0 gebruikers (en 4 gasten bekijken dit topic.
Blog: 'Joehoe, hier zijn we!'Politieagenten beledigen is aan de orde van de dag. De meningen over wat belediging is, lopen soms uiteen. Maar het woord 'kanker' met alle aanvullingen erbij vind ik vreselijk. Soms wens ik de beledigers toe om het eens te ervaren wat die vreselijke ziekte teweeg brengt, door een werkstraf op de afdeling Oncologie van een ziekenhuis. Tijdens een surveillance, ’s avonds laat in het donker, zien mijn collega Arno en ik een groep jongelui ‘hangen’ onder de overkapping van een laad-/losplaats van een supermarkt. Eén van de jongens staat te urineren tegen de muur van de supermarkt. Als we keren, zien we dat de groep uiteenstuift, maar de urinerende jongeman hebben we te pakken. Hij wordt voorzien van een rijksbeloning. Terwijl we zijn gegevens staan op te schrijven, staat een van de andere jongens een stuk verderop te schreeuwen, in het bijzijn van zijn vrienden. Hij is het kennelijk niet met de gang van zaken eens. De woorden die hij gebruikt zijn ver beneden peil en zijn duidelijk hoorbaar gericht tegen ons. Het woord 'kanker' wordt veelvuldig gebruikt en natuurlijk doet hij dit buiten ons bereik. Zo’n held is het wel. Mijn nekharen gaan overeind staan en ik ben vastbesloten om hem te pakken. Ik kan niet de gedachten van Arno lezen, maar aan zijn gezicht te zien denkt hij er hetzelfde over. Als we klaar zijn met de bekeuring lopen we in de richting van onze belediger. Die zet het op een lopen en rent naar de hoek van de supermarkt. Daar blijft onze held staan, achter een muur en om het hoekje kijkend. We verzinnen een list. Ik roep naar Arno dat we een spoedmelding krijgen. We rennen samen naar de politieauto en vertrekken met ‘toeters en bellen’. Met een omweg parkeren we onze auto aan de andere kant en we lopen behoedzaam het winkelcentrum op. Onze belediger blijkt nog steeds op dezelfde hoek te staan, kennelijk toch niet helemaal zeker van zijn zaak. Hij kijkt steeds om de hoek heen. Nu komen we echter van de andere kant aanlopen. Arno stoot me aan en grijnst van oor tot oor. Ik fluister dat ik hem zal verrassen en sluip naar hem toe. Als ik vlak bij hem ben, roep ik hard: 'Joehoe, hier zijn we!' Hij schrikt zich rot, is even uit het veld geslagen en zet het dan op een lopen. Na een stukje meegerend te hebben, vraag ik hem te stoppen. Bij het naar achteren kijken, ziet hij een betonnen paaltje in het wegdek over het hoofd. Hij knalt ertegenaan en smakt op het wegdek. Met geschaafde knieën en armen en een geschaafd gezicht wordt hij door mij geboeid. De grote mond is voorbij. Jammerend zit hij achterin onze politieauto. Mijn gevoel voor medelijden en emphatie is ver te zoeken. Op het politiebureau wordt hij nagekeken door de politiearts. Zoals bij elke minderjarige mogen de ouders hun kind op komen halen op het politiebureau. Nadat het proces-verbaal van belediging klaar is, wordt de jongen in vrijheid gesteld. In de hal van het politiebureau ontmoet ik de ouders. In plaats van een boze blik naar hun zoon krijg ik een boze blik. Wat hebben wij gedaan met hun zoon? Diverse keren probeer ik de situatie uit te leggen, maar helaas. Ik wens ze een prettige dag, veel succes en loop weg. Aan sommigen valt geen eer te behalen.
Niks aan de handHoog energetisch letsel kan desastreus zijn. Dat klinkt heel moeilijk, maar vrij vertaald betekent het dat een ‘eenvoudige’ aanrijding levensgevaarlijk kan zijn. “Oh, niks aan de hand hoor!” wordt mij gezegd als ik ter plaatse kom.Ik krijg een melding van een aanrijding, waarbij een auto een voetganger op de voetgangersoversteekplaats (zebra) heeft geschept. Het valt mee, volgens de melder.Als ik ter plaatse ben, zie ik een auto staan waarvan de motorkap is gedeukt en de voorruit verbrijzeld. Ik zet mijn motor neer en vraag direct waar het slachtoffer is. De man die ik aanspreek, wijst naar een forse man die op straat zit en druk aan het praten is met iemand. Onmiddellijk loop ik naar hem toe en vraag hoe het met hem gaat. “Het gaat prima, niks aan de hand hoor” zegt hij. Maar gezien de enorme klap die het geweest moet zijn, vraag ik om een ambulance. Intussen vraag ik de man om zijn gegevens, maar ik verzoek hem met klem om niet teveel bewegingen te maken met zijn nek en lichaam. Als ik de schade bekijk, verwondert het me dat hij er zo springlevend bij zit.Maar schijn bedriegt, want bij een dergelijke botsing komt heel veel energie vrij die diep in het lichaam kan doordringen.Voordat de ambulance arriveert, praten we gezellig en ontspannen over van alles en nog wat.Als de ambulance ter plaatse komt besluit het ambulancepersoneel om hem te ‘planken’. Hij wordt stevig vastgesnoerd, zodat hij geen vin kan verroeren. De man vindt het eigenlijk allemaal niet nodig en sputtert nog een beetje tegen. We tillen hem gezamenlijk op de brancard en zo gaat hij de ambulance in. Voor de zekerheid laat ik de collega’s van de VOA (verkeersongevallenanalyse) onderzoek doen op de plaats van het ongeval en alle sporen vastleggen. Ik hoor de bestuurder als verdachte. Als ik klaar ben, maak ik op het bureau een eenvoudige mutatie aan in het systeem met de gegevens van het slachtoffer en de bestuurder. Bij de opmerkingen noteer ik dat ik de rest morgen zal klaarmaken. ’s Avonds om 23:00 uur gaat mijn telefoon. Het is de chef van dienst. Hij vertelt dat er weinig informatie van de aanrijding in het systeem staat. Alleen de personalia van de betrokkenen. Verbaasd vraag ik waarom hij mij zo laat daarover belt. De woorden die hij vervolgens zegt, slaan in als een bom. Het slachtoffer is overleden. Ik schreeuw haast door de telefoon: “Wat? Dat kan toch niet!”Maar toch is het waar. Het slachtoffer is bij aankomst in het ziekenhuis onwel geworden, gereanimeerd en met spoed geopereerd. Hij bleek ernstige inwendige bloedingen te hebben gekregen en overleed ondanks onmiddellijk ingrijpen.Ik slaap die nacht slecht. Ik kan het maar niet geloven.
