meer om het op te lossen.Soms is een oude kartonnen doos écht beter dan een mooie nieuwe.CitaatOver de bloggerCarina van Leeuwen(foto: politie.nl)Na jaren als operatieassistent in binnen- en buitenland te hebben gewerkt, maakte Carina van Leeuwen in 1991 de overstap naar de politie. Ze begon in uniformdienst bij de politie Den Haag en werd vervolgens een van de eerste vrouwelijke forensisch rechercheurs. Sinds 2006 werkt ze als forensisch coördinator in het coldcaseteam in Amsterdam.Carina: ‘Ik ben begonnen met het schrijven van verhalen door een weddenschap. Toen ontdekte ik hoe leuk het is om iets anders dan processen-verbaal te schrijven. De weddenschap heb ik gewonnen en ik ben het blijven doen. Bloggen over mijn werk geeft hopelijk een mooie inkijk in wat ik het allermooiste werk binnen de politie vind; coldcaseonderzoek.Naast haar politiewerk geeft Carina gastcolleges over forensische onderzoek aan studenten van de Hogeschool van Amsterdam. In haar vrije tijd schrijft Carina ook forensische thrillers. In 2014 kwam ‘Vuurproef’ uit en in 2015 ‘Koud Spoor’.
Over de bloggerCarina van Leeuwen(foto: politie.nl)Na jaren als operatieassistent in binnen- en buitenland te hebben gewerkt, maakte Carina van Leeuwen in 1991 de overstap naar de politie. Ze begon in uniformdienst bij de politie Den Haag en werd vervolgens een van de eerste vrouwelijke forensisch rechercheurs. Sinds 2006 werkt ze als forensisch coördinator in het coldcaseteam in Amsterdam.Carina: ‘Ik ben begonnen met het schrijven van verhalen door een weddenschap. Toen ontdekte ik hoe leuk het is om iets anders dan processen-verbaal te schrijven. De weddenschap heb ik gewonnen en ik ben het blijven doen. Bloggen over mijn werk geeft hopelijk een mooie inkijk in wat ik het allermooiste werk binnen de politie vind; coldcaseonderzoek.Naast haar politiewerk geeft Carina gastcolleges over forensische onderzoek aan studenten van de Hogeschool van Amsterdam. In haar vrije tijd schrijft Carina ook forensische thrillers. In 2014 kwam ‘Vuurproef’ uit en in 2015 ‘Koud Spoor’.
05 juni 2015 - Dennis RapsHet is de laatste dag van de mentale weerbaarheidscursus, die voor iedere politieagent verplicht is. We hebben een casus gekregen die we in tweetallen moeten doen. Onder elkaar noemen we deze cursus gekscherend ook wel de ‘Knuffelcursus’. Maar ondanks deze naam biedt de cursus bruikbare praktische tips en trucs om mentaal weerbaar te blijven.In de middagpauze sta ik met mijn collega, die tijdens de oefening mijn maatje is, en nog een paar andere tweetallen buiten bij de hoofdingang van het trainingscentrum. Ik vertel net over een eerdere oefening als we worden opgeschrikt door een man op een snorfiets, die in paniek bij het toegangshek naar ons staat te roepen. Er zou een auto te water zijn geraakt in de nabijgelegen rivier en er zou nog iemand in zitten. Heel even twijfel ik of de man misschien is ingehuurd als onderdeel van een casus, maar zijn emoties zijn te echt. De adrenaline schiet door me heen. Tijd voor actie!Terwijl andere collega’s telefonisch de meldkamer op de hoogte brengen, besluiten mijn partner en ik om naar de plek van het ongeval te gaan. De rivier is ongeveer een kilometer van ons vandaan en mijn collega begint te rennen. Ik heb mijn autosleutels bij me, dus ik roep hem terug en we stappen in mijn auto.Tijdens de rit haalt mijn collega alvast zijn waardevolle spullen uit zijn zakken, zoals zijn telefoon en portemonnee. Na een korte rit zien we langs het water een aantal mensen staan. Ook staan er bandensporen die richting het water lopen. In de rivier steekt enkel een autoband deels boven het water uit. De auto ligt ondersteboven.Als we uitstappen horen we dat de bestuurder nog niet uit de auto gekomen is. Mijn collega bedenkt zich geen moment en rent het water in. Nadat ook ik snel mijn zakken geleegd heb, ga ik hem achterna het koude water in. Door de adrenaline voel ik geen kou, maar al snel begint mijn lichaam te rillen. De bodem loopt schuin af en is bezaaid met scherpe keien, waardoor ik moeite heb mijn evenwicht te bewaren. Al snel staan we tot over ons middel in het koude water.Wij proberen om het portier van de auto open te krijgen, maar dit lukt niet. De deur zit klem door de ongelijke bodem waarop de auto ligt of de auto is door de klap op het water te erg vervormd. Met alle kracht proberen we een ruit te breken, maar omdat deze zich onder water bevinden, lukt dat niet. Zelfs met een lifehammer, die ik nog snel uit mijn auto haal, krijgen we geen van de ruiten kapot. Het water geeft teveel weerstand en we kunnen door de ongelijke bodem slecht kracht zetten.Gefrustreerd en machteloos kijken mijn collega en ik elkaar aan. We willen de bestuurder redden, maar krijgen het niet voor elkaar! Het voelde als een eeuwigheid, maar al vrij snel komen andere collega’s, brandweer en ambulance ter plaatse. Ook de duikers van de brandweer hebben moeite om de persoon uit de auto