0 gebruikers (en 2 gasten bekijken dit topic.
09 januari 2014 - We rijden op de A16 richting Rotterdam. Het is druk op de weg en we proberen voor een auto te komen waarvan twee inzittenden geen gordel dragen. Ik voeg in en we komen dichterbij. Nog wat rijstroken opschuiven en dan zitten we erachter. Net op het moment dat we de bestuurder een teken willen geven om ons te volgen, gaan de auto’s op alle vijf rijstroken op de rem.We rijden in een politiebusje, dus ik kan mooi over het overige verkeer heen kijken. Verderop zie ik bijna geen auto’s rijden. Mijn raam staat open en iemand roept naar ons: ‘Er staat daar een auto tegen de vangrail!’ Ik kijk naar links en zie een vrouw in een auto die naar voren wijst. Diegene naast haar geeft mij de ruimte om naar links te manouvreren zodat wij bij de plek van het ongeval kunnen komen. We zien een kleine grijze auto behoorlijk beschadigd tegen de vangrail staan en op ruime afstand zet ik ons busje dwars op de weg. De zwaailichten gaan aan en we trekken meteen een gele jas aan. Zichtbaarheid en veiligheid voorop.Terwijl we naar de auto lopen zie ik nog ‘een gele jas’ druk gebaren naar het overige verkeer. Het blijkt een collega te zijn van de Landelijke Eenheid (voorheen KLPD). Hij regelt via de portofoon dat de rode signaleringskruizen boven de weg aangaan en leidt het verkeer.Ik loop naar de grijze auto en klim op de vangrail. Op de weg liggen allerlei spullen die uit de auto geslingerd zijn. Achter het stuur zit een vrouw waarvan ik schat dat ze net zou oud is als ik. Ze bloedt en vraagt telkens wat er gebeurd is. Ik vraag haar waar ze pijn heeft en geef zoveel mogelijk door aan de meldkamer.Er zijn meer burgers gestopt die hulp willen verlenen. Er stapt zelfs een arts van defensie (in privétijd) van zijn motor af die kenbaar maakt dat hij ook hulp kan bieden. Ik laat hem zijn gang gaan. Kort hierna vangt hij het ambulancepersoneel op en geeft door wat hij geconstateerd heeft. Ze halen de vrouw met een plank uit haar auto en we tillen haar met z’n allen op de brancard. Ze kijkt me aan en zegt dat ze het eng vindt. Ik zeg tegen haar dat ik dat heel goed begrijp en dat ik haar vriend ga bellen, dat ik zelf ook zo naar het ziekenhuis kom en ervoor zorg dat haar persoonlijke bezittingen met haar mee gaan.In het ziekenhuis blijkt dat ze maar één hechting in haar achterhoofd nodig heeft en verder helemaal niets. Met de schrik komt ze vrij. Tijdens het wachten op de uitslagen van de andere onderzoeken bedankt ze me voor mijn hulp en zegt dat ze blij is dat ik nog even langs gekomen ben. Haar vriend staat naast haar. Haar gordel heeft haar gered. Zonder die gordel was ze zeker, net als haar spullen, uit de auto geslingerd. Later bleek dat ze met 100 kilometer per uur ging tollen nadat ze in aanraking kwam met een andere auto. En dat tussen het overige verkeer op vijf rijstroken.Ik bel haar een dag later om te vragen hoe het met haar gaat. Ze vertelt dat ze morgen jarig is en dat ze haar feestje heeft gecanceld. We praten nog wat na en ze geeft aan dat ze blij is dat ze nog leeft en dat ze heel erg veel mazzel heeft gehad. Een week later zit ik bij haar in haar woonkamer met een bakje koffie. Ze heeft haar auto inmiddels teruggezien en beseft dat ze heel veel geluk heeft gehad. ‘Die gordel heeft mijn leven gered’, zegt ze. ‘Wat fijn dat u de moeite neemt om langs te komen zodat ik u persoonlijk kan bedanken voor uw hulp’, zegt haar vriend.Een paar maanden later loop ik nietsvermoedend in uniform in de binnenstad van Dordrecht. Een man en vrouw groeten mij hartelijk en wensen mij het allerbeste voor 2014. Ik geef haar uit automatisme drie zoenen en ook de beste wensen. Ik zeg oprecht dat ik even niet weet waar ik ze van ken en dat ze me even op weg moeten helpen. ‘U weet wel, ik had dat ongeluk op de A16’, zegt de vrouw en het kwartje valt. Ze geeft aan dat ze niks heeft overgehouden aan het ongeval. En op een drukke winkeldag kletsen we in het kort weer bij. Met een goed gevoel zeg ik ze gedag. En een gezond 2014!Van een prent schrijven voor een gordel naar een rechtstreeks voorbeeld van het nut van een gordel.CitaatOver de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
Over de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
Tijdens een nachtdienst krijgen we een melding binnen of we bij een studentenflat willen kijken waar voornamelijk buitenlandse studenten wonen. Er is via 112 gemeld dat er binnen een vechtpartij gaande is. De centralist weet niet of er wapens gebruikt zijn en hoe groot de groep is; de meldster was de Nederlandse en Engelse taal niet goed machtig.De locatie is mij bekend: we hebben hier niet zoveel meldingen, maar de studenten die er wonen zijn afkomstig uit zo’n beetje elk werelddeel en studeren aan de hogescholen. Als we het terrein van de studentenflat oprijden, zien we in eerste instantie geen bijzonderheden. Verderop blijkt echter een menigte van zo’n 40 man met elkaar op op de vuist te zijn gegaan. Over en weer worden behoorlijke klappen uitgedeeld.Ik parkeer, haal mijn diensthond uit het voertuig en pak ook gelijk mijn lange wapenstok. Ik maak luidkeels kenbaar dat ik van de politie ben en ga 'voorwaarts' met mijn diensthond. Een grote groep, ogenschijnlijk Chinezen, neemt gelijk de benen en vlucht in tegengestelde richting. Her en der liggen slachtoffers op de grond met opgezwollen gezichten.Een paar meter verder zie ik een groep van zo’n tien personen om iemand heen staan die op de grond ligt. Ik loop die kant op en zie dat de groep intrapt op het slachtoffer dat op de grond ligt. Nogmaals schreeuw ik dat ik van de politie ben en de eerste de beste die ik tegenkom, kennismaakt met mijn wapenstok.De meeste mensen schrikken en rennen hard weg, maar twee personen blijven doortrappen op de persoon. Eén van de twee schopt met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer en ik sla met behoorlijke kracht met mijn wapenstok op zijn rug. De manspersoon in kwestie geeft geen krimp en blijft de man schoppen die in foetushouding op de grond ligt. Ik laat mijn diensthond schieten die de 'kopschopper' vol in zijn onderbeen pakt. Als mijn hond zijn bek op de kuit van de schopper heeft gezet, trek ik hem achteruit, weg van het slachtoffer. Mijn hond houdt de verdachte vast terwijl ik hem naar achter sleep.Ik kijk om me heen en al het volk dat in eerste instantie aan het vechten was, is verdwenen. Mijn collega komt aanlopen vanuit de richting van mijn dienstvoertuig en zegt: 'Damn Hugo, zet voortaan je dienstauto niet zo dicht tegen een geparkeerd voertuig aan, ik kon de auto niet uitkomen'. Ik los mijn diensthond en de collega legt de handboeien aan bij de aangehouden verdachte. Ik blijf vervolgens bij de verdachte staan terwijl mijn collega naar het slachtoffer loopt en met spoed om een ambulance vraagt.De meldkamer heeft echter uit voorzorg alvast een ambulance gestuurd, die er vrij snel is en het slachtoffer meeneemt naar het ziekenhuis. De man heeft diverse breuken en zijn hoofd is gezwollen tot de grootte van een flinke meloen. De inmiddels gearriveerde collega’s nemen de verdachte van mij over en brengen die zekerheidshalve eerst naar het ziekenhuis; zijn spijkerbroek is nogal rood geworden door het bloed dat uit de wond op zijn kuit komt.Wat blijkt. In de studentenflat woont een groep uit China en één uit Mongolië. De Chinezen hadden een feestje waarbij allerlei gerechten gekookt waren die in de beleving van de Mongolen nogal stonken. Daarom hadden ze de Chinezen maar aangevallen. En wat betreft de opmerking van mijn collega: die had inderdaad maar heel weinig ruimte om de auto uit te komen wat niet alleen kwam door de enorme spoiler op zijn buik, maar ook omdat ik mijn dienstvoertuig wel erg dicht tegen een geparkeerd voertuig had gezet. Tja, dat krijg je als je 99 procent van je tijd alleen op de wagen zit. CitaatOver de bloggerHugo Roossink met diensthond Barry(foto: politie.nl)Hugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat.'
Over de bloggerHugo Roossink met diensthond Barry(foto: politie.nl)Hugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat.'
maandag 13 januari 2014Om onder een bekeuring uit te komen, hebben mensen de meest fantastische smoezen. Ik heb ze inmiddels in alle soorten gehoord. Soms vinden mensen het raar als ik zeg dat ik ze niet geloof, terwijl ze misschien wel de waarheid spreken. Maar het probleem is dat ik zoveel keer bedrogen ben, dat ik niet zomaar meer overstag ga. De meest schrijnende ervaring is dat een kind op de achterbank een klap wordt verkocht, zodat hij/zij hard gaat huilen, om vervolgens te zeggen dat ze op weg naar de spoedeisende hulp zijn van het ziekenhuis vanwege de hoge koorts bij het kind. De vage antwoorden op mijn vragen deed mij besluiten om mee te rijden naar het ziekenhuis, waar de aap uit de mouw kwam. En dan ben ik boos. Ook om schofterige smoezen….Collega André van verkeerspolitie rijdt op de politiemotor op de snelweg als hij een auto in de gaten krijgt die er behoorlijk de vaart in heeft. Hij rijdt met een snelheid van 150 kilometer per uur terwijl 100 kilometer per uur is toegestaan. Hij zet de auto op het tankstation aan de kant en spreekt de bestuurder aan. De man, genaamd Jan Vlok (gefingeerd), vertelt nogal haast te hebben, omdat zijn vrouw gebeld heeft dat ze gaat bevallen in het ziekenhuis. Nou is het zo dat we in zo’n geval meestal de hand over het hart strijken, wel rekening houdend dat het ook wel eens een smoes kan zijn om onder de bekeuring uit te komen. André noteert dus de gegevens van Jan Vlok, inclusief het telefoonnummer van zijn mobiel en informeert in welk ziekenhuis zijn vrouw gaat bevallen. Jan vertelt dat hij op weg is naar ziekenhuis X. André geeft hem zijn rijbewijs terug en vertelt dat hij wel een geboortekaartje wenst te ontvangen als bewijs dat Jan niet liegt en geeft hem het adres van het politiebureau.Enige weken later ontvangt André een geboortekaartje van de geboorte van een dochter, genaamd Shirley (gefingeerd), geboren op de dag dat André Jan heeft gecontroleerd. André laat mij het geboortekaartje zien en nieuwsgierig geworden controleer ik het adres via het bevolkingsregister. Ik zie dat er op het adres twee mensen ingeschreven staan, namelijk Jan en een vrouw, maar geen kind. Dat is vreemd en wat ik ook raar vind is dat op het kaartje het mobiele telefoonnummer van Jan staat. De moeder wordt toch als eerste gebeld na een geboorte? André draait het mobiele nummer van Jan en zet de telefoon op meeluisteren, zodat ik het gesprek kan volgen. André feliciteert Jan met de geboorte van zijn dochter en informeert in welk ziekenhuis ze nou precies geboren is. Hij rept echter met geen woord over het feit dat we al in het bevolkingsregister hebben gekeken, omdat het mogelijk misschien een fout in het register is. Na beëindiging van het gesprek belt André het ziekenhuis, waar ze echter vertellen dat noch Jan, noch zijn vrouw daar patiënt zijn geweest.Hierop belt André wederom naar Jan en vertelt dat er geen Shirley is geboren en dat Shirley ook niet in het bevolkingsregister is ingeschreven. Het is even stil aan de andere kant. Dan verdraait Jan zijn stem en zegt op een geëmotioneerde toon dat ze wel in het ziekenhuis zijn geweest, maar Shirley bij de geboorte is overleden. Dan ben je even stil en weet je eigenlijk niet wat je moet zeggen. André condoleert Jan met het verlies en hangt de telefoon op. Zo’n verhaal verzin je niet, dus neem je aan dat het de waarheid is. Verbijsterd kijken we elkaar aan, maar één ding blijft bij me knagen. Het mobiele telefoonnummer van Jan wat op het kaartje staat. Ik zoek me suf in allerlei systemen en ontdek een gewone huistelefoonaansluiting. Dus besluiten