0 gebruikers (en 1 gast bekijken dit topic.
Deze is ook zeer indrukwekkend:http://henriekeschoonekamp.blogspot.nl/2015/08/politieblog-de-kus-van-lennart.html
21 augustus 2015 - Henrieke SchoonekampAls ik klaar ben met forensisch onderzoek bij verschillende zaken rijd ik naar het politiebureau in Zutphen om het schriftelijk werk af te handelen. In de hal van het politiebureau spreekt de wijkagent René mij aan:’Ja, jou moet ik net hebben!’ Ik kijk hem vragend aan. ‘Loop even mee, koffie?’ vraagt René. Nou wordt het echt eng…. De wijkagent die me vraagt mee te lopen en me ook nog koffie aanbiedt. Weifelend sjok ik achter hem aan.Als we zitten vertelt hij dat hij is benaderd door Wendy, een vrouw die hij kent door zijn werk als wijkagent. Haar jongste zoontje van twee jaar is een paar maanden geleden overleden. Op het raam in de woonkamer staan zijn vingerafdrukken. En Wendy heeft René gevraagd hoe ze die vingerafdrukjes van het raam kan halen zodat ze bewaard blijven. ‘Ik kan haar wel wat tips geven, maar volgens mij moet dit goed gebeuren en moet jij er gewoon even langs gaan om die vingerafdrukjes eraf te halen, dat is jouw werk, jij bent daar goed in’, zegt hij. Dit had ik niet verwacht. Ik zeg meteen ja. René maakt daarop een afspraak met Wendy voor de volgende ochtend en ik bel naar de afdeling met de mededeling dat ik de volgende morgen een paar uur niet te bereiken ben. Dat kan natuurlijk niet, maar als ik uitleg waarom is het goed.De volgende ochtend rijd ik samen met René naar Wendy. Ik ben een beetje nerveus. Is het wel mogelijk om die afdrukken na maanden nog van het raam te halen? Wat als ik iets niet goed doe en ik dit vreselijk verpruts? Bij een misdrijf ben ik daar nooit bang voor. Maar dit is anders….LennartAls we bij de woning zijn, komt Wendy naar buiten en begroet ons hartelijk. Ze gaat ons voor haar huis in en vraagt of we wat willen drinken. Ik kijk haar aan en ik mag haar gelijk. Als hier geen kindje overleden was, maar er was bij ze ingebroken, dan was het een hele gezellige inbraak geworden. Ze komt terug met koffie uit de keuken en zet een schaal met appelflappen neer. Ze vertelt over Lennart, haar jongste zoon. De dag na zijn tweede verjaardag lag hij totaal onverwacht dood in zijn bedje, een doodsoorzaak is nog niet bekend. Bij de zithoek staat een kast. De kast van Lennart. Ik kijk ernaar, terwijl Wendy vertelt over hem. Foto’s van een lachende Lennart. Een stralende peuter met een enorme lach, hele mooie krullen en zijn beer in zijn armen. Beer zit nu in de kast met andere knuffels en speelgoed.Als ik verder kijk heb ik ineens de koude rillingen over mijn rug. Ik zie een kleine urn in de kast. Een kleine urn met de as van die stralende peuter. Wat dit gezin de afgelopen maanden heeft meegemaakt is onvoorstelbaar.Wendy trekt het gordijn weg en meteen zie ik de vele afdrukken op het raam. Voor het raam staat een lage radiator. Lennart gebruikte deze blijkbaar om op te staan en mensen welkom te heten of gedag te zeggen. De andere twee kinderen zijn een stuk ouder en zouden hun afdrukken veel hoger op het raam hebben achtergelaten. Wendy zegt dat het gordijn bijna niet meer open is geweest. Ze vindt het heel mooi om de vette vingers van haar jongste te zien, maar het is ook zo confronterend. Ze wil de gordijnen weer open doen, de ramen wassen, het licht binnenlaten en vooral de afdrukjes van Lennart bewaard hebben. Ik leg haar uit wat ik kan doen met mijn poeders. Dat als ik met een poederkwast over het raam ga de afdrukken heel goed zichtbaar zullen worden. Dat het er daarna niet meer zo uitziet zoals nu en dat ze zeker de ramen moet gaan wassen daarna. Want ik ga het nog veel viezer maken met mijn poeders. Wendy vindt het goed. Ze zegt dat Lennart helemaal niet op de radiator mocht staan. Ik glimlach en zeg dat het toch best fijn is dat hij af en toe niet luisterde. Wendy lacht. Ze gaat op de bank zitten en praat met René.Ik pak mijn lamp en ga op mijn knieën op peuterhoogte voor het raam zitten. Ik schijn met de lamp en zie heel veel afdrukken van hele vette peutervingers. Ik ben opgelucht. Dit gaat zeker lukken. Vingerafdrukken vinden van volwassenen na drie maanden is geen gemakkelijke opgave. Van deze peuter gelukkig wel. Ik kijk rustig op het raam waar de mooiste afdrukken zijn, er zitten namelijk veel vegen tussen. Logisch, geen enkele peuter staat stil. Plotseling blijven mijn ogen bij iets hangen op het raam. Ik kijk ernaar of ik het goed zie. Maar ik weet het heel zeker. Lennart heeft niet alleen zijn handjes afgeveegd aan het raam. Aan iemand die buiten stond heeft hij een kusje gegeven. Een kusje op het raam. Ik zie heel duidelijk de afdruk van zijn lipjes met daarboven een neusje. Ik krijg het erg warm, ben ontroerd. Ik kijk weer opzij en zie dat Wendy naar me kijkt. ‘Kun je er wat mee?’ vraagt ze. Ik wenk haar en vraag haar te komen kijken. Ze loopt naar me toe en ik laat eerst de vingerafdrukjes zien en de vele vegen op het raam. Dan ga ik opzij met de lamp en laat haar de afdruk van het kusje zien. Ze ziet niet goed wat het is. Het is ook niet heel duidelijk met de lamp en ik kijk natuurlijk met een geoefend forensisch oog. Als ik haar uitleg wat ik zie, zie ik haar gezicht veranderen. Intens verdriet en blijdschap in één uitdrukking. Niet uit te leggen. Ze kijkt me aan en vraagt me bijna smekend of ik dat eraf kan halen.Een cadeautje van Lennart. Een kus. Zo ineens onverwacht.Ik vertel haar dat ik de kus heel goed van de ruit kan halen, evenals de vingerafdrukjes. Ik loop de woning uit en open de achterklep van de dienstauto. De post mortem koffer is het eerste wat ik zie. Niet nodig nu. Dit is een post mortem onderzoek wat me nooit is geleerd. Ik pak mijn sporenkoffer en ook dat voelt even raar. In deze koffer zit alles om sporen van boeven te zoeken. Nu gebruik ik het om de sporen van een klein dood boefje te vereeuwigen. Ik haal diep adem. Dit raakt me. Dit is geen werk, dit komt veel dichterbij dan werk. Dat is goed, ik ben ook maar gewoon Henrieke. Gelukkig is het ook geen werk. Dit is gewoon iemand helpen. En ik heb heel toevallig de kennis en de middelen om Wendy te helpen. Dat is alleen maar heel mooi.Ik ga weer naar binnen, open mijn koffer en doe wat ik altijd doe. Ik bekijk de afdrukken en de ondergrond. Ik kies het hiervoor geschikte poeder, open het potje, doe een beetje poeder aan mijn kwast en ik breng het poeder aan op het raam. Ongelooflijk hoe vet die peutervingertjes zijn, zelfs na maanden worden de afdrukken meteen goed zichtbaar. Bij de kus poeder ik voorzichtig door. Net zolang tot het raam op peuterhoogte helemaal zilverkleurig is van het poeder. Links van de kus op het raam zie ik een andere afdruk, deze kan ik niet goed thuisbrengen. Wendy ziet dat ik erop schijn met de lamp. Ze kijkt en zegt: ‘Dribbel’. Ik kijk haar vragend aan. ‘Dribbel is de hond, zo stonden ze vaak samen naast elkaar tegen het raam’, zegt Wendy.Met folies neem ik de afdrukken af. Gewoon zoals ik dat altijd doe met vingerafdrukken die ik vind bij misdrijven. Als ik klaar ben en alle mooie afdrukken van het raam heb gehaald blijft het gordijn open, de zilveren vegen goed zichtbaar. Ik ga op de bank zitten en krijg nog een beker koffie van Wendy. We praten wat en Wendy vertelt over de fotograaf die de folies zal gaan fotograferen. Hij heeft ook de uitvaart van Lennart gefotografeerd. Wendy pakt een boekje. Ik zie foto’s van een dood jongetje met mooie krullen. Wendy laat het boekje zien en vertelt hoe het ging; de dood van Lennart, de dagen erna en de uitvaart. Alles met foto’s erbij. Het raakt me diep.Dan wordt het tijd om te gaan. Wendy loopt mee naar de deur. Ik wil een hand geven maar Wendy pakt me stevig beet en geeft me drie kussen. ‘Bedankt, dat je dit voor me hebt willen doen, bedankt.’ Ik stamel iets als ‘graag gedaan’. Wat ik op dat moment wel denk maar niet uitgesproken krijg is: ‘Bedankt dat je me in je leven en huis liet en Lennart bedankt dat ik je ouders en broers jouw kus mocht geven.’ Ik krijg het gewoon even niet uitgesproken. René en ik rijden weg. Stil zitten we naast elkaar.Een paar maanden later. Ik kom thuis na het werk. Ik zie een envelop op de deurmat en open deze met mijn jas nog aan. Ik herken het handschrift niet en ben nieuwsgierig wie mij wat stuurt. Het is een kaart. Ik herken de foto op de voorzijde meteen en even stokt mijn adem. De kus van Lennart. Met daarnaast een prachtig gedicht. En op de achterzijde een persoonlijke tekst. Wat mooi om dit te krijgen. En wat mooi dat ik die kus heb mogen vinden en heb mogen geven aan mama, papa en broers. De tranen rollen over mijn wangen.Deze blog is geplaatst met toestemming van de familie van Lennart.CitaatOver de auteurHenrieke Schoonekamp(foto: politie.nl)Henrieke Schoonekamp (35jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland.Henrieke: ‘Als forensisch medewerker krijg ik te maken met allerlei delicten, van inbraak tot moord en doodslag. Goed sporenonderzoek draagt er aan bij dat een misdrijf wordt opgelost en de juiste dader gestraft wordt. Ik besloot mijn ervaringen op te schrijven, omdat ik vaak in heel bijzondere, heftige, leuke en ontroerende situaties terecht kom. En om mensen een inkijkje bij Forensische Opsporing te geven!’Naast haar werk bij de politie werkt Henrieke af en toe een paar weken als vrijwilliger bij een kindertehuis in het buitenland.
Over de auteurHenrieke Schoonekamp(foto: politie.nl)Henrieke Schoonekamp (35jaar) werkt sinds 2001 bij de politie. In 2007 begon ze bij het Team Forensische Opsporing in de Eenheid Oost Nederland.Henrieke: ‘Als forensisch medewerker krijg ik te maken met allerlei delicten, van inbraak tot moord en doodslag. Goed sporenonderzoek draagt er aan bij dat een misdrijf wordt opgelost en de juiste dader gestraft wordt. Ik besloot mijn ervaringen op te schrijven, omdat ik vaak in heel bijzondere, heftige, leuke en ontroerende situaties terecht kom. En om mensen een inkijkje bij Forensische Opsporing te geven!’Naast haar werk bij de politie werkt Henrieke af en toe een paar weken als vrijwilliger bij een kindertehuis in het buitenland.
03 september 2015 - Arthur van der VliesTijdens een surveillancedienst rijden mijn collega en ik op onze dienstmotoren door de polder. We rijden van het ene dorp naar het andere. In de dorpen splitsen we ons soms even op om later weer bij elkaar te komen. Hierdoor vergroten we het gebied van onze surveillance.Het is inmiddels al donker. Al surveillerend door de straten in een van de dorpen, valt mijn oog op een auto die langs een trottoir voor een rij huizen geparkeerd staat. De dorpen in de buurt worden nogal geteisterd door inbraken, dus we zijn extra alert. Tijdens het passeren zie ik in de auto twee personen zitten, die wat schuchter om zich heen kijken. Ik rijd verder en keer aan het einde van de straat. Ik passeer de auto nogmaals en kijk nog eens goed naar binnen. Ik kan niet zien of het mannen of vrouwen zijn. Als bekende in het dorp, herken ik deze auto in ieder geval niet.Ik keer opnieuw aan het het einde van de straat en parkeer mijn motor achter de auto. Ik zet het groot licht aan en ik vraag aan mijn collega of hij naar mij toe wil komen. Ik loop in de richting van de auto en pak de zaklamp van mijn koppel. Ik schijn naar binnen en zie dat de twee personen een man en een vrouw zijn. Snel scan ik ook de binnenkant van de auto. Direct valt mijn oog op een zwart voorwerp dat deels onder een jas op de achterbank ligt. Het is de kolf van een vuurwapen! Ik doe een stap opzij en trek mijn dienstwapen uit de holster. Ik richt het op de inzittenden van de auto en roep met een luide stem: ‘Politie, laat je handen zien! Bij iedere verdachte beweging zal worden geschoten!’ De man en de vrouw in de auto steken hun handen omhoog.Bij de politie hebben we voor dit soort situaties vaste procedures, in dit geval de Benaderingstechniek Gevaarlijke Verdachte (BTGV). Deze procedures trainen we regelmatig met elkaar. Een BTGV proberen we op een locatie te doen, waarbij er geen of minder gevaar is voor de omgeving. Dat is nu niet mogelijk. Ik stap voorzichtig achteruit, terwijl ik gefocust blijf op de inzittenden van de auto. Inmiddels is mijn collega ook gearriveerd en ik hoef maar drie woorden tegen hem te zeggen: ‘Vuurwapen in auto!’ Voor hem is dat voldoende. Ook hij trekt zijn vuurwapen en we beginnen geheel volgens de procedure met het veilig uit de auto krijgen van de man en de vrouw.Terwijl we bezig zijn, zie ik in mijn ooghoeken dat buurtbewoners zich beginnen te verzamelen op de stoep. Blijkbaar willen ze op de eerste rang staan, maar een aantal van hen staat precies in mijn vuurlijn. Ik roep met luide stem dat ze daar weg moeten, dat het niet veilig is daar te blijven staan. De meesten begrijpen de ernst gelukkig en vertrekken. Ondertussen halen we de man en de vrouw een voor een uit de auto.Vanuit een donker steegje zie ik opnieuw een buurtbewoner naar voren schuiven. Even steekt hij zijn hoofd om de hoek van een muurtje. Hij doet nog een stapje naar voren en gaat met zijn handen in zijn zakken op zijn gemak staan kijken. Maar ook hij staat precies in de vuurlinie. Zonder mijn ogen van de twee verdachten af te halen, roep ik niet al te vriendelijk naar de man dat hij daar echt moet vertrekken voor zijn eigen veiligheid. Vanuit het donker hoor ik hem antwoorden: ‘Zeg, ik sta op mijn eigen erf hoor!’Nadat beide verdachten uit de auto geboeid zijn afgevoerd, wordt door een collega van de hondenbrigade een onderzoek ingesteld naar het vuurwapen in de auto. De hond speurt door de auto en vervolgens haalt een collega het vuurwapen van de achterbank. Het wapen blijkt nep te zijn, maar is niet van echt te onderscheiden.Dergelijke nepwapens komen we vaker tegen, Onbegrijpelijk waarom mensen zo’n wapen aanschaffen. Door de politie wordt hetzelfde gehandeld als bij een echt wapen, er is dus altijd het risico dat er op je geschoten wordt. Niets is dat risico toch waard?!Naderhand loop ik naar de man die met zijn handen in zijn zakken had staan kijken en vraag hem nogmaals, waarom hij niet naar binnen ging. Verbouwereerd hoor ik zijn reactie: ‘Ik sta op mijn eigen erf en als ik daar wil staan dan doe ik dat!’ Ik kijk hem verbaasd aan en zeg dat hij in zichzelf zo in gevaar heeft gebracht. En ondertussen denk ik: ‘Doet neergeschoten worden op je eigen erf minder pijn?’Mijn tip: Als u politiemensen met getrokken vuurwapens ziet, blijf dan niet staan kijken. En volg de aanwijzingen op die u krijgt van de agenten. Ze geven ze niet voor niets! De man die op zijn eigen erf in de vuurlinie bleef staan, heeft het niet begrepen en ik heb hem niet begrepen. Ik kan alleen maar blij zijn dat het goed is afgelopen…CitaatOver de auteurArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden.Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk'.