te bevrijden. Uiteindelijk lukt het een ruit te breken met de zogenaamde ‘Resqme’. Een klein apparaatje in de vorm van een koker met daarin een slagpen en een veer. Wanneer je deze tegen de ruit plaatst, schiet de slagpen naar buiten, waardoor de ruit verbrijzelt. Al snel wordt duidelijk dat de geboden eerste hulp niet meer mag baten. De bestuurder heeft het niet overleefd.Mijn collega en ik staan op de kant en krijgen van een brandweerman een deken omgeslagen. Terwijl onze collega’s het verder afhandelen, gaan wij terug naar het trainingscentrum. Net als we droge kleding aangetrokken hebben, wordt ons gevraagd om proces-verbaal op te maken en de debriefing bij te wonen. Er blijkt meer achter dit verhaal te zitten, de auto is namelijk enkele minuten voor het ongeval gestolen.Even later komt het bericht over de overleden autodief volop in het nieuws. In mijn omgeving hoor ik reacties als: ‘Oh, het was maar een autodief’, ‘Ze hadden helemaal niet moeten proberen om hem te redden’ en ‘Eigen schuld’. Hoewel ik de gedachtegang kan volgen dat een autodief enig risico neemt, ben ik toch enigszins geschokt door deze onnadenkendheid. Niet alleen staat er in Nederland geen doodstraf op het plegen van een autodiefstal, maar ook houdt blijkbaar niemand rekening met de hulpverleners die voor het leven van deze persoon gevochten hebben, en verloren. Ook dat is dus de weerbaarheid die kennelijk van politieagenten verwacht wordt.De middagopdracht van de cursus hebben mijn collega niet meer hoeven inhalen. Zo’n levensechte training in mentale weerbaarheid als wij die middag kregen, kreeg niemand…CitaatOver de auteurDennis Raps(foto: politie.nl)Dennis Raps is 32 jaar en werkt sinds 2006 bij de politie. Momenteel is hij hoofdagent bij het Basisteam Aalsmeer-Uithoorn, Eenheid Amsterdam. Naast de werkzaamheden in de noodhulp is hij ook actief als biker.Dennis: ‘Het politievak is een mooi vak waarbij je in aanraking komt met de meest uiteenlopende situaties en mensen. Door deze ervaringen te delen via mijn blogs, hoop ik mensen te laten zien wat dit politievak in kan houden.’
Over de auteurDennis Raps(foto: politie.nl)Dennis Raps is 32 jaar en werkt sinds 2006 bij de politie. Momenteel is hij hoofdagent bij het Basisteam Aalsmeer-Uithoorn, Eenheid Amsterdam. Naast de werkzaamheden in de noodhulp is hij ook actief als biker.Dennis: ‘Het politievak is een mooi vak waarbij je in aanraking komt met de meest uiteenlopende situaties en mensen. Door deze ervaringen te delen via mijn blogs, hoop ik mensen te laten zien wat dit politievak in kan houden.’
11 juni 2015 - Wijnand de GelderHet is een warme, zonnige dag. Ik draai een late dienst samen met een oudere, ervaren collega in het buitengebied. Het is de hele avond al erg druk. Dan komt ineens de melding: ‘Nieuwkoop, X-laan, aanrijding letsel.’ We rijden direct die kant op en daar aangekomen, zie ik een auto helemaal links van de weg voorbij een oversteekplaats staan. De voorruit is volledig kapot en er is flinke schade aan de grill en motorkap. Op straat zie ik een groot remspoor.Er staat een heleboel volk op straat en er hangt een bijzonder gespannen sfeer. Eerder op de dag kregen we al drie meldingen van (dreigende) vechtpartijen tussen groepen jongeren. Terwijl mijn collega naar de betrokken auto loopt, ontferm ik me over het jonge meisje dat op straat ligt. Ze is zwaar gewond aan haar gezicht en benen. Haar gelaat is lijkbleek. Er zit een man naast haar. De manier waarop hij naar haar kijkt en haar hand vasthoudt, geeft mij de indruk dat dit haar vader is. Hij kijkt mij aan met een radeloze blik die me diep raakt. Ik kniel ook naast het meisje neer en hoor haar zachtjes kreunen. Godzijdank, ze leeft nog!Als de ambulance is gearriveerd, nemen de ambulancemedewerkers mijn plek in naast het meisje. Ik loop terug naar mijn collega. De sfeer is nog steeds gespannen. Veel omstanders zijn blijkbaar bekenden van het meisje. We overwegen om extra collega’s ter plaatse te vragen, maar mijn collega neemt de bestuurder van het betrokken voertuig mee naar het wijkbureau om de boel wat te sussen. Zijn passagier blijft bij de auto. Het gewonde meisje wordt ondertussen de ambulance in gereden en de kring omstanders vormt een soort van kordon om de politiewagen en de ambulance heen.Ineens stapt de passagier, die vlak naast me staat, een meter of twee naar voren en daagt iemand uit het publiek uit. Ik grijp hem bij een arm en trek hem met een ruk terug. Hij blijft met zijn rug tegen de dienstauto staan, enigszins geschrokken van mijn actie. Dan zie ik ineens in mijn ooghoek beweging. Van de andere kant van de weg steekt een groep van 15 tot 20 jongens over. Het zijn duidelijk medemedestanders van de passagier die onze richting opkomen.Ik kijk over mijn schouder en zie van de andere kant ook een grote groep de weg oplopen in onze richting. In een flits schiet het door mij heen: ‘Dat wordt een massale vechtpartij en over enkele seconden staan de ambulance en ik er middenin!’ Ik zie dat de jongeren tegen de ambulance aan lopen, die ik vervolgens heen en weer zie bewegen, terwijl het slachtoffer erin ligt. Ik moet iets doen!Ik leg mijn rechterhand op mijn pistool en in een flits gaat een deel van de ambtsintructie door mij heen. Dan trek ik mijn wapen, richt omhoog en los een schot in een veilige richting. Ik schreeuw daarbij uit alle macht, de adrenaline raast door mijn lijf. Ik kijk om me heen en zie dat mijn actie het gewenste effect heeft. De groepen wijken weer uiteen. Ik haal diep adem om tot mezelf te komen.De situatie is weer rustig, maar ik heb extra handen nodig voor het weer misgaat. Ik vraag aan de meldkamer om een tweede en derde wagen. Ik zeg over de mobilofoon niets over de sfeer, expres niet. Het is nu rustig en ik wil voorkomen dat de vlam weer oplaait als de collega’s met hoge snelheid en toeters en bellen aan komen rijden.De ambulance kan eindelijk op pad en de rust blijft bewaard, ook als de collega’s zijn aangekomen. Nu het gevaar is geweken, maalt het in mijn hoofd: Wat als de groepen niet uiteen geweken waren? Ik begin te trillen en loop doelloos heen en weer. Een hoop gaat langs mij heen. Mijn collega, die met de bestuurder was vertrokken, komt naar me toe. We kijken elkaar aan. Kon het anders? Wat hebben we gemist? Hadden we toch gelijk extra collega’s moeten oproepen? Door samen alles op een rij te zetten, keert de rust ook in mij terug. En we zijn het snel eens. Dit hadden we niet kunnen voorzien.Met het meisje is het uiteindelijk goed gekomen, wel na een hele lange weg naar herstel.CitaatOver de auteurWijnand de Gelder(foto: politie.nl)Wijnand de Gelder (44 jaar) werkt al sinds 1991 bij de politie. Via verschillende functies werd hij in 2009 verkeersmedewerker. Inmiddels zijn z’n werkzaamheden flink uitgebreid. Wijnand is op dit moment waarnemend wijkagent in Den Haag en houdt zich daarnaast bezig met onder andere horeca, bijzondere wetten, evenementen en demonstraties. Ook werkt hij als verkeersadviseur en neemt hij examens af voor politiemensen in opleiding.Wijnand: ‘Ik heb in ruim 20 jaar veel meegemaakt tijdens mijn werk. Door mijn verhalen op te schrijven, beleef ik een incident opnieuw en dat geeft me een gevoel van opluchting. Alsof ik het beter achter me kan laten. Ik herken me in de verhalen van de andere bloggers en ik hoop dat ik met mijn blogs andere collega’s help en begrip kweek bij de ‘buitenwereld’ voor het politiewerk.’
Over de auteurWijnand de Gelder(foto: politie.nl)Wijnand de Gelder (44 jaar) werkt al sinds 1991 bij de politie. Via verschillende functies werd hij in 2009 verkeersmedewerker. Inmiddels zijn z’n werkzaamheden flink uitgebreid. Wijnand is op dit moment waarnemend wijkagent in Den Haag en houdt zich daarnaast bezig met onder andere horeca, bijzondere wetten, evenementen en demonstraties. Ook werkt hij als verkeersadviseur en neemt hij examens af voor politiemensen in opleiding.Wijnand: ‘Ik heb in ruim 20 jaar veel meegemaakt tijdens mijn werk. Door mijn verhalen op te schrijven, beleef ik een incident opnieuw en dat geeft me een gevoel van opluchting. Alsof ik het beter achter me kan laten. Ik herken me in de verhalen van de andere bloggers en ik hoop dat ik met mijn blogs andere collega’s help en begrip kweek bij de ‘buitenwereld’ voor het politiewerk.’
18 juni 2015 - Jacco BezuijenHet is rond één uur in de nacht als ik samen mijn maatje het Sophia Kinderziekenhuis uit stap. We hebben net, na een spoedtransport, een ernstig zieke baby tot aan de Intensive Care gebracht. Nog danig onder de indruk van wat we net hebben meegemaakt, beginnen langzaam de meldingen via onze portofoons weer tot ons door te dringen.'Hoorde ik de meldkamer nou iets zeggen over een overval op een seksshop?’, vraag ik me hardop af. Mijn maatje vraagt de meldkamer om de melding te herhalen en we krijgen door dat er in de wijk Feyenoord inderdaad net een overval heeft plaatsgevonden. De daders hebben onder bedreiging van een vuurwapen de dagopbrengst geroofd en zijn in onbekende richting met de buit weggevlucht.Zo snel als wij het terrein van het kinderziekenhuis op zijn gereden, zo snel vertrekken wij weer om via de Erasmusbrug post te vatten bij de Koninginnenbrug, een van de mogelijke vluchtroutes van de overvallers. We staan er nog geen vijf minuten als we twee mannen vanaf het Stieltjesplein de Stieltjesstraat op zien fietsen, onze richting op. De mannen, beiden in het donker gekleed en met capuchons op, schrikken zichtbaar als ze onze herkenbare dienstwagen met gedoofde lichten zien staan. Ze steken snel de straat over om vervolgens de Entrepotstraat in te fietsen. Ik kijk mijn collega aan. Dit zouden de overvallers weleens kunnen zijn. Hij start de auto en snel rijden we er achteraan.Na een aantal meter de straat in te zijn gereden, zien we hoe de mannen tussen een aantal paaltjes door fietsen en via het Halfrond aan ons proberen