we dit nummer te bellen. We horen dat een vrouw de telefoon opneemt. André vraagt aan de vrouw of haar vriend/man Jan Vlok heet en de vrouw bevestigt dit. André vertelt dat hij een geboortekaartje van Shirley voor zich heeft liggen en dat hij van Jan begrepen heeft dat Shirley na de geboorte is overleden. Het is vervolgens angstig stil aan de andere kant van de lijn. Met een piepstem vraagt de vrouw wie ze aan de lijn heeft, waarop André haar nogmaals vertelt dat hij van de Politie is en dat hij een geboortekaartje van Jan heeft gekregen. Hij vertelt verder wat Jan allemaal heeft gezegd en ook van het overlijden van Shirley. Het blijft wederom angstig stil aan de andere kant van de lijn. Hierna klinkt gesnik van de vrouw, waarop André en ik elkaar aankijken. André vraagt nogmaals of het de waarheid is wat Jan vertelt heeft. De vrouw begint daarna te vertellen dat ze er helemaal niets van begrijpt. Ze is helemaal niet bevallen van een dochter, maar is nog steeds hoogzwanger van hun eerste kindje. Zij en haar man Jan weten dat het een dochter wordt, wat ze na de geboorte de naam Shirley geven. Als ze hoort dat Jan heeft verteld dat Shirley bij de geboorte was overleden, kan ze haast niet geloven dat haar man dit allemaal heeft verzonnen voor een bekeuring. André noemt het mobiele nummer wat we zojuist twee keer hebben gebeld en ze beaamt dat dit het nummer is van Jan. Hierop beëindigen we het telefoongesprek en bellen direct weer het mobiele telefoonnummer van Jan. Jan neemt echter niet meer op, ondanks vele pogingen. We bellen hierop opnieuw de vrouw en vragen haar om Jan contact met ons op te laten nemen. Een uur later belt Jan. Hij biedt zijn excuses aan, maar deze hoont André weg. Hij krijgt uiteindelijk alsnog zijn bekeuring. Ik heb me nog wel eens afgevraagd hoe Jan met zijn excuses en smoesjes (leugens) zijn vrouw onder ogen gekomen is, want ik noem dit gedrag gewoon ‘schofterig’.
maandag 20 januari 2014Er rijden niet veel auto’s meer rond die niet zijn uitgerust met een airbag. Een airbag is een geweldige uitvinding, die slachtoffers van een ongeval een hoop letsel kunnen besparen. Maar tegelijkertijd is een geactiveerde airbag levensgevaarlijk wanneer de slachtoffers zich niet op de goede manier in de auto zitten.Zo krijgen we een melding van een aanrijding met gewonden op de rijksweg. Er zouden meerdere auto’s bij betrokken zijn.Ter plaatse treffen we twee auto’s aan, waarvan één van de auto’s op zijn kant ligt met daarachter nog een brokstuk van iets wat ooit een caravan is geweest.Over alle rijstroken ligt het gehele interieur van de caravan verspreid, kortom een chaos.In de auto, die op z’n kant ligt, zit een slachtoffer. Het is een vrouw en ik ontferm me over haar. Haar man staat er hulpeloos bij en wordt opgevangen door mijn collega.De vrouw blijkt ernstig gewond te zijn en heeft dringend medische hulp nodig.Ik bestel met spoed de ambulance en de brandweer en probeer de vrouw bij kennis te houden.Van de auto zijn alle airbags in werking getreden. Dat had gunstig geweest moeten zijn voor de vrouw, die nog in de gordel hangt.Echter de voet van de vrouw is ernstig verbrijzeld en verbrand. Haar been ligt in een hele rare stand, waarvan ik niets begrijp.Zelfs het ambulancepersoneel en het mobiel medisch team, die de helikopter midden op de rijksweg hebben geparkeerd, begrijpen er in eerste instantie niets van. Hoe is het mogelijk dat er zoveel letsel ontstaan is, terwijl de aanrijding niet echt complex is. De ambulancemedewerkers vragen mijn collega of hij aan de man wil vragen in welke positie de vrouw voor de aanrijding in de passagiersstoel heeft gezeten. Dan blijkt dat zijn vrouw, onderuit gezakt, met haar rechtervoet op het dashboard zat. Midden op de brug moest haar man plotseling stevig remmen voor langzaam rijdend verkeer voor hen. De caravan blijkt, na onderzoek later, te zwaar beladen te zijn geweest. Hierdoor kon de man zijn auto niet tijdig meer tot stilstand brengen. Hij botste vervolgens met een behoorlijke klap tegen de voor hem rijdende auto aan.Dat verklaart voor de hulpverleners het ernstige letsel bij de vrouw.Door de plotselinge remmanoeuvre kon de vrouw, doordat ze onderuit gezakt lag met haar voet op het dashboard, niet meer op tijd normaal gaan zitten. De airbags in het dashboard traden bij de aanrijding in werking door de klap. De voet van de vrouw werd door de passagiersairbag geperst tussen het dashboard en de dakstijl. Verder komt er, bij het inwerking treden van een airbag, enorme hitte vrij, wat dus ook de brandwonden verklaart aan haar voet en been.Ook heeft zij een ernstige heupfractuur, doordat haar been met een enorme klap omhoog is getrokken.Ze wordt door de brandweer uit haar benarde positie bevrijd en met spoed overgebracht naar een ziekenhuis.Kort daarna word ik weer geconfronteerd met de kracht van een airbag. In dorp X rijdt een automobilist tegen de achterzijde van zijn voorganger aan. Zijn hond zit los naast hem op de voorstoel en belandt met zijn kop tussen het dashboard en de voorruit. Door de kracht van de botsing wordt de airbag geactiveerd en de kop van de hond komt tussen de airbag en het dak terecht. De hond is op slag dood.Sinds die ongelukken krijg ik de rillingen bij het zien van mensen die “relaxed” hun benen of voeten op het dashboard hebben liggen of die, nog erger, met een kind op schoot autorijden.Ik geef deze mensen dan ook een stopteken, wat nogal eens verbaasde gezichten oplevert waarom ze aan de kant gezet worden door de politie. Als ik de mensen dan wijs welke ernstige gevolgen een voet op het dashboard of een kind op schoot kan hebben, zie je ze toch verbleken bij de gedachte.Ik weet zeker dat er lezers zijn die na het lezen van deze blog zich wel drie keer zullen bedenken om hun voeten op het dashboard te leggen of een kind op schoot te nemen op de voorstoel.
