0 gebruikers (en 4 gasten bekijken dit topic.
maandag 10 februari 2014De Cito-toetsen staan dinsdag weer voor de deur. Elk jaar gaan ouders van kinderen, die in groep 8 van de basisschool zitten, weer vernemen van de leerkrachten op welk niveau hun kinderen door kunnen stromen naar het voortgezet onderwijs. Veel ouders zullen het advies van de leerkrachten overnemen en hun kinderen ook op dat niveau in laten stromen op het voortgezet onderwijs. Maar er zijn ouders die vinden dat hun kind, ondanks de Cito-score, op een veel hoger niveau op het voortgezet onderwijs geplaatst moet worden. Een aantal kinderen blijkt dit niveau toch aan te kunnen, maar de meesten ervaren na een aantal jaren dat hun kind dit hoge niveau niet aankan en lager geplaatst moet worden. De gevolgen van extreme prestatiedwang kunnen desastreus zijn.We krijgen een melding van ouders die vinden dat hun zoon, Jan (gefingeerd) de laatste tijd onhanteerbaar is, te laat thuiskomt, spijbelt en zich met duistere zaken bezig houdt. Of we als politie hier over willen komen praten.We stappen een prachtige vrijstaande villa binnen en ontmoeten daar een gezin, vader Bert en moeder Truus, dochter Lies van 18 jaar oud en Jan van 14 jaar oud (namen gefingeerd).We horen het verhaal van de vader Bert aan die in korte bewoordingen vertelt hoe goed dat ze het hebben. Een welgesteld gezin, waarvan beide ouders hard werken, een meer dan modaal salaris verdienen, drie keer per jaar op vakantie gaan en de beide kinderen alles krijgen wat hun hartje begeert. Kortom, alles zou goed moeten zijn, maar hun zoon valt uit de toon. Hij doet niet wat zijn vader of moeder zeggen, terwijl hij toch alles krijgt, en presteert slecht op school, sterk onder zijn doen. Tot slot vertelt Bert dat hij een voorbeeld moet nemen aan zijn grote zus Lies, die studeert aan de universiteit en uitmuntende cijfers heeft. Verder blinkt Lies uit in het bespelen van haar viool en maakt ze kans om toegelaten te worden tot het conservatorium. Jan is duidelijk een vreemde eend in de bijt. Jan had een Cito-score voor VMBO, maar is door zijn ouders min of meer gedwongen om de HAVO te gaan doen. Volgens Bert en Truus nog eigenlijk te laag, want Jan moet eigenlijk gewoon op het VWO zitten.Als we Jan apart nemen, ben ik toch eigenlijk wel nieuwsgierig wat zijn verhaal is. Het blijkt dat Jan de HAVO eigenlijk helemaal niet aan kan, ondanks dat hij zijn uiterste best doet.Als ik zijn Cito-score vraag kom ik tot de conclusie dat dit nooit een score van het VWO kan zijn, eigenlijk ook niet van de HAVO.Elke dag moet Jan horen hoe goed dat zijn zus presteert en hoe slecht dat Jan presteert. Elke dag krijgt hij te horen dat hij alles krijgt van zijn ouders, maar desondanks met zijn pet ernaar gooit. Jan zoekt zijn heil bij zijn vrienden en blijft liever van school weg. Hij vertelt liever iets met zijn handen te doen, in de installatietechniek of in de metaaltechniek. Als ik vraag of hij dit tegen zijn ouders verteld heeft, haalt hij zijn schouders op. Hij vertelt dat hij uitgekafferd wordt en het niet in zijn hoofd moet halen om zo iets beneden niveau te gaan doen. Ik heb echt met Jan te doen, want er zit een zielig ongelukkig ventje tegenover mij.Mijn collega blijft bij Jan en ik probeer om Bert en Truus ervan te overtuigen dat ze eens een keer gaan kijken naar de achterliggende gronden van de slechte prestaties van Jan. Wat ik ook probeer met argumenten of tips, het is tevergeefs. Ik moet me als politieagent niet bemoeien met schoolzaken, omdat ik daar geen verstand van heb. Ze zijn er heilig van overtuigd dat Jan een goed stel hersens heeft en gemakkelijk VWO-niveau moet kunnen doen. Op mijn vraag of ze wel eens contact met school hebben gehad om te kijken of Jan op de goede plek zit, antwoorden ze dat school inderdaad geadviseerd heeft om Jan op het VMBO (werken/leren) te plaatsen. Ze zijn het hier uiteraard niet mee eens, omdat dit volgens hen veel te laag is.Bert en Truus hebben beiden een universitaire opleiding en Lies studeert ook aan de universiteit. Het kan niet mogelijk zijn dat Jan straks een baan heeft als installatiemedewerker of een dergelijke ‘ondermaatse’ baan.We verlaten de woning met een onbevredigend gevoel, omdat we niet verder gekomen zijn. We laten een doodongelukkige Jan achter, waarvan ik niet weet hoe ik hem op dat moment kan helpen.We besluiten een stevige mutatie te maken en deze door te sturen aan de wijkagent om toch vinger aan de pols te houden.De dag erop heb ik weer dienst, een avonddienst. Ik lees een mail van de wijkagent dat Jan wederom niet op school verschenen is en vermist wordt. Het houdt me echt bezig die dienst, temeer omdat ik een naar voorgevoel heb dat de vermissing wel eens langdurig kan worden.Tot een paar uur later de meldkamer een melding uitgeeft aan een wagen in een ander district dat er een jongen zelfmoord gepleegd heeft. Vraag me niet hoe, maar mijn gevoel zegt dat dit Jan wel eens kan zijn. Ik pak het bericht van de wijkagent erbij en lees het signalement. Ik bel de meldkamer en vertel hen dat we in ons district een jongen missen. Ik geef ze het signalement door en de kleding die hij aanhad. Nog geen 10 minuten later krijgen we het telefoontje dat Jan gevonden is, dood. Ik krijg van de meldkamer de opdracht om het slechte nieuws te gaan brengen.Samen met een collega, die er gisteren niet bij was, rijden we naar de woning van Jan. Ik vertel de collega dat ik gisteren bij Jan geweest ben en wat mijn gevoel erover is.Als we binnengelaten worden, vertel ik Bert, Truus en Lies vrijwel direct dat we slecht nieuws komen brengen over Jan. Ik vertel ze dat Jan zelfmoord gepleegd heeft en vertel ze hoe het precies gegaan is. Het is een moment stil en ik wacht de reactie van hen af.Bert kijkt me emotieloos aan en zegt: “Ja, het is zijn eigen keus! Ik weet niet hoe mijn gezichtsuitdrukking geweest is, maar ik was verbijsterd en uit het veld geslagen door de koele reactie van Bert.Truus zegt niets en gaat op de bank zitten naast Lies en slaat een arm om haar heen. Ik bespeur bij Truus en Lies wel emotie, maar zij houden zich kennelijk in.Normaal gesproken neem ik voor de confrontatie (het herkennen van een familielid) familie mee, maar door de hele situatie besloot ik zo snel mogelijk weg te gaan.De confrontatie heb ik overgelaten aan andere collega’s.