te ontkomen. Snel stelt mijn collega de meldkamer op de hoogte van de vluchtrichting van de mannen. Vervolgens rijdt hij met verhoogde snelheid terug naar de Stieltjesstraat om linksaf richting het Poortgebouw te rijden, in de hoop de mannen daar de pas af te kunnen snijden.Ons plan lijkt te lukken, vlak voor het Poortgebouw komen de beide mannen het Halfrond af fietsen, opnieuw onze richting op. Maar een van de mannen reageert pijlsnel. Hij draait zijn fiets om en fietst opnieuw tussen een paar paaltjes door. De andere man ziet kans om in volle vaart langs onze auto te fietsen. Mijn maatje rijdt vol gas achteruit en draait de auto in een mooie 180-graden-draai de juiste richting op, waardoor we vlak achter de man komen te rijden.‘Er was toch sprake van een vuurwapen?’, vraag mijn maatje. ‘Dan is het nu mooi geweest. We gaan over tot staandehouding!’ Hij gaat vlak achter de fietser rijden en met de bumper tikt hij zachtjes het achterwiel van fiets aan. De man op de fiets raakt uit balans en valt om. Ik spring uit de auto en zie hoe hij zich in foetushouding oprolt met zijn armen over zijn hoofd. Ik pak hem vast en houd hem op de grond. ‘Heb jij het vuurwapen?’, brul ik terwijl de adrenaline door me heen raast. Bijna huilend roept de man: ‘Ik heb geen wapen! Ik heb geen wapen!’ MaskerSnel boei ik hem en zie mijn maatje naast me staan met een trotse blik. ‘Moet je kijken’, zegt hij, terwijl hij om ons heen wijst. ‘We hebben echt bingo!’ Op straat ligt de geldlade van een kassa met daaromheen heel veel muntgeld. Het glinstert in het licht van de straatverlichting. Ook ligt er een Screammasker bij, zo eentje als uit de gelijknamige horrorfilm. ‘Je bent aangehouden voor gewapende overval!’, roep ik de man op de grond toe. Met wijd opengesperde ogen kijkt de man mij verbijsterd aan. ‘Meneer, meneer’, stamelt hij. ‘Ik…ik….’ Ik zeg hem dat hij nu maar beter even zijn mond kan houden en dat hij in het politiebureau meer dan genoeg tijd krijgt om zijn verhaal te doen. Als ik hem op de achterbank van onze dienstauto zet, valt me iets vreemds op. Hij heeft sokken over zijn schoenen aan, niet echt een alledaagse outfit voor een overvaller. Dan horen we via de portofoon dat de tweede verdachte een paar straten verderop door collega’s is aangehouden. ‘Mooi, zaak rond!’, zegt mijn maatje en nadat wij alle goederen veilig hebben laten stellen op sporen, vertrekken we naar het politiebureau.Een uurtje later, we zijn druk ons verhaal in het politiesysteem te zetten, komt een rechercheur naar ons toe. Hij was speciaal voor de overval in dienst gekomen. ‘Mannen, er is een bijzondere wending in het verhaal, die wil ik even aan jullie kwijt.’ Verbaasd kijken we hem aan. Tijdens het eerste verhoor van de verdachten bleek dat beide mannen niets met de overval van doen hadden. Zij hadden vlak voor wij ze zagen een inbraak in een apotheek gepleegd. Dat verklaarde gelijk de kousen die de man om zijn schoenen had. Deze zaten daar om loopsporen binnen in de apotheek tegen te gaan.De overvallers op de seksshop zijn die nacht niet gepakt, maar na onze ‘toevallige’ vangst kon de nacht voor ons niet meer stuk.CitaatOver de auteur(foto: politie.nl)Jacco BezuijenJacco Bezuijen (48) startte in 1996 als agent bij de politie in Barendrecht. In 2007 stapte hij over naar de verkeerspolitie, waar hij in 2012 begeleider werd van het Verkeershandhavingsteam. Sinds in 2013 bij hem werkgerelateerde PTSS werd vastgesteld, zit hij thuis. Binnenkort hoopt hij een andere passende functie binnen de politie te vinden.Jacco: ‘In mijn werk maakte ik veel leuke, maar zeker ook minder leuke dingen mee. Door blogs te schrijven geef ik anderen inzicht in mijn werk en geef ik mijn ervaringen een plek.’Jacco bericht op Twitter (@jhbezuijen) ook over zijn werk als motoragent en begeleider van het Verkeershandhavingsteam. Ook probeert hij daar uitleg te geven in wat PTSS met een agent en zijn gezin doet. Jacco heeft ook twee boeken geschreven: ‘Belevenissen van een agent’ en ‘Hoe mijn jongensdroom een nachtmerrie werd’.
Over de auteur(foto: politie.nl)Jacco BezuijenJacco Bezuijen (48) startte in 1996 als agent bij de politie in Barendrecht. In 2007 stapte hij over naar de verkeerspolitie, waar hij in 2012 begeleider werd van het Verkeershandhavingsteam. Sinds in 2013 bij hem werkgerelateerde PTSS werd vastgesteld, zit hij thuis. Binnenkort hoopt hij een andere passende functie binnen de politie te vinden.Jacco: ‘In mijn werk maakte ik veel leuke, maar zeker ook minder leuke dingen mee. Door blogs te schrijven geef ik anderen inzicht in mijn werk en geef ik mijn ervaringen een plek.’Jacco bericht op Twitter (@jhbezuijen) ook over zijn werk als motoragent en begeleider van het Verkeershandhavingsteam. Ook probeert hij daar uitleg te geven in wat PTSS met een agent en zijn gezin doet. Jacco heeft ook twee boeken geschreven: ‘Belevenissen van een agent’ en ‘Hoe mijn jongensdroom een nachtmerrie werd’.