Ik doe vol overgave mijn werk. Ieder moment van de dag sta ik klaar om bewoners van mijn wijk van dienst te zijn. Maar er is nog een groep waar ik heel dienstbaar aan ben: mijn collega's. Dat is ook zo als ik tijdens een rustige dienst ‘spoedassistentie’ over de portofoon hoor. Mijn maat en ik laten zonder twijfel ons bestek vallen en sprinten naar onze bus. De straat waar om spoedassistentie wordt verzocht, is vlakbij het bureau. Het is nog niet helemaal duidelijk wat er aan de hand is. We weten alleen dat er een wapen in het spel is. Eenmaal aangekomen zien we dat collega's hebben gevochten met een man, die inmiddels geboeid maar worstelend op de grond ligt. De ene collega probeert hem onder controle te houden terwijl de ander een andere man op afstand houdt. Er blijkt een vechtpartij te zijn geweest tussen de twee en de man op de grond heeft een wapen getrokken: een busje traangas. Dat hadden collega's gezien en ze grepen direct in. Omdat de verdachte zich hevig verzette, hadden ze met spoed om assistentie gevraagd.Wij nemen de geboeide verdachte over, zetten hem achter in onze bus en ik ga ernaast zitten. De geur die van deze man afkomt, kan ik slechts omschrijven als die van een oude destilleerderij; hij is dronken en stinkt verschrikkelijk naar zweet. Hij hijgt als een oud stalpaard en het zweet druppelt langs zijn neus. Zo staart hij apathisch in het niets. Ik vind het allang best dat hij rustig is. Vanuit het niets begint hij echter ineens wild en hard met zijn hoofd op de zijruit te slaan. Zweet van zijn voorhoofd spettert in het rond. Om te voorkomen dat hij gewond raakt, duw ik zijn hoofd naar voren tussen zijn benen. Ik schreeuw naar mijn maat dat hij door moet rijden en verzoek de wachtcommandant om collega's klaar te zetten voor het uitladen. Op dat moment geeft mijn maat gas. We hadden toen nog geen schot tussen de voorstoelen en de achterbank zoals nu. Tussen de voorstoelen leggen we meestal onze petten en door het plotselinge versnellen, zie ik onze petten mijn kant opschuiven. Mijn pet eindigt precies onder het hoofd van de verdachte. De man blijft zich tegen mij verzetten en probeert me te schoppen. Omdat ik zijn hoofd tussen zijn benen heb, komt zijn knie tegen zijn voorhoofd aan. Dat doet hij dus niet nog een keer. Niet veel later voel ik hem ontspannen waarna er een vreemd soort gehijg uit hem komt. Diepe zuchten en een kreun volgen waarna de maag van de man besluit dat het genoeg is geweest en de gehele inhoud eruit gooit. Omdat mijn pet onder het gezicht van de man is geschoven, gaat deze inhoud dus in zijn geheel in mijn pet. Nu is de geur helemaal niet meer te harden. Kokhalzend smeek ik mijn maat een raampje open te doen en besluit de rest van de reis door mijn mond te ademen. De man is kennelijk kwijt wat hem dwars zit, want hij staakt al zijn verzet. Vol overgave ontdoe ik mij die avond van mijn pet. Eén voordeel van het offer van mijn hoofddeksel; ik hoef de auto niet schoon te maken.CitaatOver de bloggerKevin van Bree(foto: politie.nl)Kevin van Bree is 35 jaar en werkt als brigadier bij de politie in Delfshaven. Hij vervulde de afgelopen veertien jaar diverse blauwe functies binnen de eenheid Rotterdam. Kevin: 'Ik ben al een paar jaar ambassadeur voor de politie en vertel mijn verhalen om te laten beleven dat het werk meer is dan wat zichtbaar is. Daar gebruik ik nu sociale media voor zoals Twitter en Facebook. Een aantal van mijn belevenissen heb ik opgeschreven; dat zijn mijn blogs.'
Over de bloggerKevin van Bree(foto: politie.nl)Kevin van Bree is 35 jaar en werkt als brigadier bij de politie in Delfshaven. Hij vervulde de afgelopen veertien jaar diverse blauwe functies binnen de eenheid Rotterdam. Kevin: 'Ik ben al een paar jaar ambassadeur voor de politie en vertel mijn verhalen om te laten beleven dat het werk meer is dan wat zichtbaar is. Daar gebruik ik nu sociale media voor zoals Twitter en Facebook. Een aantal van mijn belevenissen heb ik opgeschreven; dat zijn mijn blogs.'