Er is deze zaterdagavond een groot buitenevenement; een dancefeest op het terrein recht voor onze deur. De organisatie heeft zelf beveiliging en toezichthouders geregeld waardoor het voor ons een doorsnee horeca-avond lijkt. Er zijn heel veel jongeren op afgekomen en de sfeer zit er goed in. Binnen kunnen we meegenieten van de muziek die gedraaid wordt en ook de sfeer bij ons is goed; het is gezellig werken zo.Via 0900-8844 krijgen we hoofdzakelijk telefoontjes van klagers die last hebben van het geluid. Helaas voor hen: wij kunnen daar weinig aan doen behalve ze doorverwijzen naar de gemeente die de vergunning voor het feest heeft toegewezen. Het einde van het feest nadert en de feestende massa splitst zich op; groepjes jongeren die richting centrum lopen om daar verder te feesten en groepjes die naar huis gaan. Velen komen van buiten Breda en zijn op weg naar het station om de laatste trein richting huis te pakken. Hier en daar ontstaat een klein opstootje en ook op het station is het een beetje onrustig, het is erg druk en de perrons zijn afgeladen. Mijn collega's op straat hebben het echter wel onder controle en binnen werken wij nog steeds in ontspannen sfeer door. Wel krijgen we een aantal meldingen binnen dat er jongeren over het spoor lopen. Ineens is het een gekkenhuis; er blijkt een jongen onder een trein te zijn gekomen. De telefoontjes komen massaal binnen want veel jongeren zijn getuige geweest van het voorval. Wij moeten er vol gas in om alle telefoontjes te beantwoorden en via de bellers krijg ik een heel goed beeld van de enorme paniek en ontzetting op het station. Mijn collega's op straat moeten in korte tijd veel verschillende zaken regelen. Alle eenheden gaan richting station om de collega’s daar én het NS-personeel bij te staan. Het treinverkeer wordt stilgezet, Slachtofferhulp ingeschakeld en in allerijl worden ruimtes ingericht om de vele jongeren op te vangen. Ook op het politiebureau komen jongeren binnen die getuige zijn geweest. Ik word af en toe bij de telefonie weggehaald om mijn collega's aan de balie bij te staan. Huilende jongeren die hun ouders bellen om opgehaald te worden en jongeren die er verloren bij staan. Als ik niet meer nodig ben bij de balie, ga ik terug naar telefonie en neem even een kleine pauze om alle informatie over het ongeluk te lezen. Ik lees dat de identiteit van de jongen al bekend is en dat hij samen met een paar vrienden en zijn zus was. Ik lees dat het geen ongeluk is: de jongen is bewust voor de binnenrijdende trein gesprongen. Het onderzoek is in volle gang, de uitvaartonderneming is al gewaarschuwd en er zijn agenten onderweg naar zijn huisadres om de ouders op de hoogte te brengen van het tragische gebeuren. De sfeer op onze afdeling is helemaal omgeslagen. Alsof er een zware deken over ons heen is gekomen. Na mijn pauze ben ik weer beschikbaar voor binnenkomende telefoontjes. Bij het eerste telefoontje hoor ik een rustige mannenstem. De man stelt zich voor en ik vraag waar ik hem mee van dienst kan zijn. Ergens herken ik direct zijn naam, maar het duurt even voordat ik de link kan leggen. Dan besef ik het; ik heb de vader van de jongen aan de lijn en raak lichtjes in paniek, haal diep adem en dwing mezelf om rustig te blijven en te luisteren. De vader vertelt dat zijn kinderen met vrienden in Breda zijn op een dancefestival en dat hij een aantal warrige telefoontjes kreeg van zijn dochter en vrienden van zijn zoon. Hij heeft geen idee wat er aan de hand is, kan zijn zoon niet bereiken en vraagt aan mij wat er aan de hand is. Mijn gedachten vliegen heen en weer. Wat moet ik doen? Hoe moet ik dit aanpakken? Zo'n soort gesprek heb ik nog nooit gevoerd. Ik besluit om zo min mogelijk info door te geven omdat dit niet iets is dat je door de telefoon behoort te horen. Mijn collega’s zijn naar hem onderweg en kunnen er ieder ogenblik zijn om het slechtnieuwsgesprek te voeren en de ouders op te vangen. Stuntelig vertel ik de vader dat er inderdaad een ongeluk is gebeurd na afloop van het dancefeest, maar dat ik daar nog te weinig informatie over heb en hem nu helaas niet kan helpen. Ik weet niet of ik ook maar een beetje geloofwaardig overkom, maar de vader accepteert mijn uitleg. Ik voel me zo naar, zo schuldig naar de vader toe. Wetend dat zijn wereld zo meteen in elkaar zal storten op het moment dat mijn collega's aanbellen. Zijn vermoeden dat er iets met zijn zoon is gebeurd, heb ik vast alleen maar bevestigd. Nadat de verbinding verbroken is, komt er op mijn lijn gelijk weer een telefoontje binnen. Ik zet deze even door naar een collega omdat ik even niet zo snel kan omschakelen naar een volgend gesprek. Ik bel gelijk naar mijn collega's die naar de ouders onderweg zijn en licht hen in dat ik de vader net heb gesproken. Ik wens ze heel veel sterkte toe met hun zware opdracht. Waarom de jonge volwassen man gesprongen is en of het doordacht was, zal altijd giswerk blijven.CitaatOver de bloggerAnita Tejero Loijens(foto: politie.nl)Anita Tejero Loijens (48 jaar) is sinds 2005 werkzaam bij de politie regio Zeeland-West-Brabant, district Breda als medewerker Intake & Service. Ze is het eerste aanspreekpunt voor burgers die met de politie in contact willen komen. Dit contact kan persoonlijk zijn maar er is ook interactie via telefoon, e-mail of webcam. Anita bemant de balie, beantwoord gesprekken via het landelijke telefoonnummer 0900-8844 en neemt aangiftes op. 'Vaak wordt me gevraagd wat mijn werk inhoud en kort gezegd is het "burgers te woord staan". Het is echter veel meer dan dat. Wij moeten van veel zaken kennis hebben, zowel in de breedte als in de diepte, binnen en buiten de politie om burgers te kunnen helpen. Geen dienst is hetzelfde en dat blijft steeds een mooie uitdaging. Ook binnen het politiebureau horen, zien en maken we veel mee. Ik zou een boek kunnen schrijven over mijn werk en al mijn ervaringen. Misschien dat ik dat ooit nog ga doen maar voorlopig blijft het bij het schrijven van blogs'.