02 juli 2015 - Peter TimmerHet is een mooie zomerse zaterdag. Het is al laat in de middag en ik ben in m’n eentje aan het surveilleren. Overal zie ik mensen die in de tuin aan het werk zijn en kinderen die buiten spelen. Ik heb dit weekend ook piket vermiste personen voor Noord-Nederland. Dit houdt in dat wanneer er een vermissing is en de collega’s vragen hebben, ze mij kunnen bellen voor advies en aanwijzingen.Het is een rustige dienst. Er zijn alleen wat meldingen over rookoverlast van de barbecue van de buren en hier en daar een kleine aanrijding. Maar met dit werk weet je het nooit. Het ene moment ben je rustig met je collega’s aan het eten en 5 minuten later moet je vol aan de bak bij een reanimatie of aanrijding, terwijl je eten op tafel staat af te koelen.Net als ik een praatje maak met een paar vissende mannen, krijg ik een melding van een vermissing binnen. Er blijkt een jongetje van 3 jaar weg te zijn. Ik neem afscheid van de beide mannen en ga naar het bureau om me in te lezen en te kijken wat er nog moet gebeuren.Ik ben nog niet op het politiebureau of de telefoon gaat. Het blijkt de officier van dienst van de meldkamer te zijn. Hij praat me bij over de vermissing: ‘We hebben nog geen advies nodig, maar we wilden je wel even bijpraten over de vermissing’, aldus de officier. Ik dank hem voor zijn telefoontje en we spreken af dat hij mij op de hoogte houdt.Op internet zoek ik het adres op van het jongetje en zie dat hij op het platteland woont met veel water en landerijen om het huis. Ik lees in de melding dat hij buiten speelde en niet terugkwam voor het eten. De ouders hebben het hele huis al doorzocht en buren en kennissen hebben de omgeving al uitgekamd. Ze kunnen het knaapje nergens vinden.Ik bedenk me dat het waarschijnlijk geen zin heeft om met een speurhond te gaan zoeken, want die zoekt alleen het laatste spoor op en nu hebben er al zoveel mensen rondgelopen. Maar voor de zekerheid bel ik toch de hondengeleider. Ik hoor van hem dat hij al onderweg is naar het woonadres van het jongetje. Ook bel ik de Landelijke Eenheid om te kijken of er een helikopter beschikbaar is. Helaas is dit niet het geval. De helikopter heeft al een andere klus, in de omgeving van Amsterdam.Terwijl ik bedenk wat er nog meer gedaan kan worden, gaat mijn telefoon opnieuw. Ik ben zo in gedachten, dat ik ervan schrik. Het is een van de collega’s die bij de ouders van het mannetje zijn. Van hen krijg ik te horen dat er toestemming is gegeven voor publicatie. Dat betekent dat we de pers mogen inlichten en Burgernet activeren. Mijn collega zegt dat de burgernetmelding al gedaan is en dat er ook al een vooraankondiging is gedaan bij de plaatselijke kranten en websites. Een goede zaak want zo kijken er veel meer mensen uit naar de jongen.Mijn collega zegt dat de ouders ten einde raad zijn. Ze zijn al 10 keer langs dezelfde sloot gelopen, maken zichzelf verwijten en halen zich allerlei doemscenario’s in het hoofd. Ik snap hun frustratie heel goed. Gelukkig is mijn ervaring dat we kleine kinderen meestal binnen een straal van 200 meter van de woning gezond en wel terugvinden. Maar dat weet je natuurlijk nooit zeker van tevoren.Omdat ik wat aanvullende gegevens nodig heb van het jongetje, geeft de collega de moeder aan de telefoon. Ze huilt. Ik kan haar iets kalmeren en ze vertelt mij alles over haar zoontje, over wat hij leuk vindt om te doen en waar hij vaak rondhangt. Ik vraag haar of ze toestemming wil geven dat mijn collega’s nog eens door het huis zoeken. Agenten kijken toch met een andere blik. Ze zegt: ‘Je mag alles overhoop halen, als ik mijn zoontje maar terugkrijg!’Zodra de ouders het toestemmingsformulier getekend hebben, gaan de collega’s samen met de hondengeleider door het huis. Systematisch wordt het huis van boven naar beneden onderzocht. Alle kamers worden doorlopen, alle kasten opengehaald. Maar ze vinden de jongen niet.Het onderzoek verplaatst zich naar buiten. Achter de woning zijn nog een paar oude stallen, waar vroeger paarden hebben gestaan en de honden sliepen. Nu staan er alleen nog een aantal oude machines. Ook in deze donkere schuren doorzoeken de collega’s ruimte voor ruimte. De speurhond twijfelt even bij een paar kleine hokken. De vader van de jongen ziet het en zegt: ‘Hier hebben onze honden vroeger geslapen, nu staan daar alleen nog hun manden. Ik denk dat hij de andere honden nog ruikt.’Toch kruipen de collega’s de hokken in en kijken in elk hoekje. Als een van de mannen een oude hondendeken van een mand haalt, komt er ineens een klein donker kopje tevoorschijn. Oogjes knipperen in het felle licht van de zaklantaarn. Van schrik begint de kleine jongen te huilen, maar als hij de geruststellende stem van zijn vader en moeder hoort, wordt hij stil. Met tranen in de ogen van blijdschap nemen de ouders het kind over van de agent. Het jochie vertelt dat hij aan het spelen was en even was gaan liggen in een van de oude manden toen hij moe werd. Heel logisch.Voldaan maak ik mijn administratie af en sluit af. Mijn dienst zit er inmiddels al op. Thuis doet mijn vrouw open en vraagt: ‘Heb jij Elin onderweg gezien? Ze is nog niet thuis. Ze is na het eten even buiten gaan spelen en moet zo naar bed.’ Met een knipoog zeg ik: ‘Zal ik de honden en de helikopter alvast deze kant op laten komen, een Burgernetmelding uit laten gaan, collega’s laten zoeken en de buurt activeren?’ Voordat ze kan reageren, komt mijn dochter al de hoek om. ‘Even de tijd vergeten, papa.’ Samen gaan we naar binnen en kan ik eindelijk mijn maaltijd opwarmen. Mijn vrouw houdt me gezelschap als ik aan tafel zit te eten. En ik besef ik me dat de de ouders van het vermiste jongetje ook weer samen aan tafel kunnen zitten. Gelukkig is het ook dit keer weer goed afgelopen.CitaatOver de auteurPeter Timmer(foto: politie.nl)Peter Timmer is hoofdagent in de noodhulp in Noord-Nederland. Daarnaast werkt hij als coördinator vermiste personen en is hij ambassadeur van Burgernet.Peter: ‘Ik heb eerst 10 jaar in Den Haag Centrum gewerkt en ben daarna overgegaan naar het pittoreske Uithuizen in Groningen, waar ik alweer 10 jaar met plezier woon en werk. Om bepaalde incidenten te verwerken heb ik deze vaak opgeschreven en na het schrijven in de prullenbak gegooid. Waarna ook het incident eigenlijk uit mijn hoofd was. Omdat ik meerdere reacties kreeg om meer met mijn verhalen te doen, heb ik besloten blogs te publiceren. Ik hoop met deze blogs te bereiken dat burgers gaan begrijpen dat we veel kunnen en willen, maar niet alles.’