maandag 27 januari 2014Een melding van iemand die gevallen is. Dat zijn van die meldingen die we dagelijks als politie krijgen. Maar soms lijkt het wel of er voor je neus 100 puzzelstukjes op de grond worden gegooid, die je even in 5 minuten goed mag leggen. Maar ze vallen ook wel eens vanzelf op hun plaats..Omstreeks 23:00 uur krijgen we een melding van een oude vrouw, die gevallen zou zijn op plein X te Rotterdam-Zuid. Op de plaats treffen wij inderdaad een oude vrouw aan, die met een vertrokken gezicht van de pijn op de grond ligt. We vermoeden dat haar heup wel eens gebroken kan zijn, gezien het feit dat haar ene been een stukje langer is dan haar andere been en ze klaagt over pijn in haar zij. Verder heeft ze een flinke wond aan haar hoofd, dus we vragen om een ambulance. We dekken haar toe met een deken en mijn collega probeert haar op haar gemak te stellen. Ze is echter erg onrustig en komt nogal verward over. Naast haar op de grond ligt een schoudertas. Als de ambulance ter plaatse komt en ze op de brancard gelegd is, word ik aangesproken door een voorbijganger. Deze vertelt mij dat er 100 meter verderop een gewonde jongen op straat ligt. Ik zal deze jongen verder Kees noemen. Ik loop naar de plaats toe die de voorbijganger aanwijst en zie Kees op de grond zitten met een zwaar bebloed hoofd. Ik vraag aan de meldkamer direct om nog een ambulance voor Kees. Dan rijzen er vraagtekens bij mij. Zo dicht bij elkaar, heeft dit iets met elkaar te maken? Er begint iets te dagen als mijn collega over de portofoon doorgeeft dat de oude vrouw in de ambulance tegen de GGD collega´s heeft gezegd, dat ze van twee jongens op een scooter een duw heeft gekregen, waarna zij gevallen is. Ze zegt dat ze haar tas kwijt is, maar mijn collega stelt haar gerust en zegt dat hij haar tas heeft. We vermoeden dus dat het simpelweg geen ongeval is, maar een mislukte beroving.Maar zou er verband kunnen zijn met Kees, die kennelijk zwaar mishandeld is?Plotseling verschijnt om de hoek van het Z hof een jongen op een scooter, die ik verder Jan zal noemen. Jan schrikt kennelijk bij het zien van mij net zo erg, als dat ik schrik bij het zien van hem. In een flits schiet door mij heen, dat dit wel eens de scooterrijder kan zijn, die de vrouw beroofd heeft. Ik ren op Jan af, maar voor ik hem kan pakken rijdt hij snel weg. Ik sprint naar onze auto toe, roep naar mijn collega dat hij naar Kees moet gaan, en ga op zoek naar Jan. Het is gelukkig rustig op straat, dus een scooter moet opvallen. Zonder licht rijd ik door de wijk heen, als plotseling voor mijn neus een scooter opduikt, die mij tegemoet rijdt. Ik herken Jan als de bestuurder. Links en rechts van mij staan geparkeerde auto’s, dus hij kan alleen hier tussendoor rijden. Jan probeert inderdaad tussen de geparkeerd staande auto´s door te rijden, maar ik besluit om hem klem te rijden en met scooter en al tegen een geparkeerd staande auto aan te duwen. Ik besef dat dit wel eens pijnlijke benen voor Jan kan opleveren, maar denk aan de andere kant aan de oude vrouw die beroofd is. Ik ram de scooter aan de zijkant en duw deze met Jan klem tegen de achterkant van een Suzuki Jimmy, een kleine terreinwagen met de reserveband op de achterzijde gemonteerd. Dat is het geluk van de Jan en van mij. Jan zit vastgeklemd met zijn scooter tegen de achterkant, maar door het reservewiel knel ik zijn benen niet af. Ik spring vanuit mijn auto op de motorkap en grijp Jan beet, die automatisch zijn handen in de hoogte steekt en kermt dat hij zich overgeeft. Ik boei de armen van de Jan, maar dan komt mijn probleem. Ik moet hem loslaten en eerst mijn auto achteruit rijden om hem vrij te krijgen. Ik geef aan de meldkamer door in welke straat ik sta en dat ik daar een arrestant heb gemaakt in verband met een beroving. Hierna laat ik Jan los en stap in mijn auto. Wat er dan gebeurt, is een hilarisch gezicht. Als ik de auto achteruit rijd, valt de scooter met Jan erop om. Kennelijk is de kleding van Jan achter het stuur van de scooter blijven haken en door de boeien kan Jan zijn evenwicht niet houden en valt kermend op straat. Ik stap uit en raap Jan op en plaats hem in de auto. Gelukkig heeft hij geen letsel, waar ik wel erg blij om ben. Het is immers een risico om op deze manier Jan klem te rijden, omdat het letsel bij Jan had kunnen veroorzaken.Inmiddels heb ik assistentie gekregen van collega’s die zich ontfermen over de scooter. Met Jan rijd ik terug naar het Z hof, waar mijn collega bij Kees staat. Onderweg wordt het raadsel ongevraagd door Jan opgelost. Hij verklaart uit eigen beweging dat hij niet het brein was achter het plan om de oude vrouw te beroven, maar van zijn vriend Kees die achterop zat. Hij verklaart dat Kees aan hem vroeg om te keren en langs het oude vrouwtje te rijden. Jan deed dit, waarna Kees vervolgens al rijdend de tas van de oude vrouw haar schouder had gerukt. Hij kreeg de tas te pakken en ze reden snel weg richting het Z hof. De beroving was echter gezien door een groep jongelui die op het Z hof stonden. Jan en Kees reden hier precies langs. Enkelen van de groep trokken Kees van de scooter, maar Jan kon met zijn scooter ontkomen. Jan verklaarde dat hij even later was teruggegaan met zijn scooter, omdat hij bang was dat Kees dood zou worden gemaakt door die groep jongelui. Toen hij een politieagent zag staan schrok hij en ging er vandoor.Terug op het Z hof leg ik mijn verbaasde collega uit dat we zojuist een beroving op de oude vrouw hebben opgelost. Ik vertel hem in het kort het verhaal en zegt dat hij Kees moet aanhouden voor beroving. Hoe Kees aan de verwondingen komt leg ik hem ook uit. Gelukkig voor Kees bleef het bij een hersenschudding en een bont en blauw gezicht. Na schoongemaakt te zijn in de ambulance kon hij met ons mee naar het politiebureau. De oude vrouw bleek inderdaad een gebroken heup te hebben, als gevolg van de val na de brute beroving. Achteraf blijkt dat Kees door de jongelui op het Z hof is geschopt en geslagen, als vergelding voor de beroving van de oude vrouw. De jongelui hebben de tas vervolgens bij de oude vrouw gelegd en 112 gebeld. Vermoedelijk hebben de jongelui, vanwege hun ´aanpak´ van Kees, na het zien van de politie, de kuierlatten genomen.