Over de bloggerAnita Tejero Loijens(foto: politie.nl)Anita Tejero Loijens (48 jaar) is sinds 2005 werkzaam bij de politie regio Zeeland-West-Brabant, district Breda als medewerker Intake & Service. Ze is het eerste aanspreekpunt voor burgers die met de politie in contact willen komen. Dit contact kan persoonlijk zijn maar er is ook interactie via telefoon, e-mail of webcam. Anita bemant de balie, beantwoord gesprekken via het landelijke telefoonnummer 0900-8844 en neemt aangiftes op. 'Vaak wordt me gevraagd wat mijn werk inhoud en kort gezegd is het "burgers te woord staan". Het is echter veel meer dan dat. Wij moeten van veel zaken kennis hebben, zowel in de breedte als in de diepte, binnen en buiten de politie om burgers te kunnen helpen. Geen dienst is hetzelfde en dat blijft steeds een mooie uitdaging. Ook binnen het politiebureau horen, zien en maken we veel mee. Ik zou een boek kunnen schrijven over mijn werk en al mijn ervaringen. Misschien dat ik dat ooit nog ga doen maar voorlopig blijft het bij het schrijven van blogs'.
maandag 17 februari 2014A.C.A.B. is de afkorting van de Engelse slogan All Cop(per)s Are Bastards (vertaald: Alle politieagenten zijn klootzakken). In plaats van de afkorting wordt ook wel de code 1312 gebruikt, naar de positie van de letters van de afkorting in het alfabet. De slogan en afkorting wordt gebruikt in jongerensubculturen, zoals voetbalhooligans, punks, skinheads en anarchisten en komt voor in tatoeages van gevangenen, in graffiti, op posters en op T-shirts en in namen van muziekgroepen en hun werken.Onlangs zat ik in de skilift in Frankrijk, toen mijn oog viel op een stickertje wat op de ruit van de cabine geplakt zat. Het stickertje met A.C.A.B. en de afbeelding van een politieagent. Ik moest er om glimlachen, want mijn gedachten gingen terug naar een melding van een ongeval met een auto, waarop een soortgelijk stickertje geplakt zat. Ik krijg een melding van een ongeval op de rijksweg, waar een eenzijdige aanrijding heeft plaatsgevonden boven op de fly-over van een verkeersplein. Ik ben als motorrijder als eerste ter plaatse en zie een totaal verwrongen stuk blik, wat eerst een auto was, tegen de vangrail staan. Een getuige meldt dat de bestuurder nog in het voertuig zit.Wat me wel opvalt is dat het een opgepimpt klein sportautootje is (was) en er nog twee stickers op de achterkant van de kofferklep prijken. De eerste is de sticker met ACAB en de tweede met de afbeelding van een plassend mannetje over het logo van de politie. De eerste gedachte die door me heen schiet is dat dit typisch zo’n straatracertje is, die zichzelf te pakken heeft en natuurlijk veel te hard heeft gereden. En ook nog eentje die een hekel aan de politie heeft.Met die insteek loop ik naar de passagierszijde en schrik eigenlijk. Achter het stuur zit een jongen met een bebloed en van pijn verwrongen gezicht. Ik roep direct naar de meldkamer en vraag met spoed een ambulance. Ik open het rechterportier en spreek hem aan. Wat ik uit zijn woorden kan opmaken is dat hij veel pijn in de borst heeft. Ik kan het toch niet laten om te vragen of hij met mij wil praten. Ondanks de pijn kijkt hij me fronsend aan. Ik vertel hem dat ik de stickers achterop zijn auto gezien heb en dat ik 'een klootzak' van de politie ben die hem nu wil helpen. Hij slaat zijn ogen neer en zegt niets meer. Maar gelukkig hebben we als hulpverleners de professionaliteit om, ondanks de minachtende stickers, het slachtoffer correct te behandelen zoals het in onze taakstelling is verwoord, hulp verlenen aan hen die dit behoeven.Ik vertel dat ik als hulpverlener hem kom helpen, dat hij zich niet moet bewegen en de ambulance onderweg is. Ik probeer hem op zijn gemak te stellen en in ieder geval bij bewustzijn te houden. Ik heb echt medelijden met hem, omdat ik zie dat hij veel pijn heeft. Zijn gordel hangt los naast de deurstijl en het stuur is verbogen. Hij ademt zwaar en krijgt weinig lucht. Er bevindt zich een airbag in het stuur, die niet geactiveerd is, dus ik moet oppassen dat hij niet alsnog uitklapt. Gelukkig zit er, omdat het al een oude auto betreft, aan de rechterzijde geen airbag. Ik pak voorzichtig zijn hoofd vast en fixeer dit in afwachting van de ambulance.De ambulance komt inmiddels aangereden en het ambulancepersoneel ontfermt zich over de jongen. Het ambulancepersoneel constateert vermoedelijk een gebroken borstbeen en de jongen heeft een fikse hoofdwond. Ze vragen de brandweer ter plaatse om het voertuig open te knippen. De collega van de ambulance hoor ik zeggen dat hij zijn gordel niet om heeft gehad, dus mogelijk inwendig letsel heeft, gezien het verbogen stuur.Inmiddels spreek ik getuigen en hoor ik dat de jongen hen met hoge snelheid voorbij is gereden. Een getuige verklaart dat hij gezien heeft dat de auto met een veel te hoge snelheid de bocht in ging. Ondanks hevig remmen boorde de auto zich vervolgens tegen de rechterkant in de vangrail (juiste benaming is eigenlijk geleiderail). Hierna tolde de auto en klapte tegen de, aan de linkerkant gelegen, vangrail aan.Niet lang daarna verschijnt de eerste brandweerauto en beginnen de brandweermensen aan stabiliseren en het openknippen van de auto.Met een schepbrancard wordt de jongen uit de auto gehaald en met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. De jongen blijkt nog thuis bij zijn ouders te wonen. Ik bel zijn ouders op, die natuurlijk hevig schrikken. Ik vertel hen wat er gebeurd is en dat hun zoon naar het ziekenhuis gaat voor onderzoek.Nadat de auto door de bergingsdienst is opgetakeld rijd ik naar het ziekenhuis om te vernemen hoe de toestand van het slachtoffer is.Het blijkt dat hij inderdaad zijn borstbeen gebroken heeft, alsook diverse ribben.In het ziekenhuis ontmoet ik de ouders van de jongen. Ik vertel precies wat er gebeurd is en dat we als hulpverleners met grote zorg hun zoon uit voertuig gehaald hebben en naar het ziekenhuis gebracht hebben.Ook hier kan ik het niet laten om te vertellen van de stickers, die op de auto van hun zoon zaten. De term ACAB zei ze eigenlijk niets en het stickertje van het plassende mannetje is hen eigenlijk nooit opgevallen. Wel vertellen ze dat hun zoon regelmatig bekeuringen krijgt vanwege verkeersovertredingen en dat hij inderdaad altijd wel over de politie loopt te schelden. Maar ze vertellen ook dat ze tegen hem gezegd hebben dat het zijn eigen schuld is als hij bekeuringen krijgt, onder andere meerdere bekeuringen voor het rijden zonder autogordel.Een paar weken later bezoek ik de jongen, die inmiddels thuis is uit het ziekenhuis. Ik heb nog wat vragen voor het proces-verbaal en voor de afhandeling van de schade.We hebben een goed gesprek. De auto blijkt total loss te zijn en mag naar de schroothoop.Na afloop schudden we elkaar de hand en bedankt hij mij voor alles. Ik vraag als hij een andere auto koopt of hij weer van die ‘mooie’ stickers op zijn auto gaat plakken. Hij moet glimlachen en schudt zijn hoofd. Ik hoefde geen vermanend vingertje op te heffen of een preek te houden, ik had mijn doel bereikt.