Over de auteurPeter Timmer(foto: politie.nl)Peter Timmer is hoofdagent in de noodhulp in Noord-Nederland. Daarnaast werkt hij als coördinator vermiste personen en is hij ambassadeur van Burgernet.Peter: ‘Ik heb eerst 10 jaar in Den Haag Centrum gewerkt en ben daarna overgegaan naar het pittoreske Uithuizen in Groningen, waar ik alweer 10 jaar met plezier woon en werk. Om bepaalde incidenten te verwerken heb ik deze vaak opgeschreven en na het schrijven in de prullenbak gegooid. Waarna ook het incident eigenlijk uit mijn hoofd was. Omdat ik meerdere reacties kreeg om meer met mijn verhalen te doen, heb ik besloten blogs te publiceren. Ik hoop met deze blogs te bereiken dat burgers gaan begrijpen dat we veel kunnen en willen, maar niet alles.’
16 juli 2015 - Henrieke Schoonekamp‘Heb je zin om met me mee de stad in te gaan?’ Het is vrijdagavond, 20.00 uur. Een goede vriendin van me staat voor de deur. Ik heb wel zin om met haar mee te gaan, maar ik kan niet. Ik heb samen met een collega piket. Dit houdt in dat ik telefonisch bereikbaar ben voor het werk. Als ergens in mijn werkgebied direct forensische opsporing nodig is, dan word ik in dienst geroepen. Ook midden in de nacht. Ik zeg tegen mijn vriendin dat ik de volgende keer graag mee ga, maar dat dat nu echt niet kan. ‘Niet alleen maar werken hoor, ook een beetje lol maken’ zegt ze met een knipoog, terwijl ze vrolijk zwaaiend wegloopt. Een half uur later gaat de diensttelefoon. Ik hoor de vertrouwde stem van mijn collega zeggen dat onze komst wordt verzocht bij een overleden persoon. Vijf minuten later zit ik in de auto op weg naar het opgegeven adres, veertig minuten rijden verderop. Onderweg kom ik door een dorp waar het gezellig druk is. Het jaarlijkse dorpsfeest is net begonnen. Er staan tenten in het weiland en ik zie al wat verklede feestvierders die lachend op weg naar het feest zijn. Als ik bij de woning ben, komen ook net mijn collega en de forensisch arts aan. De agenten die als eerste ter plaatse waren, praten ons bij. Ik begrijp dat familieleden hun moeder en oma hangend aan een touw in de woning hebben aangetroffen. Er is een afscheidsbrief gevonden, waarin staat dat ze de lichamelijke pijn niet meer aan kon. Ook het leven zonder haar vorig jaar overleden echtgenoot, met wie ze meer dan zestig getrouwd is geweest, viel haar zwaar. Ik condoleer de familie en ga samen met mijn collega en de forensisch arts aan het werk. We onderzoeken de woning en het lichaam van de vrouw op eventuele sporen, waaruit zou blijken dat er nog iemand anders betrokken is geweest bij het overlijden. Maar na ons onderzoek komen we tot de conclusie dat dit niet het geval is. Suïcide dus. Als ik uiteindelijk naar huis rijd, kan ik het trieste einde van de vrouw moeilijk van me afzetten. In gedachten rijd ik door het donker. Halverwege zie ik lichten van het jaarlijkse dorpsfeest weer. Dit is inmiddels in volle gang, het is een stuk drukker in het dorp. Voorzichtig rijd ik door de verlichte straten. Als ik een rotonde oprijd, schrik ik van een verklede jongen, die midden op de weg staat. Hij staat wat wankel op zijn benen. Ik doe het raampje naar beneden en roep naar hem dat hij aan de kant moet gaan. Hij kijkt op en als hij me ziet, zegt hij met een grote glimlach: ‘Hey, ga je mee een biertje drinken?’ Ik schiet in de lach en zeg dat hij beter op de stoep kan gaan staan, omdat ik bijna tegen hem aangereden ben. Dan ziet hij blijkbaar het politielogo op de mouw van mijn jas, want ik zie hem schrikken. Hij loopt van de rotonde, de stoep op. Onvast ter been, maar met een grote grijns roept hij me na: ‘Niet alleen maar werken hoor, ook een beetje lol maken! Het leven is te gek en te mooi. Leef het gekke leven!’ Met een grote glimlach rijd ik door. Dat is de tweede keer vanavond dat ik deze woorden hoor. En zeker na de trieste situatie van 20 minuten eerder, ben ik het er helemaal mee eens!CitaatOver de auteurHenrieke Schoonekamp(foto: politie.nl)Henrieke Schoonekamp (35jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland.Henrieke: ‘Als forensisch medewerker krijg ik te maken met allerlei delicten, van inbraak tot moord en doodslag. Goed sporenonderzoek draagt er aan bij dat een misdrijf wordt opgelost en de juiste dader gestraft wordt. Ik besloot mijn ervaringen op te schrijven, omdat ik vaak in heel bijzondere, heftige, leuke en ontroerende situaties terecht kom. En om mensen een inkijkje bij Forensische Opsporing te geven!’Naast haar werk bij de politie werkt Henrieke af en toe een paar weken als vrijwilliger bij een kindertehuis in het buitenland.
Over de auteurHenrieke Schoonekamp(foto: politie.nl)Henrieke Schoonekamp (35jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland.Henrieke: ‘Als forensisch medewerker krijg ik te maken met allerlei delicten, van inbraak tot moord en doodslag. Goed sporenonderzoek draagt er aan bij dat een misdrijf wordt opgelost en de juiste dader gestraft wordt. Ik besloot mijn ervaringen op te schrijven, omdat ik vaak in heel bijzondere, heftige, leuke en ontroerende situaties terecht kom. En om mensen een inkijkje bij Forensische Opsporing te geven!’Naast haar werk bij de politie werkt Henrieke af en toe een paar weken als vrijwilliger bij een kindertehuis in het buitenland.