Tijdens onze lunch krijgen we een melding van een reanimatie in een van de wijken waar ik werk. Het is niet mijn eerste reanimatie en ik weet nu dat het ook niet mijn laatste is. Ik ben samen met een jonge collega in opleiding die nog nooit een reanimatie heeft meegemaakt, dus ik wil hem goed begeleiden. Op weg nemen we nog even de reanimatieprocedure door.Brandweer en ambulance zijn er al. In de woning is het nogal hectisch en horen we dat de traumahelikopter nog een landingsplek zoekt. Het is gebruikelijk dat wij het medisch personeel van de heli ophalen dus ik moet een besluit nemen: ik naar boven of mijn collega. Hij kent de procedure bij de helikopter niet, dus ik moet hem naar boven sturen. Met tegenzin, want ik weet niet wat hij aan zal treffen. Gelukkig landt de helikopter vlakbij en ben ik snel terug.In de woning is alom paniek. Ambulancebroeders reanimeren een jong meisje van een jaar of veertien met daaromheen familieleden die gillen, schreeuwen en huilen. Anderen kijken verstomd en een familielid schopt uit pure emotie tegen een deur. Ook voor een oudgediende als ik is dit indrukwekkend; dit gaan we niet redden met z’n tweeën. Ik vraag de meldkamer of ze een extra auto kunnen sturen maar het antwoord is kort: ‘Beste collega, u moet dit alleen doen’.Ik probeerde orde te scheppen in de gigantische wanorde en instrueer de jonge collega. Eerst halen we de familieleden uit de woonkamer zodat het personeel van de ambulance en de traumahelikopter hun werk kunnen doen. Het is niet makkelijk om familieleden weg te halen bij hun geliefde en in de gang is het nog steeds één grote chaos met schreeuwende en huilende familieleden.Nogmaals vraag ik de meldkamer om een stel extra handen maar helaas is er niemand beschikbaar. Als ik bij de wachtcommandant van mijn eigen district om assistentie vraag, blijkt ook hij geen mensen over te hebben. En dan voel je je toch even heel alleen.Ik ga verder in het huis en loop een kamertje binnen waar een gestalte op bed zit. Van afstand lijkt het een grote, kale pop. Ik kom dichterbij en zie dan pas dat het een kind is: een jongetje met tranen in zijn ogen. Ik ga heel even bij hem zitten, want ik moet verder. In de gang loopt een moeder van een van de kinderen en ik roep naar haar of iemand zich over het jongetje kan ontfermen. ‘Ach meneer’, zegt ze, ‘Hij heeft terminaal kanker en merkt het toch niet meer. Laat hem maar zitten’!Ik ben geschokt en met stomheid geslagen, maar ook verdrietig en misschien wel boos. Ik loop een paar seconden naar buiten, haal op het balkon diep adem en voel een hand op mijn schouder. ‘Kom, ik weet het. Ik heb je nodig’, zegt een van de jongens van de ambulance. Ik neem nog twee teugen zuurstof en loop weer naar binnen. In de woonkamer is iedereen nog volop bezig met het meisje. Het ziet er niet goed uit. Er wordt gevraagd of wij de ambulance klaar willen zetten, zodat die direct weg kan rijden als het meisje erin ligt. De jonge collega krijgt even wat lucht. Als wij buiten bezig zijn, komen er twee collega’s op de motor aanrijden. Zij zijn zelf gekomen omdat ze op de portofoon aan mijn stem hoorden dat ik hulp nodig had. Ik ben blij als ik ze zie. Het geeft ons iets rust. Het meisje wordt naar het ziekenhuis gebracht waar ze korte tijd later overlijdt. Ze is veel te jong. Niet veel later overlijdt ook het jongetje aan de gevolgen van zijn ziekte.Tot op de dag van vandaag staat het kleine jongetje op mijn netvlies gebrand. Het kleine mannetje op het bed met een traan op zijn wang. Soms is het leven erg oneerlijk. Ik ben na mijn dienst naar een stille plek gereden en heb heel hard staan schelden en daarna staan huilen om de dingen die ik had gezien. Om het meisje van veertien en het jongetje van zes. Rust zacht lieve kinderen! -------------------- Arthur: 'Ik ben de twee collega’s die ons kwamen ondersteunen tot op de dag van vandaag dankbaar. Ik ben trots op de jonge collega die naast me stond en zich bij z’n eerste reanimatie zo kranig gedroeg. Ik ben ook trots op de mannen en vrouwen van de ambulance en de traumahelikopter die zich, samen met ons, soms door moeilijke situaties moeten heenslaan'.CitaatOver de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk.’
Over de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk.’
maandag 3 februari 2014Ongemerkt slaat hij toe, de sluipmoordenaar koolmonoxide. Nu de koude maanden weer zijn begonnen ligt het risico om ten prooi te vallen aan dit levensgevaarlijke gas op de loer.Tientallen slachtoffers belanden jaarlijks in het ziekenhuis door koolmonoxidevergiftigingen, veroorzaakt door slecht onderhouden kachels, geisers en schoorstenen of dichtgestopte ventilatieopeningen. Koolmonoxidevergiftigingen met dodelijke afloop worden meestal veroorzaakt door geisers, schoorstenen en kachels.Koolmonoxide wordt ook wel ‘de sluipmoordenaar' genoemd, omdat het gas kleur-, geur- en smaakloos is. Koolmonoxide wordt 250 maal sneller in het bloed opgenomen dan zuurstof. Het lichaam neemt dan in plaats van zuurstof koolmonoxide op, waardoor het zuurstofgehalte in het lichaam snel daalt. Bij extreme blootstelling raakt men bewusteloos en falen de hart- en longfuncties. In het ergste geval kan dit leiden tot hersenbeschadiging en/of overlijden. Ik kan het gelukkig navertellen, maar besef dat het heel anders had af kunnen lopen. Er zijn families die helaas een dierbare of dierbaren moeten missen.Het is een koude winter en het vriest 8 graden onder nul. Omstreeks 16:00 uur krijgen Michiel en ik een melding dat op een adres de bewoner al een tijd lang geen gehoor geeft. Gekomen op het adres blijkt het dat de deur stevig op slot zit. We bestellen een slotenmaker die de deur vakkundig voor ons openmaakt. Als we de deur opendoen komt ons een tropische warmte tegemoet, vermengd met een ons “bekende” geur van iemand die overleden is. Voorzichtig loop ik als eerste door de hal de woonkamer binnen, gevolgd door mijn maat. We treffen binnen op de bank een overleden man aan. Wat mij opvalt is dat de grond nat is en de ruiten aan de achterzijde helemaal beslagen zijn. De gaskachel brandt, maar de vlammen zijn geel van kleur. We