Mijn collega Jessica en ik spoeden ons omstreeks 00.30 uur naar een inbraak heterdaad in een woning in de A-straat. We zitten er niet ver bij vandaan, dus geven we een beetje gas bij om de inbreker zeker niet te missen. Bewoners van een nabij gelegen woning zagen een manspersoon, in het zwart gekleed en klein van postuur, via een ladder op de eerste verdieping van een huis naar binnen klimmen. Ze weten zeker dat de man nog niet door het geopende raam naar buiten gekomen is. Bij de hoekwoning gekomen, omsingelen we deze. Jessica wacht aan de voorzijde van de woning en ik loop naar de achterkant. Als ik de tuin inloop, zie ik een ladder staan die ik weghaal, zodat ik de inbreker in ieder geval verhinder om via de ladder weer terug te komen. Ik leg de ladder op de grond en zie dan een been verschijnen dat zijn weg zoekt. Vervolgens verschijnt een tweede been en daarna komt een achterwerk tevoorschijn. De inbreker heeft mij nog niet opgemerkt en omdat ik niet wil dat hij op de grond valt, roep ik met luide stem dat ik van de politie ben en dat hij aangehouden is. Bliksemsnel trekt hij zich terug en verdwijnt weer in de woning.Helaas is Jessica in de veronderstelling dat ik de inbreker in de tuin te pakken heb gekregen als ze mij hoort roepen, want ze verlaat haar positie aan de voorzijde en komt naar de achterkant. Ik roep dat ze voor moet blijven staan omdat de inbreker nog in het huis zit. Met dezelfde snelheid waarmee hij zijn benen introk, verlaat de inbreker nu het huis aan de voorzijde. Ik hoor Jessica roepen: ‘Daar gaat hij’!Ik zet de achtervolging in en geef tegelijkertijd aan de meldkamer door dat de inbreker er te voet vandoor is richting C-buurt. Ook Jessica rent achter de inbreker aan en we splitsen ons bij de kleine woningen in de C-buurt. Plotseling hoor ik een schot, een grote doffe klap en een scala aan scheldwoorden. Ik roep of ze gewond is geraakt, maar ze schreeuwt terug dat ze op haar gezicht is gevallen en een waarschuwingsschot heeft gelost.Niet wetende waaróm ze een waarschuwingsschot loste, ren ik parallel door de steegjes in de vermoedelijke richting van de inbreker. Aan het einde van het steegje heb ik een ruim overzicht over het voetbalveld en de O-straat. Ik zie helemaal niemand lopen of rennen. Het lijkt me sterk dat de inbreker hier al overgestoken is, dus moet hij nog in het parallel lopende steegje zitten.Omdat er een waarschuwingsschot gelost is en ik niet zeker weet of de inbreker gewapend is, neem ik uit voorzorg mijn pistool ter hand. Ik sluip richting het steegje en zie tot mijn verbazing in het licht van de lantaarns een persoon gehurkt achter de struiken zitten, zijn rug naar mij toe. In zijn rechterhand heeft hij een zwart voorwerp geklemd. Mijn hart bonst in mijn keel, omdat het weleens een vuurwapen kan zijn. Ik sluip dichterbij met getrokken pistool, gericht op de inbreker en de radertjes in mijn hoofd werken op volle toeren. Wat ga ik doen als hij zich omkeert, me ziet en het vuurwapen op mij richt? Ik moet hem dan neerschieten, flitst het door mijn hoofd. Ik besluit nog dichterbij te komen en hem met een grote brul aan te roepen. Helaas verloopt niet alles altijd volgens plan, want van de kant van de O-straat komt een politieauto aangescheurd die precies voor het paadje stopt. Niet wetende dat ik als een tijger in de aanslag zit om mijn prooi te bespringen, springt collega Leo uit de auto en loopt het paadje in.De inbreker draait zich om en rent in mijn richting. Ik schreeuw dat hij het wapen moet laten vallen, omdat ik hem anders neer moet schieten. Doordat hij vaart heeft, komt hij echter op tien centimeter afstand van mijn gerichte pistool tot stilstand. De inbreker kijkt van dichtbij in de loop van mijn pistool en staat als aan de grond genageld, ik denk mede door mijn niet al te vrolijke blik. Schieten is geen optie, dus in een reflex sla ik hem met mijn pistool met kracht op zijn hoofd. Ik zie het draaiende oogwit van de inbreker die met een hevig gekreun in elkaar zakt. Ik berg mijn pistool op en grijp de arm van de inbreker, die inmiddels op de grond ligt, beet waar ik zojuist het zwarte voorwerp zag. Het blijkt een stel lederen handschoenen te zijn. Wat ben ik blij dat ik niet geschoten heb!De inbreker komt inmiddels weer aardig bij kennis en ik zie dat het de bekende woninginbreker Z is, die erom bekend staat dat hij altijd verzet biedt tijdens zijn aanhouding. Z weigert zijn armen op zijn rug te doen en verzet zich ook dit keer. Gelukkig is Leo inmiddels bij me en samen brengen we Z onder controle. Hij blijkt een grote, bloedende hoofdwond te hebben, waardoor we eerst de spoedeisende hulp moeten bezoeken. Nadat Z is voorzien van zes hechtingen mag hij mee naar het bureau.Tijdens de fouillering treffen we diverse sieraden aan die hij kennelijk bij de inbraak heeft ontvreemd en zie ik ook dat hij een natte plek op zijn broek heeft. Z vindt mij niet erg aardig, want als blikken kunnen doden, zou ik er nu niet meer zijn. Jessica blijkt tijdens het rennen door de bosschages prikkeldraad tegengekomen te zijn. Denkende dat het een vrije doorgang was, smakte ze met een doffe klap voorover in de struiken. Ze hield er een kapotte broek en twee geschaafde knieën aan over.Tijdens zijn verhoor verklaart Z dat hij de politieagent, die hem aangehouden heeft, een gestoorde vindt die hem kennelijk wilde doodschieten. Hij was zó bang geweest dat hij in zijn broek had geplast. Hij wilde een klacht tegen mij indienen en aangifte doen van mishandeling en vernieling van zijn kleding. Als ik dit verhaal schrijf, kan ik het niet nalaten even te glimlachen. Gezien de staat van dienst van de inbreker heeft deze dit keer een koekje van eigen deeg gehad. Van de klacht of aangifte heb ik nooit meer wat gehoord.CitaatOver de bloggerPiet Kats(foto: politie.nl)Piet Kats Kats is 44 jaar en werkt als brigadier in de noodhulp Rotterdam op district Zuid. Al 18 jaar in het blauw, motorrijder en specialist op het gebied van verkeer. Piet: 'Ik heb de afgelopen twee jaar meer dan 100 incidenten uit 18 dienstjaren opgeschreven. Daar wilde ik iets mee doen en daarom heb ik, om uit te proberen, een blog gemaakt. Mijn doel is burgers eens te laten kijken door de bril van een politieagent en meer begrip te vragen voor ons werk en handelen.’