Over de auteurArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden.Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk'.
Blog: Nachtmerrie
10 september 2015 - Dirk-Jan Grootenboer(Vervolg op de blog 'Nachtmerrie' uit 2013)Als we de politieauto parkeren, zien we een vrouw naar de grote houten deur van het politiebureau kijken. Met haar ene hand heeft ze de hand van een 5 à 6-jarig meisje vast en met haar andere hand een buggy, met daarin een meisje van ongeveer twee jaar. We stappen uit en meteen ze kijkt ons vragend aan. Ik zie tranen in haar ogen staan. Ondanks dat het bureau in de avond dicht is, vragen we haar of ze even binnenkomt.Eenmaal in de hal begint de vrouw te huilen. Haar beide kinderen kijken ons vragend aan. De vrouw is van buitenlandse afkomst, maar spreekt vloeiend Nederlands. Ze geeft aan dat ze het huis ontvlucht is. In haar woning zit de vader van de kinderen. Hij is aan de drugs en dat tolereert de vrouw niet. ‘Het ging lange tijd goed’, vertelt ze. ‘En nu begint hij weer in het bijzijn van de kinderen te gebruiken.’We vragen aan haar wat het adres is. Het blijkt dat de vrouw met haar twee kinderen bijna drie kwartier heeft gewandeld. Ook vragen we naar de naam van de vader en trekken hem eerst na in het systeem. Hij komt een paar keer voor en staat te boek als verzetpleger. We besluiten twee collega’s extra mee te nemen. Telefonisch praten we het meldkamerpersoneel bij.We laden de buggy in en rijden met de vrouw en haar twee kinderen naar het adres. Als we er zijn, herken ik de straat en het huis. En dan herinner ik me dat ik jaren geleden bij de vrouw aangifte tegen de man heb opgenomen van huiselijk geweld. Over dat incident schreef ik destijds de blog ‘Nachtmerrie’.Ik zeg tegen de moeder dat ik twee jaar geleden ook al bij haar ben geweest. Ze is zichtbaar opgelucht dat ik op de hoogte ben van de situatie. Ze zegt tegen haar oudste dochtertje: ‘Weet je nog wie dit is? Dit is die agent die jou toen naar bed bracht. Weet je dat nog?’ Er breekt een glimlach door op het gezicht van het meisje.De vader heeft in dit geval geen strafbare feiten gepleegd. De vrouw wil enkel dat hij het huis uit gaat. Gelukkig staat de man niet ingeschreven op het adres, hij heeft er officieel dus niks te zoeken. Mijn drie collega’s gaan met de vrouw naar de woning en ik blijf in de bus bij de kinderen. Om ze af te leiden, maak ik een praatje met het oudste meisje. Ik vraag hoe het op school is en bij welke juf of meester ze nu zit. Ze vertelt dat ze het leuk vindt om te lezen en dat haar juf zegt dat ze een zonnetje is. Haar zusje is stil en verlegen. Ik vraag aan de meisjes of ze het leuk vinden om voor mama een selfie te maken. De meisjes beginnen allebei te giechelen en we maken een selfie in de bus, alledrie breed lachend.Ineens zegt de oudste dat ze wel eens nachtmerries heeft. Als ik haar vraag waarover, zegt ze dat ze dan over een mes droomt. En dat ze dan dood gaat. Het zijn geen normale gedachten. Zeker niet voor een 6-jarige. We praten er even over en ze lijkt iets gerustgesteld als ik haar zeg dat er gelukkig ook hele leuke dingen zijn om over te dromen, net als tijdens ons gesprekje van 2 jaar geleden.De vrouw vordert haar ex-man om de woning te verlaten in het bijzijn van de collega’s. Hij voldoet hier vrijwillig aan, dus hoeft hij niet met ons mee. Op een onbewaakt moment weet hij wel een bolletje cocaïne in te slikken. Levensgevaarlijk, want als het bolletje knapt, zijn de gevolgen niet te overzien. Mijn collega’s zijn net te laat om het te voorkomen. De man zelf maakt zich er niet zo druk om. ‘Veel water drinken en dan komt het er weer uit’, zegt hij totaal gerust.Op de aanwijzingen van de collega’s geeft de man zijn sleutels van de woning af en we begeleiden hem het huis uit. Vervolgens loop ik met de vrouw en de twee kinderen weer naar binnen. Eenmaal boven laat de oudste haar kamer zien. Ik zie een keurig verzorgd meisjesbed en roze gordijntjes voor de ramen. Ook haar kleine zusje stapt alweer vrolijk door de kamer. De moeder is opgelucht en ook bij haar komt voorzichtig een lachje tevoorschijn. Later die avond op het politiebureau, vlak voordat mijn dienst erop zit, stuur ik nog snel een e-mail naar de vrouw met de gemaakte selfie.De volgende dag besluiten mijn collega en ik om nog even langs te gaan. Ik bel aan, maar er wordt niet opengedaan. Als ik vervolgens het telefoonnummer van de vrouw bel, zie ik een gezicht achter de gordijnen naar ons gluren. Als de vrouw ons ziet, doet ze meteen open. ‘Sorry, maar ik durf niet meteen open te doen’, zegt ze. Ik zeg dat we dat begrijpen. Ik vraag haar of ze mijn mail nog gelezen heeft. Ze lacht en zegt dat ze de selfie heel leuk vindt en dat ze dankbaar is voor onze steun.We hebben het kort over de nachtmerries, de vrouw praat geregeld met haar dochtertje hierover en ze krijgt hulp vanuit school. We geven haar nog wat tips en geven aan dat ze altijd mag bellen als ze ons nodig heeft. Met een knipoog zeg ik tegen haar dat ze dit keer zelf de meiden naar bed mag brengen. Ze schiet in de lach. Met een lach zeggen we gedag. Met deze vrouw en haar twee kinderen, komt het wel goed.CitaatOver de auteurDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 35 jaar en werkt als hoofdagent in Dordrecht binnen de eenheid Rotterdam. Dirk-Jan: 'Tijdens het politiewerk kan ik dichterbij de inwoners zijn dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.' Dirk-Jan is ook actief op Twitter (@DJ_Grootenboer) en Facebook.
Over de auteurDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 35 jaar en werkt als hoofdagent in Dordrecht binnen de eenheid Rotterdam. Dirk-Jan: 'Tijdens het politiewerk kan ik dichterbij de inwoners zijn dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.' Dirk-Jan is ook actief op Twitter (@DJ_Grootenboer) en Facebook.