lopen terug naar de hal en melden onze bevindingen aan de inmiddels ter plaatse gekomen chef van dienst Sjaak. Deze trekt letterlijk zijn conclusies, want hij trekt mij uit de hal en doet onmiddellijk de voordeur dicht. Hij sommeert ons de brandweer te bellen, omdat hij vermoedt dat er zich koolmonoxide in de woning bevindt. Nadat de brandweer ter plaatse komt en met perslucht de woning betreedt, hebben we de poppen aan het dansen. De piepers van de brandweer gaan af en in de woning blijkt een zeer hoge concentratie koolmonoxide aanwezig te zijn, zo hoog dat bij inademing, langer dan anderhalve minuut, je hiervan overlijdt. De brandweercommandant vraagt aan ons hoe lang we in de woning zijn binnengeweest. Ik vertel hem dat we ongeveer 20 seconden zijn binnengeweest. De brandweercommandant wil een ambulance voor ons bestellen om ons naar het ziekenhuis te brengen. Ik zit hier helemaal niet op te wachten en stel voor dat een andere collega ons even naar het ziekenhuis brengt. Hij gaat hiermee akkoord, zodat we niet lang daarna op de spoedeisende hulp zitten. Er wordt bloed afgenomen, wat direct in het laboratorium wordt onderzocht. Tot die tijd moeten we in het kamertje wachten en dat duurt best lang. Zo lang dat ik aan de verpleegkundige vraag of we niet even het ziekenhuis mogen verlaten om op de hoek bij de Turkse pizzeria wat eten kunnen halen. Ze kijkt ons best wel een beetje boos aan en vertelt dat we niet de ernst van de situatie inzien. We zouden best wel eens om kunnen vallen, vanwege een te hoge concentratie koolmonoxide. Ik verontschuldig me en zeg dat ik ook wel eens zou kunnen omvallen van honger. Ze verzekert me dat, als we opgenomen worden, we zeker vanavond nog te eten zullen krijgen. Ik zie de bui al hangen, in het slechtste geval krijgen we dan omstreeks 21:00 pas eten en we hebben gewoon trek. Ik heb alle begrip uiteraard voor de regels van het ziekenhuis, maar we kunnen ze ook een handje helpen door ons zelf te bedienen. Dus zodra de verpleegkundige weg is, bel ik Ali van de pizzeria en vraag hem of hij niet even 2 bakken ´kapsalon´ kan brengen bij de spoedeisende hulp. Ik vraag Ali mij even te bellen als hij voor de deur staat, zodat we het rechtstreeks aan kunnen pakken. Mijn maat Michiel is wat nerveuzer na de ´preek´ van de zuster en durft eigenlijk niets te bestellen. Ik vertel hem dat, als we moeten blijven in het ziekenhuis, we in ieder geval alvast lekker gegeten hebben. Na een kwartier staat Ali op de stoep met de bestelde ´kapsalon´ inclusief bestek. Stiekem loods ik het eten ons kamertje in en verorberen we, liggend op zo’n ziekenhuisbed, de kapsalon. De geur van patat, vlees en knoflook vult de ruimte. We liggen helemaal in een deuk. Kennelijk verspreidt de lucht zich over meerdere ruimten want groot zijn de ogen van de zuster als ze binnenkomt. Ze schudt haar hoofd en moet toch wel lachen. “Wat een figuren zijn jullie politie-agenten! “ roept ze uit. Na drie uur mogen we weer weg, omdat blijkt dat we een lichte verhoogde concentratie hadden, maar niet extreem hoog dat we aan het zuurstof moeten of een ziekenhuisopname noodzakelijk is. We verlaten het ziekenhuis en brengen het bestek bij Ali.Achteraf besef ik dat we wel erg veel geluk hebben gehad en de situatie zwaar onderschat hebben. Sindsdien heb ik, naast onze rookmelders, ook een koolmonoxide melder aangeschaft.Er zijn een aantal aanwijzingen voor de aanwezigheid van koolmonoxide. In een woning moet men vooral letten op de vlam in de geiser, kachel of cv-installatie. Deze hoort blauw van kleur te zijn. Is de vlam geel, dan wijst dit op de aanwezigheid van koolmonoxide. Ook beslagen ramen zijn een indicator van gevaar. Vrijgekomen waterdamp, die door een verkeerd werkende afvoer of onvoldoende ventilatie niet verdwijnt, zorgt voor beslagen ramen en natte vloeren. Zorg ondanks de kou voor voldoende ventilatie (goed luchten dus).En de opmerking dat rookmelders en koolmonoxidemelders duur zijn en batterijtjes ‘vreten’? Wat is uw leven en het leven van uw dierbaren waard?Op facebook is een petitie gestart onder de naam 'koolmonoxide levensgevaarlijk'. Zie https://www.facebook.com/koolmonoxide Op 5 januari 2012 hebben ouders 2 dochtertjes verloren als gevolg van koolmonoxide.
Ze zit er al een hele tijd, de reeds op respectabele leeftijd zijnde mevrouw. Omwonenden zagen haar lange tijd volkomen apathisch zitten op het bankje ter hoogte van de telefooncel. Ze besloten de politie te bellen met het verzoek te kijken of alles wel in orde is. Als we vragen hoe het met haar gaat, krijgen we geen antwoord. De vrouw is volkomen van de wereld, een driekwart lege fles Bokma jenever staat naast haar en houdt haar kennelijk gezelschap. Ik buig mij naar het gezicht van de vrouw en haar ogen lijken dwars door mij heen te kijken. Een walm van alcohol hangt om haar heen. Ik vraag haar hoe ze heet, waar ze woont en waar ze vandaan komt. Maar haar batterij is leeg, geen enkele vraag wordt beantwoord en ze blijft volkomen apathisch voor zich uitkijken. Ik kijk mijn collega aan die zijn schouders radeloos ophaalt. Gelukkig staat er naast de fles drank ook een boodschappentas waarin een portemonnee met een naam en telefoonnummer zit. We verzoeken de wachtcommandant via de portofoon het gevonden nummer te bellen, door te geven wat er aan de hand is en te bewerkstelligen dat wij de vrouw op haar woonadres onder kunnen brengen. Enige minuten na ons verzoek meldt de wachtcommandant naar welk adres we de mevrouw kunnen brengen.We doen de fles Bokma in de tas, pakken de vrouw, ieder onder een schouder, vast en zijn van plan haar ondersteund te begeleiden naar onze politiebus, waarvan de schuifdeur al openstaat. Als we de vrouw oppakken, blijkt ze zwaarder te zijn dan we dachten. De verkeerde inschatting en het feit dat een niet-meewerkend lichaam zwaarder is dan normaal, zorgt ervoor dat we door onze knieën gaan en de vrouw voorwaarts voorover op het gras valt, de armen gestrekt naast haar. Enigszins onhandig draaien wij de vrouw op haar rug, waarbij we niet kunnen voorkomen dat, mede door een stevig briesje, de rok van mevrouw opwaait en we onbedoeld