Over de bloggerPiet Kats(foto: politie.nl)Piet Kats Kats is 44 jaar en werkt als brigadier in de noodhulp Rotterdam op district Zuid. Al 18 jaar in het blauw, motorrijder en specialist op het gebied van verkeer. Piet: 'Ik heb de afgelopen twee jaar meer dan 100 incidenten uit 18 dienstjaren opgeschreven. Daar wilde ik iets mee doen en daarom heb ik, om uit te proberen, een blog gemaakt. Mijn doel is burgers eens te laten kijken door de bril van een politieagent en meer begrip te vragen voor ons werk en handelen.’
maandag 24 februari 2014Vier keer in het jaar hebben we zogenaamd ‘clusteren’. Dan staat een hele dag in het teken van het bijhouden van vaardigheden, wat wordt gegeven door collega’s van het IBT, Integrale BeroepsvaardigheidsTraining. Schieten, aanhouding-zelfverdedigingstechnieken en ook benaderingstechnieken worden geoefend. Maar ook psychische en lichamelijke effecten bij een stresssituatie komen aan bod. Er wordt veel nuttige informatie gedeeld. Zo wordt ons ook verteld dat bij een zeer stressvolle situatie, waarbij de adrenaline door je lijf heen giert, je hersenen bepaalde zintuigen uitschakelen. Zintuigen zoals reuk, smaak of gehoor worden minder of zelfs nihil. En praktijk is dan soms de beste leermeester… Al weken lang wordt de wijk geteisterd door een brutale autodief, een zogenaamde carjacker. Bij een verkeerslicht trekt hij plotseling de deur open van een auto die voor het verkeerslicht staat te wachten en steelt hij, onder bedreiging van een mes, de auto. Hij slaat toe bij mensen die alleen in de auto zitten, maar afgelopen week zat er ook een baby in een kinderzitje achterin de auto en was een gillende moeder achtergebleven. Kennelijk, als de carjacker doorkrijgt dat er ook een baby op de achterbank zit, heeft hij ergens verderop de auto met het kind gedumpt. Gelukkig deed hij het kind niets en was het geen snikheet weer. Er heerst grote paniek en er werd alles op alles gezet om de auto terug te vinden. Enkele uren later wordt de auto gevonden en de baby is ongedeerd.Tijdens onze dienst slaat hij weer toe, maar dan onder het toeziend oog van twee collega´s in een burgervoertuig van de politie. Ze volgen de gestolen auto en vragen via de meldkamer herkenbare politieauto’s erbij. De collega’s Peter en Deni komen als eerste achter de auto te rijden en geven hem een stopteken. Wij rijden achter Peter en Deni en zien tot onze verbazing dat de auto stopt. Dat is vreemd, want zich zo gewillig overgeven lijkt ons sterk. De verdachte doet zelfs het bestuurdersportier open. Peter en Deni stappen uit en lopen voorzichtig naar de auto toe. Net als wij eigenlijk ook uit willen stappen, trekt de verdachte snel het portier dicht en geeft vol gas, het is dus een truc! Deni en Peter hebben het nakijken, maar wij zijn nu de eerste die achter de gestolen auto komen te rijden. Het wordt een flinke achtervolging, waarbij de verdachte de gekste capriolen uithaalt. Ik probeer zo rustig mogelijk de positie door te geven, maar je voelt dat je adrenalinepeil flink stijgt. Diverse politieauto’s proberen hem te stoppen, maar in plaats daarvan ramt de verdachte hen. Als we zien dat hij zijn weg op het fietspad vervolgt en daarbij fietsers van hun fiets moeten springen besluiten we om hem te rammen. Maar gelukkig is dit niet nodig, want de verdachte knalt op een paaltje en rijdt de carterpan van de auto aan gort. Hierdoor stroomt de olie uit de motor van de auto en kan de verdachte hoogstens nog een paar kilometer rijden. We hoeven geen moeite te doen om de gehavende auto te achtervolgen en op de Mijnsherenlaan, midden in de woonwijk, springt de verdachte uit de nog rijdende auto en sprint weg. Ik roep tegen mijn maat Erik dat hij moet stoppen en spring ook uit de auto. Ik ren achter de verdachte aan en houd hem in het vizier. Ik heb alle moeite om de verdachte bij te houden, maar zie dat vanaf de andere kant een politieauto komt aangestormd. De verdachte ziet dit ook en draait zich plotseling om en komt als een dolle stier op mij afgerend. Ik probeer hem de pas af te snijden en grijp hem vast op een klein stukje gras van de Mijnsherenlaan. Wij komen ten val en de verdachte vecht als een leeuw. Helaas voor hem duikt ook Deni, die nog nijdig is op de truc van de verdachte, ook boven op hem en we rollebollen met z´n drieën over het gras. Na een paar ferme klappen geeft de verdachte zich over en hijgend boeien we de verdachte. Overal om ons heen verschijnen politieauto’s en komen collega’s aangerend.Maar opvallend is dat de collega’s op een afstand blijven staan en ons misprijzend aankijken. Ik kijk Deni aan en zie dat hij wel hele rare kleuren modder in zijn haar, op zijn gezicht en op zijn kleding heeft. Dan wordt de theorie, die we bij het IBT gehad hebben, praktijk. Ons adrenalinepeil zakt en we krijgen onze reuk weer terug. Een penetrante geur dringt tot Deni en mij door. Aangezien de Mijnsherenlaan een kleine strook gras heeft en er heel veel honden in de omgeving zijn die hier hun behoefte op doen, blijken wij van top tot teen onder de hondenpoep te zitten. Het was werkelijk walgelijk. De verdachte spande de kroon, want tijdens het boeien had deze met zijn gezicht midden in de stinkende massa gelegen. Vandaar dus dat de toegesnelde collega’s op een eerbiedige afstand van ons blijven staan. Bij mijn vraag of ze de verdachte voor ons in de bus willen plaatsen schieten ze in de lach. Nadat we de verdachte op zijn buik in de bus gelegd hebben, nemen we zelf ook op de grond van de bus plaats om zo de bekleding niet te bevuilen. Tijdens de rit naar het politiebureau gaat de verdachte ook nog over zijn nek en spuugt alles onder in de politiebus. Het is werkelijk een walgelijke stank in de bus, kortom een stinkend zaakje. Op het politiebureau hebben we de verdachte snel overgegeven aan de arrestantenbewaarder en zijn zelf gauw onder de douche gestapt.Na de douche konden we wel voldaan terugkijken op onze actie, we hadden de juiste verdachte te pakken!