17 september 2015 - Carina van LeeuwenEindelijk is het zover, vandaag gaat het gebeuren. Dat, waar ik al zo lang naar uitgekeken heb en mijn best voor heb gedaan om het voor elkaar te krijgen en te organiseren. Agenda’s moesten op elkaar afgestemd worden, het juiste seizoen moest gekozen, een kostenberaming gemaakt en mensen van verschillende instanties geïnformeerd of worden uitgenodigd.Nee, ik heb het niet over een dagje uit met het team of een vakantie die gaat beginnen. Vandaag gaan we zeven lichamen opgraven en ja, daar word ik blij van. Ik heb wellicht enige beroepsverdwazing, maar dit zijn de stoffelijke resten van personen waarvan nooit is vastgesteld wat hun identiteit is. Het zijn zogenaamde ‘Nomen Nescio’s’, mensen zonder naam. Voor ons NN’ers.Ze zijn overleden door een noodlottig ongeluk of maakten bewust een eind aan hun leven en soms deed iemand anders dat. Amsterdam heeft een aantrekkingskracht voor mensen uit de hele wereld. Daarmee is het gelukkig meestal een tijdelijke verblijfplaats van mensen die na een paar dagen of maanden weer naar huis gaan. En soms overkomt ze iets. Wanneer ze dan geen identiteitspapieren bij zich dragen en niemand hen als vermist opgeeft, kan het spoor doodlopen. Dan is het lastig om erachter te komen wie ze zijn, waar ze vandaan komen en wie hun familie is. Nu er meer mogelijk is met DNA, hopen we erachter te komen wie ze zijn.Zo liggen er enkele tientallen sinds de jaren tachtig en negentig. En vandaag gaan we de eersten van een reeks van 28 opgraven. Om bemonsteringen te doen om een DNA-profiel te genereren, om isotopenonderzoek te doen om te achterhalen waar ze geboren en getogen zijn en alles wat we nog meer kunnen ontdekken aan hun stoffelijke resten. Daarmee komt de kans om ze ook na al die jaren nog een naam te geven weer een stap dichterbij. Vandaag is een droge, zonnige dag. We beginnen extra vroeg; al om zeven uur wordt het mobiele kantoor afgeleverd en meteen daarna arriveert de wagen met de lunchpakketten, koffie en thee. De toiletwagen sluit achteraan.De tenten waarin we de onderzoeken gaan uitvoeren worden opgebouwd op een stukje van de begraafplaats waar we niet zo opvallen. De onderzoekers van het NFI zijn er, de mensen van de logistiek en de mannen die met een kleine bulldozer het eerste deel van de graven zullen openen. Het laatste deel doen we zelf. Nieuwe kisten staan klaar, want de oude zijn na tien jaar wel vergaan. De afdeling communicatie zal op gezette tijden de pers ontvangen, uitleggen hoe gewerkt wordt en rondleiden langs de verschillende locaties waar we aan het werk zijn: op de plaatsen waar we graven, bij de tent waar we de lichamen onderzoeken en bemonsteren, en dan de plaats waar ze weer een rustplaats krijgen.Er zijn collega’s om nietsvermoedende begraafplaatsbezoekers te informeren over wat we aan het doen zijn. Mannen en vrouwen in witte pakken veroorzaken nu eenmaal onrust. Jonge collega’s, studenten nog, zijn bereid gevonden ieder voor een lichaam de administratieve handelingen te doen om te voorkomen dat we een lichaam aan de verkeerde familie teruggeven, als het ooit zover komt. De begraafplaatsbeheerder zorgt dat logistiek alles in goede banen verloopt op het moment dat er een uitvaart plaatsvindt terwijl wij bezig zijn. Die gaan natuurlijk voor. Iedereen is dan even extra stil en het vervoeren van ‘onze’ doden moet dan even wachten.In de loop van de dag wordt het warm, zeker in de wit papieren overalls die we dragen, maar allemaal buffelen we door. Niemand klaagt, niemand moppert, allemaal zijn we vastbesloten deze klus te klaren. We werken door tot in de avond. Dan wordt de laatste kist naar het speciale veldje gebracht, waar we de NN-ers naast elkaar, opnieuw begraven. Wanneer de laatste kist zakt, leggen we een bloemstuk op het graf. Want ook al was het beroepsmatig een topdag, allemaal realiseren we ons waar het om gaat. Een mens dat ooit door iemand is liefgehad en nu wordt gemist, terwijl hij of zij hier naamloos begraven ligt. Dat mens verdient het zijn naam terug te krijgen en respectvol begraven te worden. Met bloemen, met al deze betrokken collega’s en anderen die hun bijdrage leveren rond het graf, in een moment van stilte en hoop. Hoop dat we hier op een dag weer staan, maar dan zijn of haar familie.Die avond kom ik thuis en mijn lief vindt dat ik wel heel raar ruik. De hele dag tussen opgegraven lichamen gaat je op meerdere manieren niet in de koude kleren zitten. Moe, maar zeer voldaan trek ik mijn kleren uit, gooi ze in de wasmachine en stap onder de douche. Morgen gaan we de volgende zeven doen. Ik kan niet wachten.CitaatOver de auteurCarina van Leeuwen(foto: politie.nl)Na jaren als operatieassistent in binnen- en buitenland te hebben gewerkt, maakte Carina van Leeuwen in 1991 de overstap naar de politie. Ze begon in uniformdienst bij de politie Den Haag en werd vervolgens een van de eerste vrouwelijke forensisch rechercheurs. Sinds 2006 werkt ze als forensisch coördinator in het coldcaseteam in Amsterdam.Carina: ‘Ik ben begonnen met het schrijven van verhalen door een weddenschap. Toen ontdekte ik hoe leuk het is om iets anders dan processen-verbaal te schrijven. De weddenschap heb ik gewonnen en ik ben het blijven doen. Bloggen over mijn werk geeft hopelijk een mooie inkijk in wat ik het allermooiste werk binnen de politie vind; coldcaseonderzoek. Carina vertelt ook echte politieverhalen in beeld.Naast haar politiewerk geeft Carina gastcolleges over forensische onderzoek aan studenten van de Hogeschool van Amsterdam. In haar vrije tijd schrijft Carina ook forensische thrillers. In 2014 kwam ‘Vuurproef’ uit en in 2015 ‘Koud Spoor’.
Over de auteurCarina van Leeuwen(foto: politie.nl)Na jaren als operatieassistent in binnen- en buitenland te hebben gewerkt, maakte Carina van Leeuwen in 1991 de overstap naar de politie. Ze begon in uniformdienst bij de politie Den Haag en werd vervolgens een van de eerste vrouwelijke forensisch rechercheurs. Sinds 2006 werkt ze als forensisch coördinator in het coldcaseteam in Amsterdam.Carina: ‘Ik ben begonnen met het schrijven van verhalen door een weddenschap. Toen ontdekte ik hoe leuk het is om iets anders dan processen-verbaal te schrijven. De weddenschap heb ik gewonnen en ik ben het blijven doen. Bloggen over mijn werk geeft hopelijk een mooie inkijk in wat ik het allermooiste werk binnen de politie vind; coldcaseonderzoek. Carina vertelt ook echte politieverhalen in beeld.Naast haar politiewerk geeft Carina gastcolleges over forensische onderzoek aan studenten van de Hogeschool van Amsterdam. In haar vrije tijd schrijft Carina ook forensische thrillers. In 2014 kwam ‘Vuurproef’ uit en in 2015 ‘Koud Spoor’.