13 augustus 2015 - Barry van Rij'Ik rijd op een avond in privétijd door de stad, als ik in mijn ooghoek langs de weg, op het fietspad, een man zie liggen. Al ben ik niet aan het werk, ik voel me 24/7 agent en besluit te kijken of de man hulp nodig heeft. Ik parkeer mijn auto en loop naar hem toe. Hij ligt bewegingloos op het fietspad. Om hem heen staan wat jongeren, die kennelijk niet weten wat ze met hem aan moeten.Ik kniel naast de man neer en vraag of hij in orde is en of ik hem ergens mee kan helpen. Als antwoord krijg ik slechts wat gebrabbel. De man is zeer vermoedelijk onder invloed van alcohol. Hij spreekt met dubbele tong, maar ik meen wat Poolse woorden te herkennen. Ik ken een beetje Pools en als ik in het Pools goedenavond zeg, reageert hij hier wel op.Hij probeert overeind te komen, maar dit lukt hem niet, hij valt steeds om. Ik pak mijn telefoon en bel het directe telefoonnummer van de politiemeldkamer. Het lijkt me handig als collega’s hem even thuisbrengen.Een voorbijgangster blijkt de Poolse taal machtig te zijn. Ik vraag haar om even te vertalen. Samen trachten we een naam of adres van de man te achterhalen. Maar er komt niks zinnigs uit. Het enige verstaanbare dat hij zegt, is dat hij de voorbijgangster wel mee naar huis wil nemen. ‘Dit wordt niks’, denk ik en ik geef de poging tot een gesprek op.Als ik even naar mijn auto loop om iets te pakken, zie ik ineens dat de man toch overeind is gekomen. Hij zwabbert op zijn benen. Niet voor lang, want een seconde of vijf later ligt hij languit op de weg en wordt hij bijna aangereden door een voorbijkomende auto.Ik ren meteen naar hem toe. Ik toon hem mijn politielegitimatiebewijs en vertel hem voor de duidelijkheid ook dat ik van de politie ben. Met moeite weet ik de zwaarlijvige man omhoog te tillen en van de weg te krijgen. Ik zet hem vervolgens tegen een boom langs het fietspad. Om te zorgen dat hij niet weer opnieuw omvalt, moet ik hem constant vasthouden. Maar de man is hier niet van gediend. Hij wordt agressief en neemt zelfs een gevechtshouding aan. Gelukkig komt er op dat moment een politiebusje de straat in gereden.Terwijl ik mijn collega’s kort vertel wat er is gebeurd, helpen we de man gezamenlijk het politiebusje in. Nogmaals proberen we zijn adres te achterhalen middels de ‘tolk’, maar de man zegt niks.Op het moment dat mijn collega’s hem mededelen dat hij is aangehouden voor openbare dronkenschap en ter ontnuchtering ingesloten wordt, begint de man om zich heen te slaan. Hij draait volledig door en is amper nog onder controle te krijgen. Met drie man trekken we hem weer uit het busje om hem te kunnen boeien. Dat lukt niet gemakkelijk en we zijn zelfs genoodzaakt geweld te gebruiken om hem in de handboeien te krijgen. Uiteindelijk lukt dat. We zetten hem terug in het busje en mijn collega’s brengen hem naar het politiebureau. Ook ik vervolg mijn weg.Later hoor ik dat de man bij het politiebureau door meerdere collega’s in bedwang gehouden moest worden. Na advies van een arts is hij in de observatiecel geplaatst is. In zo’n cel wordt iemand constant in de gaten gehouden en elke half uur gewekt om zijn reactievermogen te controleren. Uiteindelijk is ook zijn identiteit achterhaald.Ik kom in mijn werk wel vaker in aanraking met dronken mensen, maar ik verbaas me er opnieuw over hoe een ‘gezellig biertje’ kan omslaan naar iets heel vervelends. En deze man mag nog blij zijn dat het voor hem op deze manier is afgelopen.'CitaatOver de auteurBarry van Rij(foto: politie.nl)Barry van Rij (24) is surveillant bij Basisteam Schiedam, Eenheid Rotterdam. Hij is sinds 2008 werkzaam bij de politie. Hij werkt bij de wijkpolitie en draait zo nu en dan diensten mee met de noodhulp. Ook houdt hij zich bezig met de aanpak van drugsoverlast. Daarnaast volgt hij momenteel een doorstroomopleiding naar agent.Barry: ‘Elke dag bij de politie is anders. Van reanimatie tot burenruzie tot overval, alles is op zijn eigen manier spannend of ontroerend. Ik haal voldoening uit een goede aanhouding. Met deze blogs probeer ik u mee te nemen in mijn belevenissen.’
Over de auteurBarry van Rij(foto: politie.nl)Barry van Rij (24) is surveillant bij Basisteam Schiedam, Eenheid Rotterdam. Hij is sinds 2008 werkzaam bij de politie. Hij werkt bij de wijkpolitie en draait zo nu en dan diensten mee met de noodhulp. Ook houdt hij zich bezig met de aanpak van drugsoverlast. Daarnaast volgt hij momenteel een doorstroomopleiding naar agent.Barry: ‘Elke dag bij de politie is anders. Van reanimatie tot burenruzie tot overval, alles is op zijn eigen manier spannend of ontroerend. Ik haal voldoening uit een goede aanhouding. Met deze blogs probeer ik u mee te nemen in mijn belevenissen.’