Ik zie hem liggen. De man is al op leeftijd en hij heeft zijn ogen gesloten. Zijn bril zit niet meer op zijn neus en hij ligt er vredig bij; geen grimassen op zijn gezicht. Gewoon stil, levenloos. Wij gaan hem meteen reanimeren. Ik leg mijn handen op zijn borst en voel de kou. De toegesnelde hulpverleners van de ambulance geven meteen aan wat wij ook al dachten: we zijn te laat voor deze man. Toch sluiten ze snel de monitor aan en doen hun uiterste best om het lichaam aan de praat te krijgen. Het hart is al gestopt en omstanders weten niet hoe lang dat al zo is.We ruimen onze spullen op en laten de man over aan de hulpverleners van de ambulance. Van een omstander hoor ik wie zijn vrouw is. Als ik navraag doe met mijn smartphone (van de politie) vind ik zijn adres en zie ik dat hij inderdaad getrouwd is. Hij heeft ook twee dochters die nog van niets weten. Mijn collega en ik stappen in de auto en rijden direct naar het adres. Onderweg vraag ik aan mijn collega hoe vaak hij al slecht nieuws heeft gebracht. 'Nooit', antwoordt hij en ik vraag hem of ik het voortouw zal nemen. 'Graag', zegt hij, enigszins opgelucht.We komen bij het huis en nog voordat we naar het huisnummer zoeken, zien we een vrouw voor de deur staan. Ze heeft haar jas half aangetrokken en staat klaar voor vertrek. Ik neem een diepe teug lucht en adem langzaam uit. Nu komt dat moment waarop ik heel haar wereld laat instorten. Hoe hoe gaat ze reageren? En hoe leg ik in hemelsnaam uit dat haar man, haar liefde en haar levenspartner er niet meer is? We lopen op haar af en ze kijkt ons aan maar ziet ons niet echt. Ze knikt als ik haar naam noem en ik vraag haar of we met haar naar binnen kunnen gaan. Een omstander, die bij haar man was geweest, had haar verteld dat het slecht met haar man ging. Ze wilde net naar hem toe. Voor we het weten, zit ik in een stoel schuin naast haar. Ik kijk haar aan, slik de brok in mijn keel weg en vertel wat wij zojuist hebben gezien. Dat haar man is overleden. Een ijzige stilte wordt doorbroken door lang, intens verdriet. Ik sla mijn arm om haar heen en ze kruipt tegen mij aan. Ze huilt en snikt aan een stuk door. Haar wereld vergaat.. Als ze wat bedaard is, drinkt ze een slokje water. Dit heeft mijn collega in de tussentijd voor haar ingeschonken.De vrouw belt haar dochters en die stappen meteen in de auto. Ze pakt een foto en vertelt hoe lief haar man is. Dat ze zo'n geweldig leven hebben samen en nog van alles willen doen. Ze begint spontaan weer te huilen. Kippenvel staat op mijn armen en ik kan een traan niet bedwingen. Het verdriet is oprecht. Het intense moment wordt onderbroken door de komst van de dochters. Ook aan hen vertellen wij dat hun vader overleden is. Ook hun wereld stort in en moeder en dochters vallen in elkaars armen. De schoonzonen vuren allerlei vragen op ons af over hoe het is gegaan. We leggen alles uit en geven aan dat ook hulpverleners van de ambulancedienst niets meer voor hun vader konden betekenen. We vertellen waar hun vader naartoe wordt vervoerd en dat zij daar op eigen gelegenheid naartoe kunnen gaan.En dan komt dat moment dat je je als agent overbodig voelt. We kunnen het loslaten en de familie alleen laten. Ik vraag aan de vrouw of ik nog iets kan doen. Ze staat op en bedankt me. Ik voel de oprechte dank van de vrouw en ik krijg het weer te pakken. Kippenvel. We nemen afscheid en we condoleren hen en wensen ze alle sterkte in de komende tijd.Een slechtnieuwsgesprek is heftig, puur en kan verschrikkelijk hard zijn. Toch vind ik het een van de mooiste dingen om te doen in mijn vak. Je kunt van waarde zijn voor een burger op een moment dat het ertoe doet. Ook al is er een verlies.Een tijd later ontvang ik een kaartje en een uitnodiging om een bakje koffie met mevrouw te drinken. Ze bedankt ons voor onze hulp en aanwezigheid en we blikken terug op een bijzonder moment. Na het verlies ontspringt een nieuwe fase in het leven maar op dat intense breekpunt kon ik van waarde zijn. De komst van het uniform aan de deur werd van negatief naar positief gedraaid. Het blijft een mooi vak.CitaatOver de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
Over de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
maandag 3 maart 2014[klik hier voor de foto op Facebook van Piet Kats]Collega Arie, een vijftiger met een fors postuur, heeft een aardige buik. Wij zijn het gewend en weten dat Arie voor een verdachte niet opzij gaat. De verdachte zal in ieder geval heel veel moeite moeten doen om Arie opzij te duwen. En mocht de verdachte met Arie gaan vechten, dan heeft hij een aardige kluif aan Arie.Maar wanneer een foto verschijnt in de pers, waarop Arie, met zijn overhemd uit zijn broek, staat te praten met ambulancepersoneel en de chef van dienst zijn de commentaren niet van de lucht. Een foto, waarvan de fotograaf het verhaal erachter weet en hem ook met deze intentie geplaatst heeft. Maar wat wordt die dikbuikige agent neergesabeld door critici.Tijdens een mooie zomermiddag werkt een oude man in zijn tuintje en komt ongelukkig ten val in de sloot. Een buurtbewoonster, ook op leeftijd, ziet het gebeuren en belt 112. Helaas kan zij niet helpen en wacht ze de hulpdiensten, die met grote spoed komen, af.Arie komt als eerste ter plaatse, doet zijn koppel af en springt in de sloot. Hij haalt de oude man uit het water en start de reanimatie. Inmiddels komen wij ter plaatse en assisteren Arie en zijn maat.Ondanks de inzet van de vele collega’s van de GGD, brandweer en het traumateam die met de helikopter arriveren, overlijdt de man. Op de beruchte foto staat een zeiknatte Arie, met het overhemd uit zijn broek, nog even na te praten met hulpverleners. Arie is aangeslagen en baalt als een stekker dat de reanimatie niet gelukt is. Tot overmaat van ramp blijken zijn portemonnee en zijn (privé) mobiele telefoon ook nog in zijn zak te zitten. Ik moet stiekem grinniken als ik Arie met een beteuterd gezicht naar de telefoon zie kijken waar het water uitgutst. We brengen Arie naar het bureau, zodat hij droge kleding kan aantrekken.Een paar uur later attendeert een collega ons op de foto’s die op internet staan en de reacties die eronder genoemd worden. Te belachelijk voor woorden dat een agent zo met zijn overhemd uit z’n broek op internet staat, het is een schande. En daar moeten we de oorlog mee winnen, met zo’n dikbuik. Of hebben agenten tegenwoordig ook al “positiekleding”.Na korte tijd slaat de fotograaf terug en plaatst een opmerking dat juist die agent in de sloot gesprongen was, de oude man uit de sloot gehaald had en deze gereanimeerd had. En dat, als ze goed gekeken hadden, ze gezien hadden dat deze agent zeiknat was.Arie is teleurgesteld en boos naar huis gegaan. Teleurgesteld omdat de redding niet gelukt is. Boos om die onbegrijpelijke reacties van de critici.Zijn telefoon werd uiteindelijk door de politie vergoed en Arie kan achteraf nog glimlachen om de commotie rond zijn foto. Er stond daar een dijk van een collega, die zijn taak als hulpverlener uitgevoerd had. Weliswaar met een dikke buik, maar wel ‘dik’ in orde.