15 oktober 2015 - Erik van den BrunSamen met mijn collega rijd ik de gebruikelijke surveillancerondjes door onze wijk, terwijl de bewoners langzaam ontwaken. Ook ik ben nog wat suf. Het is een druilerige zondagochtend. Dan komt er een melding binnen. We moeten naar de Albert Cuypstraat voor ‘geen gehoor bewoner’. Dat houdt in dat er waarschijnlijk iemand onwel is of zelfs overleden. Je weet bij zo'n melding nooit wat je te wachten staat en dat maakt het altijd spannend.We rijden naar de Albert Cuypstraat toe en daar staat een man op ons te wachten. Het is de zoon van de bewoner: ‘Iedere zondagochtend haal ik mijn vader op om iets leuks te gaan doen. Maar nu doet hij niet open en neemt de telefoon ook niet meer op. Hij is al oud en ik denk dat er iets met hem aan de hand is.’ We lopen naar de centrale toegangsdeur van het portiek en bellen bij een aantal buren aan, tot een van hen de deur voor ons opent.De man woont op één hoog en dus gaan we de smalle, steile houten trap op. Bij zijn voordeur kloppen we aan. Niets. Ook als we op de deur bonzen, reageert de bewoner niet. Ik kijk mijn collega aan en we zijn het erover eens: de deur moet er uit. Dit kost gelukkig weinig moeite, met een flinke trap gaat hij open. Ik loop de hal van de woning in en zie aan beide kanten dichte deuren. We roepen de naam van de bewoner, maar opnieuw krijgen we geen antwoord. ‘Hij is vast overleden’, zeg ik tegen mijn collega. Er rest ons niets anders dan iedere deur te openen en het hele huis te doorzoeken.Terwijl ik mijn hart in mijn keel voel kloppen, omdat ik niet weet wat ik ga aantreffen, doe ik de eerste deur open. Het is die van de keuken. Deze is leeg. Ik neem een diepe zucht en loop naar de tweede deur. Ik duw ook deze deurkruk naar beneden en doe de deur voorzichtig open. Hij kraakt onheilspellend. De kamer erachter is pikdonker en ik ruik een muffe lucht. Ik vermoed het ergste.Ik duw de deur helemaal open en dan staat mijn hart even stil. Achter de deur, in het donker recht voor me, zie ik een man staan. Warrig haar, gekleed in pyjama. ‘Wat mot dat?!’, brult hij. Ik val bijna achterover van schrik. Mijn hand gaat naar mijn pistool. Dan hoor ik achter me in onvervalst Amsterdams: ‘Pa, wat flik jij nou?!’Nu we van de ergste schrik bekomen zijn, horen we waarom de oude baas niet reageerde op bellen, aankloppen en roepen. De man is stofdoof en lag lekker te slapen. Hij had geen gehoorapparaten ingedaan. ‘Lekker rustig’, legt hij uit. We kunnen er nu hartelijk om lachen.Na de woorden ‘Maak je niet zo druk om mij jongen, onkruid vergaat niet hoor’, verlaten we de woning, op naar de volgende melding. Opgelucht dat we de man in levende lijve aantroffen, stappen we in de auto. Lachend zeg ik tegen mijn collega, dat ik nu in ieder geval goed wakker ben!CitaatOver de auteurErik van den Brun(foto: politie.nl)Erik van den Brun (53) werkt al vanaf 1981 bij de politie. Sinds 2000 is hij wijkagent. Tot 2006 in Amsterdam en sindsdien in Aalsmeer.Erik: ‘In mijn lange politieloopbaan heb ik veel meegemaakt. Door mijn verhalen op te schrijven hoop ik mensen een kijkje te geven in de politiewereld en hen zo te laten ervaren wat wij zoal meemaken. Ik maak ook gebruik van social media in mijn werk als wijkagent om mijn volgers op de hoogte te houden van dingen die in mijn wijk spelen.’Erik is ook actief op Twitter ( @polAalsmeerDorp) en op Facebook.
Over de auteurErik van den Brun(foto: politie.nl)Erik van den Brun (53) werkt al vanaf 1981 bij de politie. Sinds 2000 is hij wijkagent. Tot 2006 in Amsterdam en sindsdien in Aalsmeer.Erik: ‘In mijn lange politieloopbaan heb ik veel meegemaakt. Door mijn verhalen op te schrijven hoop ik mensen een kijkje te geven in de politiewereld en hen zo te laten ervaren wat wij zoal meemaken. Ik maak ook gebruik van social media in mijn werk als wijkagent om mijn volgers op de hoogte te houden van dingen die in mijn wijk spelen.’Erik is ook actief op Twitter ( @polAalsmeerDorp) en op Facebook.
https://www.politie.nl/blogs/00-korpsmedia/blog-kind-te-water.html?sid=7dce7f4f-cd28-451e-8db9-06a46e1fe365En weer een nieuwe indrukwekkende blog
22 oktober 2015 - Wijnand de GelderHet is een rustige dienst. Mijn collega en ik zijn net even in het politiebureau, wanneer we opgeroepen worden door de meldkamer. Er is een klein kind te water geraakt. Direct tegenover het bureau in een park, op ongeveer 200 meter van het bureau. Het kind heeft mogelijk al enige tijd in het water gelegen, de begeleiders zijn haar uit het oog verloren. De schrik slaat me om het hart en in een persoonlijk record leg ik de 200 meter af.Vlak bij het water trek ik al rennend mijn jas uit en laat deze vallen. In het water staat een vrouw met een klein kind. Ik pak het kind, een klein meisje, direct van haar over. Het hummeltje is kletsnat en hangt als een lappenpop in mijn armen. Ze is lijkbleek en er is geen teken van leven. Slootwater en drek druipen van het kleine lichaampje. In een flits denk ik aan mijn eigen kinderen en zie hun gezichten terwijl ik naar het kindje kijk. Ik kan niet beschrijven wat er door me heen gaat, maar ik moet mezelf tot de orde roepen om door te kunnen gaan. Ik draai me om en haast me naar het voetpad, een meter of drie terug. Ik leg haar op het asfalt, om een stabiele ondergrond te hebben voor de reanimatie. Gelijktijdig duiken twee collega’s aan weerszijden van het kindje naast me om haar te reanimeren. Normaal gesproken zou ik het niet prettig vinden als collega’s mijn werk ongevraagd overnemen, maar nu heb ik er een soort van vrede mee. Ik kijk naar hen en ben bang dat het meisje het niet gaat overleven. Ik voel boosheid en frustratie… Waarom zo’n kleine meisje?Een van de twee collega’s naast het kindje heeft ondertussen telefonisch contact met de centraliste van de Centrale Post Ambulancedienst die van alles vraagt en aanvullende aanwijzingen geeft. De andere collega reanimeert het meisje. In de verte hoor ik het geluid van een naderende ambulance. Het klinkt me als muziek in de oren. Kort nadat de ambulance is aangekomen, arriveert ook nog een motorambulance. Fijn, professionele hulp. Snelle, maar routinematige handelingen volgen.Ondertussen noteer ik de gegevens van de begeleiders van het meisje en zij vertellen me wat er is gebeurd. Het valt hen zwaar hun verhaal te doen, want begrijpelijkerwijs zijn ze erg geëmotioneerd. Wat ik eruit begrijp is dat een van de begeleiders was ‘ingeleend’. De eigenlijke begeleider van het meisje had haar even ondergebracht bij een collega. Er waren dus geen ouders bij. Ze weten niet direct wie het meisje is en waar het woont. Ik vraag ze om deze informatie snel te achterhalen, de ouders direct moeten geïnform eerd worden.Ik hoor het ambulancepersoneel en zie hun blikken. ‘Niet verder stabiliseren.’ ‘Zo snel mogelijk vervoeren.’ Een nachtmerrie. Er wordt besloten het meisje met spoed naar een academisch ziekenhuis te rijden. We proberen begeleidende motorrijders te regelen, maar er is helaas op deze korte termijn niemand beschikbaar en langer wachten is geen optie. Het meisje wordt in de ambulance gelegd, die vervolgens met grote spoed wegrijdt.Verdaasd loop ik terug naar het bureau. Een omstander op straat zegt wat tegen me. Ik hoor niet wat, ik ben teveel in gedachten, maar de onprettige toon waarop hij het zegt, valt me wel op. Ik kijk opzij. Blijkbaar zegt mijn blik genoeg, want de man is meteen stil. Hij stapt weer op zijn fiets en rijdt snel weg. Via de portofoon hoor ik dat collega’s de ouders van het meisje gaan informeren. Ze zijn getraceerd.Collega’s nemen gelukkig de rest van mijn noodhulpdienst over. Ik ben te erg van slag. Op het bureau stuur ik een smsje naar huis, ik wil gewoon even horen dat mijn kinderen oké zijn. En dat is gelukkig het geval. Het geeft me een dubbel gevoel. Ik ben dankbaar voor de gezondheid van mijn eigen kinderen, maar voel mee met de ouders van dat kleine meisje. Zij zitten nu in een ziekenhuis, bij een kind dat vecht voor haar leven en misschien wel overlijdt.Enkele dagen later hoor ik dat het meisje het boven verwachting toch heeft overleefd. Wat een goed bericht! En niet alleen voor de ouders, ook voor mij. Het meisje en haar ouders zijn de afgelopen dagen veel in mijn gedachten geweest. Maar nu valt er een last van mijn schouders. Zulke incidenten gaan niet in je koude kleren zitten!CitaatOver de auteurWijnand de Gelder(foto: politie.nl)Wijnand de Gelder (44 jaar) werkt al sinds 1991 bij de politie. Via verschillende functies werd hij in 2009 verkeersmedewerker. Inmiddels zijn z’n werkzaamheden flink uitgebreid. Wijnand is op dit moment waarnemend wijkagent in Den Haag en houdt zich daarnaast bezig met onder andere horeca, bijzondere wetten, evenementen en demonstraties. Ook werkt hij als verkeersadviseur en neemt hij examens af voor politiemensen in opleiding.Wijnand: ‘Ik heb in ruim 20 jaar veel meegemaakt tijdens mijn werk. Door mijn verhalen op te schrijven, beleef ik een incident opnieuw en dat geeft me een gevoel van opluchting. Alsof ik het beter achter me kan laten. Ik herken me in de verhalen van de andere bloggers en ik hoop dat ik met mijn blogs andere collega’s help en begrip kweek bij de ‘buitenwereld’ voor het politiewerk.’