haar onderbroek en panty te zien krijgen.Om haar toch wat voordeliger voor de dag te laten komen, doe ik de rok voorzichtig op zijn plaats, waardoor de onderbroek uit het zicht verdwijnt. Het geheel vraagt om een andere aanpak. We besluiten de vrouw, ieder aan een kant, van de grond te tillen en haar naar de bus te dragen. Ik pak haar bij haar enkels en mijn collega pakt de schouders. Dit gaat beter, maar door een windvlaag wappert de rok van de dame omhoog en wordt de onderbroek voor een tweede keer aan ons tentoongesteld.Voorzichtig lopen we naar de geopende schuifdeur van de bus. Bij de auto gekomen stapte mijn college behoedzaam met een been achteruit in het voertuig en trok hierna zijn andere been er bij. Zo lukt het ons de vrouw in de auto te brengen. Omdat mijn collega achteruit op de bank in de bus is gaan zitten, leunt het hoofd van de vrouw op zijn benen, kan hij geen kant meer op en zit er niets anders op dan te blijven zitten waar hij zit.Ik duw de vrouw wat verder de bus in en wil de schuifdeur dichtdoen maar dat lukt niet omdat ze geen kant meer op kan. Ik zie mijn collega denken: waar zijn we aan begonnen! Zo rijden we enkele minuten later in een politiebusje met geopende schuifdeur aan de rechterzijde van het voertuig, waaruit twee geschoeide voeten steken. Onderweg kijkt een aantal mensen vol verbazing naar ons..Nog geen vijfhonderd meter verder hoor ik hartgrondig gevloek van achteruit de bus. In de binnenspiegel zie ik mijn collega een hand voor zijn mond houden en met zijn andere hand wapperende bewegingen maken. Ik vraag hem wat er aan de hand is en draai me om. Onze dame heeft alles laten lopen en een geur van urine en diarree vult de kleine ruimte. De ontlasting komt dwars door haar kousen heen naar buiten. En mijn collega kan geen kant op. Ik verhoog de snelheid en als we er na een paar minuten zijn, stuur ik de auto de stoep voor het portiek op, stap uit en trek de schuifdeur in zijn geheel open om mijn collega van schone lucht te voorzien. Ik bel aan en hoor een mannenstem die zegt dat we de vrouw naar boven kunnen brengen. Ik besluit de man zijn medeverantwoordelijkheid te laten nemen en vraag hem naar beneden te komen om te helpen. Als hij beneden is en de voeten uit de schuifdeur ziet steken met daarachter een in uniform gestoken politieman die zit te kokhalzen, weet hij even niet wat er aan de hand is. Hij schrikt bij de aanblik van zijn vrouw, die, zoals gezegd, alles had laten lopen. We pakken de vrouw ieder aan een been en tillen haar op. Mijn collega pakt de vrouw snel onder haar oksels en is zichtbaar blij als hij uit zijn benarde situatie wordt bevrijd. Zo lopen we met z’n drieeën, de vrouw tussen ons in, naar de ingang van het portiek van de uit vier etages bestaande woonflat. ‘Hoe hoog moeten we, meneer?’ en ik ben bang voor het antwoord. ‘Drie hoog’, antwoordt hij en kijkt me meelijwekkend aan. De trap naar de eerste etage is geen probleem maar een niet-meewerkend lichaam wordt snel zwaar en ik ben blij dat we de trap naar de tweede etage halen. Tussen de tweede en de derde etage gaat het fout. De zeer venijnige en indringende geur van menselijke ontlasting doet me walgen. Ik voel mijn maaltijd van eerder op de avond als een razende vanuit mijn maag omhoog komen en het scheelt weinig of ik moet spontaan braken. Ik laat het been van de vrouw, dat ik met beide handen had omklemd, vallen en vraag de man naar zijn woning te gaan om een spuitbus met een beter geurend goedje te gaan halen. De man weet zich geen raad en houding te geven, gaat naar boven en komt kort daarna terug waarna hij een nevel vanuit de door hem meegenomen spuitbus over de vrouw spuit. En daar gaan we weer. Mijn collega pakt de vrouw weer onder de oksels en de man en ik pakken ieder weer een been vast. Om de drie seconden spuit de man met de spuitbus zodat de stank even plaatsmaakt voor een weeïg zoetgeurend neveltje. Als we uiteindelijk op de derde etage aankomen, is een buurvrouw zo vrij geweest een laken op de bank in de woning te leggen. Als we de vrouw neerleggen, zijn we blij dat we van de last verlost zijn, maar het lukt ons niet om de benen van de vrouw normaal neer te leggen. In de haast om een spuitbus pakken, heeft de man geen spuitbus deodorant maar haarlak gepakt. De riante hoeveelheid gespoten lak heeft ervoor gezorgd dat op er een harde laklaag op de panty zit die niet meer te breken is. De onderbroek kan volgens mij worden weggegooid. We wensen de man het beste met zijn vrouw en dalen de trappen af naar onze bus waarvan de schuifdeur nog steeds openstaat. De vrouw bevindt zich dan wel niet meer in de auto, maar de geur hangt er nog wel. Onderweg naar het bureau laten we de deur open, de ramen open en zetten we de blower op de maximale stand de geur uit de auto te verdrijven. Op het bureau parkeren we de auto met alle ramen en deuren open op de binnenplaats en verzoeken we de nachtdienst een andere auto te nemen.Mevrouw Bokma, ik hoop dat het bij deze ene keer is gebleven en ik hoop dat de haarlak geen blijvende sporen heeft achtergelaten.CitaatOver de bloggerAndré Besems(foto: politie.nl)André Besems (53) werkt als brigadier/wijkagent in Barendrecht, eenheid Rotterdam. 25 jaar in de noodhulp, vier jaar bij de recherche en nu al enkele jaren als wijkagent met een sociale insteek. 'Op mijn eerste verhaal kwamen zulke leuke reacties dat ik besloot verder te gaan met schrijven. Daarna zijn mijn verhalen in boekvorm uitgegeven. Mijn doel is de lezer midden in het verhaal te laten staan en te laten zien dat politiewerk veel meer is dan het uitschrijven van een bekeuring.'
Over de bloggerAndré Besems(foto: politie.nl)André Besems (53) werkt als brigadier/wijkagent in Barendrecht, eenheid Rotterdam. 25 jaar in de noodhulp, vier jaar bij de recherche en nu al enkele jaren als wijkagent met een sociale insteek. 'Op mijn eerste verhaal kwamen zulke leuke reacties dat ik besloot verder te gaan met schrijven. Daarna zijn mijn verhalen in boekvorm uitgegeven. Mijn doel is de lezer midden in het verhaal te laten staan en te laten zien dat politiewerk veel meer is dan het uitschrijven van een bekeuring.'