‘Met spoed auto’s erbij, wij zijn zojuist bedreigd met een groot mes', hoor ik collega's, die naar een huiselijk geweld-zaak moeten, over de mobilofoon roepen terwijl ik die vrijdagnacht in Leeuwarden zelf onderweg ben naar een geval van geluidsoverlast. Diverse collega’s in de stad bieden aan te komen helpen, en ook ik rijd die kant op. Mijn collega’s waren eerder aan de deur geweest van een echtpaar dat mogelijk een huiselijke twist had.Ze waren rustig in gesprek toen de stemming van de manspersoon volledig omsloeg, hij de woonkamer inliep en met een groot mes dreigend in de richting van de collega’s rende. Die moesten naar achteren springen richting de balustrade van de flat en zorgden erna dat ze in veiligheid kwamen. De man trok zijn vrouw naar binnen en gooide de voordeur achter zich dicht.Uit het eerste gesprek met het echtpaar bleek dat de jonge baby van ongeveer drie maanden een echte huilbaby was, ze al tijden slecht sliepen, hulp hadden gezocht die niet direct zijn uitwerking had en hun grens hadden bereikt.Dit laatste is voor ons een reden om een hele snelle instap te maken, want de baby mag absoluut niet het slachtoffer worden. De collega’s die met het mes bedreigd zijn en deze net op tijd konden ontwijken, zijn totaal van slag. Eén van hen is een politiestudent; echt een hele goede diender in de dop, maar ik heb hem nog nooit zo wit gezien. Reden te meer om niet met hen naar binnen te gaan. Ik kies twee collega’s uit en we maken een plan de campagne. Zodra de voordeur open is, gaan we gelijk naar binnen. Een buurvrouw heeft inmiddels samen met een andere collega een korte schets van de indeling van de woonkamer en keuken gemaakt. De indeling van de bovenverdieping is ons nog geheel onduidelijk.Via het keukenraam kunnen we naar binnen kijken: de enige persoon die we zien is de vrouw. Via gebaren kunnen we haar er langzaam toe bewegen om naar de voordeur te komen. Ik heb inmiddels mijn steun en toeverlaat (diensthond) Breston al uit de dienstauto gehaald en sta direct naast de betreffende voordeur opgesteld. De vrouw doet de deur open en collega’s trekken haar gelijk de woning uit. Ze wordt even bij andere collega’s ‘gestald’ en wij gaan vervolgens met zijn vieren, Breston inclusief, naar binnen. De twee voorop trekken hun vuurwapen als ze de woning binnenstappen; er bestaat immers nog een wel degelijk gevaar dat de man weer in de aanval gaat met het grote mes. Ik blijf onderaan de trap richting de bovenverdieping staan in afwachting van wat er in de woonkamer en keuken aangetroffen wordt. Het is een hele kleine woning, ik ben scherper dan scherp en m’n hartslag gaat lichtelijk omhoog om de spanningsboog hoog te houden.Mijn collega’s zijn klaar: er is niets in de benedenruimte, dus de bovenverdieping is aan de beurt. Ik ga vervolgens voorop met Breston, rustig en controlerend. Ik scan de kleine overloop en geef mijn bevindingen door aan de collega’s die mij gelijk volgen. Recht voor mij staat een slaapkamerdeur open en als ik op de overloop sta, is het eerste wat mij opvalt een kinderwieg. Ik zie beweging in de wieg. ‘Gelukkig, de baby leeft nog’ is mijn eerste gedachte.Breston wil maar één ding en dat is de slaapkamer in. Ik werp een snelle blik op de slaapkamer en Breston gooit gelijk zijn kop om de hoek van de slaapkamerdeur en kijkt naar rechts. We zien de manspersoon staan; helemaal stoïcijns in de hoek met zijn blik op de wieg met de baby. Tussen hem en de wieg staat een tweepersoonsbed. Mijn enige gedachte is dat als hij ook maar één beweging in de richting van de baby maakt, ik onmiddellijk mijn hond loslaat. ‘Politie, laat je handen zien anders zet ik de diensthond in!, schreeuw ik naar de man maar hij blijft maar in de richting van de, inmiddels huilende, baby kijken. Na nóg een waarschuwing doorbreek ik zijn gedachten en hij laat zijn handen zien. Ik vorder hem om zijn handen op zijn hoofd te leggen en heel langzaam mijn kant op te komen met zijn rug naar de slaapkamermuur. De man vouwt zijn handen op zijn hoofd en brengt draait zijn gezicht naar de muur van de slaapkamer, zodat hij geen zichtcontact meer met de baby heeft. De overloop is echter dermate klein, dat als ik achteruit wil lopen we in zo’n kleine werkruimte komen dat ik heel dicht op de verdachte en de collega’s die hem gaan boeien, kom te staan.De man doet precies wat ik zeg en ik stap rustig naar achteren. Met Breston inmiddels tussen mijn benen geklemd, probeer ik zo ver mogelijk naar achteren te gaan. De man bereikt de erg kleine overloop en blijft op mijn verzoek stilstaan. Ik probeer zoveel mogelijk positie te kiezen met mijn maatje zodat de collega genoeg werkruimte heeft om de man de transportboeien om te doen. De collega is, net als wij allemaal, hoger in de adrenaline en stuift de laatste treden omhoog om de handen van de man vast te pakken. Op het moment dat hij zijn linkerarm naar beneden wil brengen om de verdachte te boeien, stapt hij voor Breston iets teveel naar links. Een aanval van Breston richting de arm van de collega is het gevolg. In de aanval kan ik hem gelukkig nog iets terugtrekken waardoor hij alleen de stof van de dienstjas vast kan pakken. Gelukkig laat Breston direct los bij het eerste commando en de collega heeft gelukkig geen lichamelijk letsel.De verdachte wordt vervolgens onder begeleiding naar beneden gebracht, ik loop de slaapkamer op, kijk in de wieg en zie dat de baby begint te glimlachen tussen de tranen door..CitaatOver de bloggerHugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat'.
Over de bloggerHugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat'.
dinsdag 11 maart 2014Wij stammen niet af van de slakken, maar denkbeeldig staan er voelsprieten bij politiemensen op hun hoofd. Of het onderbuikgevoel. Deze prikkels heb je nodig om goed je werk te kunnen doen. Altijd kloppen doet het niet, maar vaak zijn deze gevoelens de juiste.We krijgen een melding op treinstation A voor lastige jeugd op het perron.Als wij arriveren, stopt er net een trein en stappen er passagiers uit.Wij lopen via de gewone trap naar beneden en zoals gewoonlijk scannen we het ons tegemoet lopende publiek. Wat we al gezien hebben is, als de trein wegrijdt, er zich totaal geen jeugd meer op het perron bevindt.Als we bijna beneden op het perron zijn, komt ons een stelletje tegemoet lopen, een man en een vrouw. Ik zie dat de man de vrouw stevig vasthoudt om haar middel en haar lachend aankijkt, hij is zo te zien hevig verliefd. Maar wat mij ook opvalt, is dat de vrouw niet echt stevig verliefd op de man lijkt te zijn.Ik kijk haar recht in haar gezicht en zie een stel bedroefde en angstige ogen. Dat bevreemdt mij.Leo en ik kijken elkaar aan en we hebben beiden dezelfde gedachten. Toch lopen we in eerste instantie verder om naar mogelijk lastige jeugd te kijken. Ik ben eigenlijk helemaal niet meer met mijn gedachten bij onze melding en kennelijk Leo ook niet want deze vraagt, op het moment dat ik dezelfde vraag wil stellen, of we niet beter kunnen omkeren om het stel aan te spreken. Het zit ons gewoon niet lekker.We keren op het perron om en nemen de roltrap naar boven. Het stel is inmiddels boven op het parkeerdek en loopt in de richting van de uitgang. Ik zie nog net dat