Over de auteurWijnand de Gelder(foto: politie.nl)Wijnand de Gelder (44 jaar) werkt al sinds 1991 bij de politie. Via verschillende functies werd hij in 2009 verkeersmedewerker. Inmiddels zijn z’n werkzaamheden flink uitgebreid. Wijnand is op dit moment waarnemend wijkagent in Den Haag en houdt zich daarnaast bezig met onder andere horeca, bijzondere wetten, evenementen en demonstraties. Ook werkt hij als verkeersadviseur en neemt hij examens af voor politiemensen in opleiding.Wijnand: ‘Ik heb in ruim 20 jaar veel meegemaakt tijdens mijn werk. Door mijn verhalen op te schrijven, beleef ik een incident opnieuw en dat geeft me een gevoel van opluchting. Alsof ik het beter achter me kan laten. Ik herken me in de verhalen van de andere bloggers en ik hoop dat ik met mijn blogs andere collega’s help en begrip kweek bij de ‘buitenwereld’ voor het politiewerk.’
06 november 2015 - Dennis RapsTijdens een frisse nachtdienst rijd ik samen met mijn collega José in de noodhulp. De hele nacht is er vrij weinig gebeurd en de portofoon, waarmee het hoofdbureau de 112-meldingen doorgeeft aan de politieagenten op straat, is al een paar uur stil. Onze dienst is inmiddels ver gevorderd, het duurt nog maar een uurtje voordat de ochtenddienst ons komt aflossen.Wij surveilleren in Aalsmeer als de rustige nacht plotseling verstoord wordt door het krakende geluid van de stem van de meldkamer door de portofoon. Er is een inbraak gaande bij een woning in de Meerwijk in Uithoorn. De melder heeft twee personen met bivakmutsen op gezien die uit de woning van zijn buren kwamen.Onmiddellijk rijden José en ik met spoed naar de doorgegeven locatie. Om de pakkans zo groot mogelijk te maken, voeren we onderweg geen zwaailicht en sirene. We willen niet dat de inbrekers op grote afstand al weten dat we eraan komen. Binnen een aantal minuten overbruggen we de afstand tussen Aalsmeer en Uithoorn. Daar aangekomen rijden wij de Meerwijk in, richting het opgegeven adres.In de straat zien we twee knapen lopen met capuchons op. Zodra ze ons zien, rennen ze hard weg, verder de doodlopende straat in. José en ik bedenken ons geen moment en rennen achter de jongens aan. Ze hebben een voorsprong van zo’n 50 à 75 meter. De doodlopende straat eindigt bij een flinke sloot, met woningen aan de linker- en aan de rechterkant van de straat.Een van de jongens gaat aan het einde van de straat rechtsaf en rent door dichte struiken naar de daarachter gelegen weilanden. Deze jongen verdwijnt al snel uit mijn zicht in de duisternis. De andere jongen probeert linksaf weg te komen, door over een schutting te klimmen die naast de woning langs de waterkant staat. Hij wil via de voorzijde de doorgaande weg bereiken. Door de portofoon geven we aan waar de jongens zijn. De centralist zegt toe versterking te sturen. Als ik dichterbij kom, zie ik dat de jongen die over de schutting klom, de weg oversteekt en aan de andere kant van de weg het water ingaat in een poging om aan ons te ontsnappen. We haasten ons die kant op.Meerdere politieauto’s arriveren, inclusief een hondengeleider. Omdat de jongen niet in het water kan blijven zitten, verspreiden we ons op strategische punten langs de waterkant. Door de portofoon horen we dat ook de politiehelikopter gaat vliegen om met behulp van warmtebeelden de zoektocht te ondersteunen.Na zo’n drie kwartier wordt de jongen het zat om heen en weer te zwemmen en zich verborgen te houden in het riet. Vlak voordat de politiehelikopter arriveert, klimt hij uit het water en wordt direct aangehouden door collega’s. Ambulancepersoneel onderzoekt hem op onderkoelingsverschijnselen, waarna hij onder politiebewaking naar het ziekenhuis gebracht wordt. De helikopter blijft nog in de omgeving zoeken naar de andere jongen, ondanks dat het al een behoorlijke tijd terug is dat we hem voor het laatst zagen.José en ik lopen terug naar de woning waar ingebroken is om te kijken of de bewoner thuis is en wat de schade is. Ik zeg tegen José dat ik het jammer vindt dat wij de jongen niet zelf konden aanhouden. Uiteraard blijft het teamwerk, maar als je vluchtende inbrekers achtervolgt, wil je ze het liefst ook zelf in de boeien slaan en afvoeren naar het politiebureau. En ik baal er nog meer van dat we de andere jongen niet te pakken konden krijgen.Plotseling horen we de collega’s van de politiehelikopter door de portofoon. Ze zien met de warmtebeeldcamera nog iets oplichten in de struiken op nog geen 25 meter van waar wij lopen. We geven direct door dat wij erop af gaan. Met de aanwijzingen van de collega’s in de lucht, naderen we een aantal dichtbegroeide coniferen. Opeens, op nog geen meter van ons af, in het donker tussen de coniferen, zien we iemand heel stil staan.We vatten de jongen direct in de kraag en herkennen hem als de andere inbreker. Tussen de coniferen op de grond ligt wat inbrekersgereedschap. Collega’s die onze aanhouding via de portofoon hebben gevolgd, nemen onze taak over om naar het huis te gaan waar is ingebroken. Met een voldaan gevoel boeien José en ik de verdachte en zetten hem in onze dienstwagen. Terwijl we naar het politiebureau rijden, kijk ik José met een grote grijns op mijn gezicht aan. Hebben we toch nog onze aanhouding!CitaatOver de auteurDennis Raps(foto: politie.nl)Dennis Raps is 32 jaar en werkt sinds 2006 bij de politie. Momenteel is hij hoofdagent bij het Basisteam Aalsmeer-Uithoorn, Eenheid Amsterdam. Naast de werkzaamheden in de noodhulp is hij ook actief als biker.Dennis: ‘Het politievak is een mooi vak waarbij je in aanraking komt met de meest uiteenlopende situaties en mensen. Door deze ervaringen te delen via mijn blogs, hoop ik mensen te laten zien wat dit politievak in kan houden.’
Over de auteurDennis Raps(foto: politie.nl)Dennis Raps is 32 jaar en werkt sinds 2006 bij de politie. Momenteel is hij hoofdagent bij het Basisteam Aalsmeer-Uithoorn, Eenheid Amsterdam. Naast de werkzaamheden in de noodhulp is hij ook actief als biker.Dennis: ‘Het politievak is een mooi vak waarbij je in aanraking komt met de meest uiteenlopende situaties en mensen. Door deze ervaringen te delen via mijn blogs, hoop ik mensen te laten zien wat dit politievak in kan houden.’