20 augustus 2015 - Joris MohrVandaag loop ik samen met een collega in burger in station Sloterdijk in Amsterdam. We zijn zoals altijd op zoek naar zakkenrollers. Station Sloterdijk ligt in de Amsterdam-Schiphollijn en wordt vaak gebruikt door toeristen. En dus ook door zakkenrollers. Toeristen hebben vaak veel contant geld bij zich en zijn dus ideale slachtoffers. Onze taak is om hen te beschermen en de dieven aan te pakken.Het loopt inmiddels tegen de klok van 10.00 uur en ik krijg trek in een broodje. Ik open mijn rugzak en haal er een boterham met kaas uit. Ik leun tegen een trapleuning en neem een hap. In mijn ooghoek zie ik twee mannen mijn kant op komen. Op de een of andere manier trekken ze mijn aandacht. Ik kijk één van de mannen even aan. Slechts twee seconden, meer niet. Alles in mij zegt dat dit wel eens een zakkenroller zou kunnen zijn. Onderbuikgevoel.Om mijn cover niet stuk te maken en niet teveel aandacht te trekken, draai ik mijn hoofd weg en eet rustig mijn broodje verder op. De man die ik even aankeek, loopt langs mij en roept iets in het Arabisch. Ik vermoed dat hij het tegen mij heeft, maar besluit niet meteen te reageren. Enkele seconden later kijk ik op. Ik zie dat de man inmiddels in het midden van het station stil staat en zijn middelvinger naar mij op steekt. ‘Fuck you!’, bekrachtigt hij dit met woorden.Ik haal mijn schouders op en loop weg. Ik ben hier niet gekomen om een conflict te laten ontstaan. Ik wil juist zo min mogelijk de aandacht. Ik zie de man verdwijnen richting het eettentje op het station. Ik heb het inmiddels fris gekregen, want het tocht behoorlijk in het station. Ik loop daarom naar een koffiezaak die vlak naast het eettentje zit en haal een kop warme thee.Terwijl ik in de rij sta, komt de man die me zojuist met zijn middelvinger groette, ook de koffiezaak in. Hij loopt om mij heen en bekijkt me. Ik reageer totaal niet en doe mijn bestelling. Ik zie dat de man weer weg loopt. Wanneer hij uit zicht is, informeer ik mijn collega over deze man. ‘Ik kom naar je toe, Joris’, hoor ik in mijn oortje.Langzaam loop ik de koffiezaak uit. Ik kijk om mij heen. Ik zie de man niet meer en mijn collega is ook nog nergens te bekennen. Ik praat hem bij via mijn microfoontje. Dan, uit het niets, komt de man ineens achter het NS-loket vandaan gelopen. ‘Tegen wie praat jij? Ik weet wel wie jij bent! Fuck you man! Fuck you!’ Nogmaals zie ik de middelvinger verschijnen.Ik ben er nu wel klaar mee. Wat een rare kwast. Ik probeer tijd te rekken tot mijn collega er is en zeg tegen hem: ‘Gast, wat is jouw probleem? Ik sta rustig mijn broodje te eten en haal een kop thee. Ondertussen ben ik aan het bellen en jij valt me lastig.’ Ik probeer me nog steeds als een reiziger te gedragen. Ik zie even een twijfeling in zijn ogen, maar dan raast hij verder: ‘Jij bent niet aan het bellen, man. Ik weet wel wie jij bent. Hou jezelf toch niet voor de gek. Fuck you!’Oke, deze man herkent mij kennelijk als politieagent. Niet leuk, maar het maakt het voor mij wel makkelijker om te schakelen. Hij is nu bewust een agent aan het beledigen en belemmert mij in mijn werkzaamheden. Als de man klaar is met zijn tirade, loopt hij weg. Ik zie mijn collega aankomen en praat hem bij. We besluiten de man aan te houden. Wanneer we snel achter hem aan lopen, komt ineens ook de tweede man weer in beeld. Nieuwsgierig kijkt hij ons aan. Mijn zintuigen staan op scherp. Wat gaat hij doen? Maar de man is wijs en houdt afstand. Terwijl ik de verdachte nader, draait hij zich om. ‘Ja, ja, boei me maar’, hoor ik hem zeggen.Ik sta nu naast hem. Ik zet mijn kop thee weg en deel hem mee dat hij is aangehouden voor ordeverstorende gedrag en belediging. Vervolgens vraag ik hem of hij een mes of wapen bij zich heeft. ‘Ja, ik heb een vuurwapen’, zegt hij en kijkt me strak in de ogen aan. Ik twijfel geen moment. Ik heb geen zin in een schietpartij. Met mijn voet veeg ik hem gelijk onderuit. Nog voordat hij iets kan doen of nog meer gekke gedachten krijgt, ligt hij op zijn buik op de grond.Mijn collega fouilleert hem. ‘Ik heb niets man. Wat denk je nou zelf!’ kermt de verdachte. Ik heb even geen boodschap aan zijn woorden, ik wil eerst zekerheid. ‘Als jij zegt dat je een vuurwapen hebt, dan handel ik daar ook naar.'Al vloekend en schreeuwend wordt de verdachte even later door een paar van mijn collega’s afgevoerd in een politiebus. Ik drink mijn thee verder op en ga met mijn collega door met het undercover-werk. Later krijg ik van collega’s op het politiebureau te horen dat de man regelmatig als verdachte van tassenrollerij in het politiesysteem voorkomt. Goed te weten dat mijn onderbuikgevoel juist was.CitaatOver de auteurJoris MohrJoris Mohr (35) is agent in Amsterdam en werkt bij het Prioteam van het BOV (Basisteam Openbaar Vervoer). Hij werkt voornamelijk undercover en zijn specialisme ligt bij het opsporen van zakkenrollers in het openbaar vervoer.Joris: ‘Ik schrijf blogs omdat ik mijn ervaringen graag wil delen. Ik vind het altijd jammer als iemand kritiek heeft op het politiewerk. Met mijn blogs laat ik zien wat ons werk inhoudt, zodat mensen een volledig beeld krijgt. En hopelijk breng ik ze op andere gedachten.’Omdat het zijn undercoverwerkzaamheden kan schaden, brengen we Joris bij zijn blogs niet herkenbaar in beeld.
Over de auteurJoris MohrJoris Mohr (35) is agent in Amsterdam en werkt bij het Prioteam van het BOV (Basisteam Openbaar Vervoer). Hij werkt voornamelijk undercover en zijn specialisme ligt bij het opsporen van zakkenrollers in het openbaar vervoer.Joris: ‘Ik schrijf blogs omdat ik mijn ervaringen graag wil delen. Ik vind het altijd jammer als iemand kritiek heeft op het politiewerk. Met mijn blogs laat ik zien wat ons werk inhoudt, zodat mensen een volledig beeld krijgt. En hopelijk breng ik ze op andere gedachten.’Omdat het zijn undercoverwerkzaamheden kan schaden, brengen we Joris bij zijn blogs niet herkenbaar in beeld.