de man omkijkt in de richting van ons, voor we ze uit het oog verliezen als ze de uitgang uitlopen.Met versnelde pas lopen we naar de uitgang en treffen de vrouw buiten alleen aan. De man is nergens meer te bekennen.We vragen haar waar de man is gebleven die haar zojuist stevig vasthield en ze wijst ons de richting waar hij is heengelopen. Ik vraag haar wie die man is, maar ze vertelt dat ze niet weet wie hij is. Hij heeft haar beetgepakt in de trein en gevraagd of ze met hem mee wilde lopen. Ze heeft kennelijk behoorlijk wat drank genuttigd, want er komen ons een flinke alcoholische damp tegemoet. Ik vraag of deze man haar heeft gedwongen of heeft bedreigd om mee te lopen, maar volgens haar is daar geen sprake van. We vertrouwen het niet, dus laten we de vrouw in onze bus plaatsnemen en rijden als een speer in de richting waar de man is heengelopen.Gelukkig zien we hem in de verte lopen en spreken hem aan. Hij doet natuurlijk of zijn neus bloedt, de vrouw was spontaan met hem mee de trein uitgelopen en van bedreiging was geen sprake. Na hem even haarfijntjes verteld te hebben dat van meelopen geen sprake was, maar eerder van beetpakken, vasthouden en meenemen, begint hij toch wel lichtelijk te transpireren. We vertellen hem dat we duidelijk gezien hadden dat hij de vrouw stevig vasthield toen we hem de trein uit zagen komen en dat de vrouw hem bepaald niet vasthield, maar eerder weg wilde komen uit zijn klem.Terwijl Leo in gesprek blijft met de man en zijn identiteit natrekt, probeer ik meer informatie los te krijgen bij de vrouw. Ze vertelt dat ze uit X stad komt en met een vriendin is wezen ´stappen´ in Rotterdam. Ze hadden behoorlijk wat alcohol gedronken en bij station C was haar vriendin uitgestapt. Toen de trein daar wegreed kwam die man naast haar zitten en begon heel vriendelijk tegen haar te praten. Ze had het idee dat ze gewoon gehypnotiseerd werd door hem, want toen hij over haar knie begon te wrijven deed ze niets terug of zei er niets van. Hij gaf haar ook een paar zoenen op haar wang en ook hiertegen deed ze eigenlijk niets. Bij station A pakte hij haar vast en zei dat ze hier even moest uitstappen om ´elkaar beter te leren kennen´. Ze barst in tranen uit en vertelt dat het wel leek of hij haar in zijn macht had en kon doen en laten wat hij wilde.Toen ze de trein uitstapte en ons zag had ze een vlammende hoop dat wij ‘iets’ zouden doen.Ik vraag of hij aan intieme delen van haar heeft gezeten of haar bedreigd heeft, maar daar is helaas (of juist gelukkig voor haar) geen sprake van.Ze vertelt dat ze absoluut nergens aangifte van wil doen, maar gewoon heel graag naar huis wil naar haar man en kinderen.Leo heeft inmiddels informatie gekregen van de wachtcommandant en het blijkt dat de man al eerder dit soort dingen gedaan heeft, maar alles op basis van ´vrijwilligheid´. Kennelijk heeft hij een neus voor kwetsbare vrouwen.Het is in dit soort gevallen erg jammer dat er geen strafbare handelingen zijn gepleegd, want dit soort tuig zou ik graag oppakken.Het blijkt dat de man in dorp B woont, getrouwd is en twee kinderen heeft. Op de vraag of zijn vrouw ook van deze praktijken op de hoogte is of dat ik het even aan haar zal vragen, wordt hij boos en dreigt een aanklacht in te dienen als zijn vrouw hiervan op de hoogte gebracht wordt. Hij vindt dat het zijn zaken zijn en dat we hier ons niet mee moeten bemoeien. Op dat soort momenten moet je professioneel blijven, maar eerlijk gezegd jeuken mijn handen!We moeten de man laten gaan en brengen de vrouw opnieuw naar trein. We hebben haar man in kennis gesteld van het gebeuren. Uiteraard met de mededeling dat zijn vrouw hier helemaal niets aan kon doen, maar wel met de vraag of hij zijn vrouw bij het treinstation in X stad kan ophalen.We wachten tot de volgende trein komt en spreken kort de conducteur aan die belooft toe te zien dat de vrouw in C stad over zou stappen in de juiste trein naar X stad.Het geeft Leo en mij een dubbelgevoel. Enerzijds blij dat we erger hebben voorkomen, maar anderzijds dat we een potentiële dader hebben moeten laten lopen.
Het is een koude winterochtend als ik met jonge collega’s op pad ga voor een verkeerscontrole in de wijk. We hebben al een paar auto’s gecontroleerd als mijn oog op een naderende grote witte auto met een Duitse kentekenplaat valt. Op zich is een auto uit het buitenland natuurlijk niet raar in een grote stad maar ik krijg een vreemd gevoel bij de wagen. Een gevoel dat ik niet kan uitleggen.Ik vertel een van de jonge collega’s dat ik die auto even ga controleren. Ik geef de bestuurder van de auto een stopteken en hij zet zijn auto langs de kant. Ik zie een op het eerste gezicht keurige Duitse zakenman zitten. Ik begin in het Duits en vraag hem naar zijn Führerschein. De bestuurder antwoordt mij direct in het Nederlands. Nu heb ik geen moeite met het spreken van de Duitse taal, maar dit maakt het toch een stuk eenvoudiger. Ik vraag de man naar zijn rijbewijs, autopapieren en paspoort. De man is in het bezit van een Argentijns rijbewijs, maar heeft nog wel een Nederlands paspoort en rijdt in een Duitse auto. Voor mij is dit echt een vreemde combinatie. Het is gewoon mijn ervaring en gevoel dat laat weten: hier klopt iets niet.Ik vraag aan één van de collega’s of ze navraagt of de man in een van onze politiesystemen staat. Via de portofoon geeft zij de gegevens van de man door aan ons wijkbureau terwijl ik met hem praat. Hij blijkt al een aantal jaar in Argentinië te wonen en is even voor zaken in Nederland. Het is een heel gemoedelijk gesprek.Kort erna komt de collega terug: er zijn wel wat bijzonderheden over de man en hij wordt in Nederland gezocht (hij staat gesignaleerd). Ik kijk haar aan. Zie je, mijn gevoel bedriegt mij nooit! En het is zo’n aardige man. Het is nog niet helemaal duidelijk waar de man voor gezocht wordt, maar hij moet in elk geval even mee naar het bureau.Ik leg de man uit dat hij even mee moet en tot mijn verbazing begint de man zelf te vertellen dat hij wel weet wat er aan de hand is. Hij wordt in Nederland gezocht voor een zedenmisdrijf, waarvoor hij veroordeeld is. Dat is ook een van de redenen dat hij naar Argentinië verhuisd is. Ik heb even een soort van aha-momentje: mijn gevoel dat er iets niet ok was, klopte.De man vertelt verder dat hij vanuit Argentinië met het vliegtuig naar Duitsland gevlogen is, daar een Duitse auto heeft gehuurd en naar Nederland is gereden. En dat hij dit allemaal heeft gedaan om te voorkomen dat hij op een Nederlandse luchthaven gecontroleerd zou worden en in de gevangenis zou belanden.Hij heeft er alles aan gedaan om te voorkomen dat hij gecontroleerd zou worden en nu dit! Nu moet hij mij tegen het lijf lopen. Ik denk dat de man mij stiekem vervloekt.Op het bureau blijkt dat de man nog ongeveer anderhalf jaar de gevangenis in moet. Hij vraagt nog wel even of hij zijn vrouw in Argentinië mag bellen om te vertellen dat hij voorlopig niet meer thuiskomt. Die weet van deze veroordeling nog niets.De moraal van dit verhaal: je kunt nog zo ver weg gaan, maar je straf ontloop je uiteindelijk niet.CitaatOver de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk.’
Over de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk.’