12 november 2015 - Barry van RijHet is een rustige zondagavond. Mijn maatje en ik maken van de gelegenheid gebruik om de administratie wat bij te werken op het bureau. Het leuke van ons werk is dat deze rust opeens kan omslaan naar rennen en vliegen. Zo ook vandaag.Om 20.45 uur horen we dat de noodhulp naar een transportbedrijf op een industrieterrein in Schiedam wordt gestuurd. In een van de panden daar gaat een inbraakalarm af en de beveiligingsmaatschappij heeft onze meldkamer hiervan in kennis gesteld. Wij worden gevraagd te assisteren en samen met de noodhulp gaan we ter plaatse.We rijden met de dienstauto over een fietspad dat uitkomt op het betreffende industrieterrein. Binnen 3 minuten rijden we met hoge snelheid de naastgelegen straat in. Er rijdt ons een gele bestelauto tegemoet. Dit op zich is al verdacht, want op een zondagavond is het natuurlijk nooit druk op een industrieterrein. Maar deze auto komt ook nog uit de richting van het transportbedrijf. Het voertuig keert voor ons op de weg en probeert met grote haast weg te komen.Terwijl de collega’s bij het bedrijf gaan kijken of er daadwerkelijk ingebroken is of sprake is van vals alarm, gaan wij achter het gele voertuig aan. Als we de wagen op de hielen zitten, geven we de bestuurder een stopteken. Maar in plaats van te stoppen, gaat het voertuig nog harder rijden. Om andere weggebruikers te waarschuwen zetten we de zwaailichten en sirene aan.De bestuurder van het voertuig neemt erg veel risico. Zonder gas terug te nemen rijdt hij kruisingen over, al dan niet door rood licht. Om geen aanrijdingen te veroorzaken, doen wij het op die plekken rustig aan. De afstand tussen ons en het voertuig wordt groter. Terwijl mijn maatje stuurt, geef ik aan de collega’s en meldkamer alle straten door waar we doorheen rijden.Als we de Overschieseweg inrijden zien we het voertuig nog net een onverharde weg op rijden. De bestuurder manoeuvreert zijn auto vervolgens tussen een paar paaltjes door en wil de trambaan over. Maar ik zie dat er net een tram aankomt. Ik voorzie al een enorme aanrijding, maar de auto en tram missen elkaar op een haar na. Onze dienstauto is te breed en wij passen niet tussen de paaltjes door. Ik slaak een gefrustreerde kreet, maar mijn maat houdt het hoofd koel. Hij draait de auto en rijdt zo snel het kan om.In de wijk waarin de gele bestelbus is verdwenen, ben ik goed bekend en ik coördineer een omsingeling van deze wijk. Inmiddels zijn er andere eenheden ter plaatse, waaronder twee hondengeleiders. In de wijk, ergens midden op straat, treffen we de gele bestelauto aan. Leeg achtergelaten. De sleutel is eruit. Op dat moment horen we over de portofoon dat bij het transportbedrijf daadwerkelijk is ingebroken.We scannen de omgeving rond de bestelbus. Dan ziet een van mijn collega’s een man van een parkeerdek afspringen. Hij kan hem aanhouden. Het is de verdachte: de autosleutel zit nog in zijn zak en ook blijkt de gele bestelbus op zijn naam te staan.Vlak na de aanhouding treft een van de hondengeleiders iemand aan in de parkeergarage, ongeveer 50 meter van de aangetroffen auto. Hij heeft zich verstopt. In eerste instantie verklaart hij dat hij daar verstopt zit omdat hij stiekem wilde blowen. Maar niemand gelooft hem en ook hij wordt aangehouden. De auto wordt weggetakeld voor sporenonderzoek. Uiteindelijk bekennen beide mannen de inbraak en ontvangen een taakstraf.Een jaar later kom ik een van de mannen weer tegen, bij een ander strafrechtelijk onderzoek. Ik spreek met hem over de wilde achtervolging na de inbraak. Ik vraag hem of het het nou waard was, bijna een frontale aanrijding met een tram en het gevaar dat hij met zijn wilde rijgedrag heeft veroorzaakt voor andere weggebruikers. Maar blijkbaar heeft het incident niet veel indruk op hem gemaakt. Hij glundert en zegt: ‘Gaaf hè, was net wegmisbruikers!’CitaatOver de auteurBarry van Rij(foto: politie.nl)Barry van Rij (25) is surveillant bij Basisteam Schiedam, Eenheid Rotterdam. Hij is sinds 2008 werkzaam bij de politie. Hij werkt bij de wijkpolitie en draait zo nu en dan diensten mee met de noodhulp. Ook houdt hij zich bezig met de aanpak van drugsoverlast. Daarnaast volgt hij momenteel een doorstroomopleiding naar agent.Barry: ‘Elke dag bij de politie is anders. Van reanimatie tot burenruzie tot overval, alles is op zijn eigen manier spannend of ontroerend. Ik haal voldoening uit een goede aanhouding. Met deze blogs probeer ik u mee te nemen in mijn belevenissen.’
Over de auteurBarry van Rij(foto: politie.nl)Barry van Rij (25) is surveillant bij Basisteam Schiedam, Eenheid Rotterdam. Hij is sinds 2008 werkzaam bij de politie. Hij werkt bij de wijkpolitie en draait zo nu en dan diensten mee met de noodhulp. Ook houdt hij zich bezig met de aanpak van drugsoverlast. Daarnaast volgt hij momenteel een doorstroomopleiding naar agent.Barry: ‘Elke dag bij de politie is anders. Van reanimatie tot burenruzie tot overval, alles is op zijn eigen manier spannend of ontroerend. Ik haal voldoening uit een goede aanhouding. Met deze blogs probeer ik u mee te nemen in mijn belevenissen.’
Blog: Herkend
19 november 2015 - Joris Mohr(Vervolg op blog ‘Herkend’ van 20 augustus 2015)Vandaag zijn we met een grote groep aan het werk. Vier collega’s van de Landelijke Eenheid sluiten zich bij ons aan. Zelf zijn we ook met vier man. We gaan undercover in de trein surveilleren. Er zijn weer voldoende aangiften binnengekomen van mensen die gerold zijn op het traject tussen Schiphol en Amsterdam. Tijd om daar een einde aan te maken.Op Schiphol zie ik meteen een man lopen die zich verdacht gedraagt. Hij speurt het perron af op zoek naar een slachtoffer. De trein naar Amsterdam nadert. De treindeuren gaan open en de man stapt naar binnen. Eenmaal in de trein doet hij zijn jas uit en legt deze over zijn arm. Hij gaat gelijk aan de slag. Ik zie zijn hand in de jaszak van een oudere man verdwijnen, maar hij komt er zonder buit uit. Er zit blijkbaar niks in zijn zak. De eerste poging is een feit. Het slachtoffer merkt niets en loopt door. Het is een enorme stroom aan mensen.Ik wacht op poging twee. Het gaat allemaal heel snel. De ene na de andere voorbijganger wordt even ‘betast’. Ik sta alleen en vraag zo onopvallend mogelijk via de portofoon om hulp. Maar we gaan net door de Schipholtunnel en daar heeft de porto geen bereik. Ik pak snel mijn telefoon en probeer een collega te bellen. Hij is in gesprek. Arghhh, wat frustrerend. Ondertussen houd ik zicht op de zakkenroller. Hij loopt weg naar een ander treinstel. Hij kijkt achterom om te zien of iemand hem volgt. Ik kan niet mee.Als hij uit zicht is, loop ik naar een vrouwelijk slachtoffer toe waar de zakkenroller ook een poging heeft gedaan. Ik leg de vrouw uit wat er is gebeurd en vraag of ze aangifte wil doen. Maar dat wil ze niet. Zonder aangifte en zonder buit kan ik de man niet aanhouden. Eenmaal uit de Schipholtunnel heb ik eindelijk bereik en informeer ik mijn collega’s. Zij zien de man ook door de trein lopen. Maar hij houdt zich nu gedeisd. Op het laatste moment springt de man uit de trein en we zijn hem kwijt. Wat een domper.We verzamelen ons op station Sloterdijk. Daar verdelen we ons in twee teams en gaan opnieuw aan de slag. Eén team op station Sloterdijk en het andere team op station Lelylaan. Nog voordat we echt beginnen zie ik een bekende tassendief lopen. Ik geef direct zijn positie door. Net als ik het heb doorgegeven, zie ik nog een oude bekende lopen. De man die mij vier weken geleden uitschold! Voorzichtigheid is geboden. Ik wil niet weer herkend worden.Ik zie het tweetal richting de trein lopen. Even later stappen ze in de trein richting station Lelylaan. We geven deze informatie aan het andere team door. Over de portofoon hoor ik later dat mijn collega’s het verdachte tweetal op Lelylaan zien uitstappen, maar ook weer zien instappen in de trein richting station Sloterdijk. Vreemde reisbeweging. Ze zijn duidelijk op zoek naar een slachtoffer.We maken ons gereed op station Sloterdijk. Tien minuten later arriveert de trein vanuit station Lelylaan. Op het perron staan twee mensen van ons team op de uitkijk. Ze zien dat een van de verdachten uitstapt. De ander zit nog in de trein. De verdachte die uitstapte tikt ineens op het raam van de trein. Een nietsvermoedende treinreiziger schrikt op en kijkt naar buiten. Ondertussen loopt de andere verdachte in de trein achter hem langs en pakt zijn rugzak mee.'Ja, jongens, opgelet! Man wordt afgeleid! Ze hebben een tas gestolen. Komen bij de roltrap naar beneden’, hoor ik over de portofoon. Ik sta bij de roltrap, samen met een andere collega. Mijn hartslag gaat als een bezetene. We zien het tweetal naar beneden stormen en ik zet aan. Dan kijk ik mijn eerdere belediger recht in de ogen. Ik zie dat hij schrikt, hij herkent me. Samen met zijn partner in crime draait hij zich van mij af. Maar zo lopen ze recht in de armen van mijn collega. Die duwt mijn belediger op de grond en houdt hem onder controle. One down. Voor de tweede keer in één maand ligt hij op de grond in het station Sloterdijk.Boef nummer twee is te snel en vlucht weg. Ik zet de achtervolging in. Ik ren mijn longen uit mijn lijf, maar moet het opgeven. Ik ben hem kwijt. Ik baal enorm. Ik schakel mijn portofoon over naar de meldkamer en geef het signalement door in de hoop dat een collega in de buurt hem aantreft. Ondertussen regel ik vervoer om naar zijn woning te rijden, maar dat is niet meer nodig. Kort na mijn berichtgeving komen de verlossende woorden: ‘Ik heb op de Haarlemmerstraat iemand staande gehouden die aan het signalement voldoet.’ Het blijkt onze tweede zakkenroller.Deze gedupeerde treinreiziger wil gelukkig wel aangifte doen en zo hebben we de zaak rond. Beide mannen moeten zich voor de rechter verantwoorden. En met het verhaal van het slachtoffer, gaan ze hun straf niet ontlopen!CitaatOver de auteurJoris MohrJoris Mohr (35) is agent in Amsterdam en werkt bij het Prioteam van het BOV (Basisteam Openbaar Vervoer). Hij werkt voornamelijk undercover en zijn specialisme ligt bij het opsporen van zakkenrollers in het openbaar vervoer.Joris: ‘Ik schrijf blogs omdat ik mijn ervaringen graag wil delen. Ik vind het altijd jammer als iemand kritiek heeft op het politiewerk. Met mijn blogs laat ik zien wat ons werk inhoudt, zodat mensen een volledig beeld krijgt. En hopelijk breng ik ze op andere gedachten.’Omdat het zijn undercoverwerkzaamheden kan schaden, brengen we Joris bij zijn blogs niet herkenbaar in beeld.
Over de auteurJoris MohrJoris Mohr (35) is agent in Amsterdam en werkt bij het Prioteam van het BOV (Basisteam Openbaar Vervoer). Hij werkt voornamelijk undercover en zijn specialisme ligt bij het opsporen van zakkenrollers in het openbaar vervoer.Joris: ‘Ik schrijf blogs omdat ik mijn ervaringen graag wil delen. Ik vind het altijd jammer als iemand kritiek heeft op het politiewerk. Met mijn blogs laat ik zien wat ons werk inhoudt, zodat mensen een volledig beeld krijgt. En hopelijk breng ik ze op andere gedachten.’Omdat het zijn undercoverwerkzaamheden kan schaden, brengen we Joris bij zijn blogs niet herkenbaar in beeld.
Vrijdag de dertiende...Op deze dag had ik IBT. Dit houd in dat ik die dag op een speciale locatie werd getraind op mijn beroepsvaardigheden. Op deze dag werd ik gedurende de ochtend wederom getraind op amok. Dit is een training die is ontwikkeld om snel te reageren op ‘ highschool shootings’ en soortgelijke situaties. Wat de training ‘ amok’ kenmerkt is dat er in een gebouw, zoals een school of een winkelcentrum een persoon is of personen zijn die maar op een ding uit zijn….zoveel mogelijk slachtoffers maken. Ons doel…de situatie zo snel mogelijk doen stoppen. Dit houd in dat je met je collega als eerste (first responder) zonder aarzelen het gebouw ingaat, communiceert met de meldkamer en opzoek gaat naar de persoon of personen. Niet zonder gevaar voor eigen leven en vandaar een intensieve training en meerdere dagen waarin we de training herhalen. We lopen met getrokken oefenwapens door het IBT gebouw en scannen systematisch de ruimtes af…totdat onze dader is gepakt. Vaak gebeurt dit door gebruik van ons vuurwapen. In de middag was er aandacht voor extreem geweld. Iets dat steeds vaker voorkomt. Mensen die niet meer weten te stoppen met op mensen in te slaan of trappen, maar ook het gebruik van automatische wapens. Deze worden steeds vaker gebruikt omdat ze goedkoop zijn, makkelijk in gebruik en je raakt altijd wel iets. In de oefenstraat staan we een pand te bewaken zonder te weten wat ons gaat overkomen. Opeens komt er een persoon de straat in te lopen en opent het vuur op ons met een automatisch wapen. Zowel wij als de persoon schieten met oefenwapens voorzien van zogenaamde ‘ non-markers’. Dit zijn een soort losse flodders die wel aankomen, maar vrijwel geen letsel kunnen veroorzaken. Het is te vergelijken met airsoften. We zoeken direct een ‘ harde’ dekking. Dit houd in een betonnen blok en dergelijke. Auto’s bieden geen bescherming want daar schiet men in de praktijk gewoon doorheen. Wat nu? De persoon blijft op ons vuren. Er is een hoop portoverkeer en meerdere collega’s schieten terug. De persoon raken blijkt erg moeilijk te zijn. Op dit moment komen wij er als team achter dat het belangrijk is om goed te communiceren met de meldkamer. Hoe ziet de persoon eruit, is hij met een auto, waar loopt hij naartoe, heeft hij meerdere wapens? Opeens horen we over de porto…..VERDACHTE IS NEERGESCHOTEN!! Het blijft stil…en nu? Twee collega’s die het dichtste bij zijn roepen over de porto: “ Wij gaan de verdachte benaderen!” Na twee passen schreeuwt de meldkamer terug: “ NIET DOEN ER IS SPRAKE VAN EEN BOMGORDEL !”. De collega’s komen direct terug en roepen nog op komische toon: “ O jee een bomgordel....weg hier.” We hadden deze dag veel geleerd en met name hoe kwetsbaar ook wij van de politie zijn in dit soort situaties. Zorgen voor goede communicatie, veiligheid voor omstanders is prio 1…en dan moeten we wachten op de specialisten want wij kunnen dit niet alleen en zelf oplossen. Diezelfde vrijdag de 13de… in de avond… Parijs… terroristen…automatische vuurwapens…bomgordels…heel veel slachtoffers. Toch maar weer een reminder dat deze dreigingen actueel zijn. Wij worden bij de politie getraind om te reageren op deze situaties. Daar ben ik blij om, maar ik besef me meer dan ooit hoe gevaarlijk dit soort situaties zijn en hoeveel risico ik loop. Toch weet ik zeker dat er maar weinig collega’s zijn die het gevaar zullen mijden om zo mensen te redden.Respect voor de Franse collega’s en voor de veerkracht van de Franse burgers. Heel veel strekte toegewenst!Sander heeft na een aantal jaar in het bedrijfsleven gewerkt te hebben, de overstap gemaakt naar het politievak. Hier vertelt hij over wat hij meemaakt in de opleiding en in zijn praktijkperiodes.