weer een nieuw blog van Piet Katshttp://politieverhalen.blogspot.nl/2016/09/eventjes.html
EventjesDe kleine ligt lekker te slapen, dus besluit een moeder eventjes snel wat boodschappen te halen op de fiets.We krijgen een melding van een aanrijding met letsel, waarbij een fietser door een auto is aangereden. We treffen een jonge vrouw aan die een flinke hoofdwond heeft en niet aanspreekbaar is. Het ziet er ernstig uit, de vrouw bloedt uit haar neus en oren. Het is snikheet, de zon brandt en het is zeker 30 graden. Het ambulancepersoneel arriveert en neemt de zorg van ons over. Maar wie is de vrouw? Ze heeft wat los geld en een bankpasje in haar zak, maar verder totaal niets waar wij uit kunnen opmaken wie ze is. Met spoed gaat ze met de ambulance naar het ziekenhuis.Als we ongeveer twee uur later klaar zijn op de plek van het ongeluk en alles opgeruimd is, rijden we naar het ziekenhuis. De fiets van de vrouw wordt op het politiebureau geplaatst.In het ziekenhuis vertelt de verpleegkundige dat ze nog niet weten wie de vrouw is, maar wel dat ze kort geleden bevallen moet zijn. Maar waar is de baby? Ik heb hier geen goed gevoel bij.Ik bel met de X bank en leg de situatie uit. Via de telefoon worden uiteraard geen gegevens verstrekt, dus rijden we met spoed naar het dichtstbijzijnde bankfiliaal. Gelukkig zijn ze heel meewerkend en krijgen we de personalia van de vrouw. De volgende schrik komt, ze staat op het adres ingeschreven met alleen een baby van een paar weken oud. Gezien het snikhete weer en de tijd die tussen het moment van aanrijding en nu zit, rijden we opnieuw met spoed naar het adres.Bij bellen of kloppen wordt niet opengedaan, dus een oppas is er kennelijk niet. Een sleutel hebben we niet, dus trappen we de deur in en stormen we de trap op. In een slaapkamer staat een wieg, waarin een klein meisje hard ligt te huilen. Ik til haar op en druk de baby tegen me aan. Het is net of ik mijn eigen kind in de armen sluit. Mijn collega Louis, ook vader, vult een tas met attributen zoals luiers, een fles, melkpoeder en een flessenwarmer. Provisorisch sluiten we de deur weer af.Met een krijsende baby in een maxi-cosi rijden we naar het bureau. Weer eens wat anders dan een krijsende arrestant.Op het bureau pakt een vrouwelijke collega meteen de baby uit de maxi-cosi. Ze weet er wel weg mee en gaat lekker zitten kroelen. Wij gaan op zoek naar familie en kunnen als eerste een zus bereiken, die het hummeltje komt ophalen.Met verhitte hoofden en drijfnatte kleding kijken we elkaar voldaan aan. Onze dienst zit erop. Dat wordt thuis een ijskoud biertje!Het slachtoffer komt er gelukkig weer helemaal bovenop. De huissleutel bleek achteraf aan de fietssleutel bevestigd te zitten.
BazenSommige werkgevers chanteren hun personeel door klussen te laten doen die risicovol zijn. Zolang het goed gaat ben je de beste, maar als het fout gaat?Jan werkt al geruime tijd bij een bouwbedrijf. De baas van Jan neemt het niet zo nauw met de regels en stuurt hem op de pad met niet vastgezette of losse lading of zonder de benodigde papieren. Jan wordt regelmatig bekeurd, maar heeft geen keus. De bekeuringen worden overigens wel door zijn baas betaald. Regelmatig rijdt Jan ook met een grote aanhanger achter zijn bedrijfswagen, waarvoor echter een rijbewijs E achter het rijbewijs B nodig is. Hij heeft al enkele keren aangegeven dat hij zo niet mag rijden en graag zijn rijbewijs E wil halen, maar zijn baas wuift dit weg en zegt dat hij niet moet zeuren en gewoon moet rijden. Het risico dat je gepakt wordt is toch klein.Met de dag groeit het verlangen van Jan om ander werk te zoeken. Hij heeft echter een koophuis en een gezin en kan niet zomaar weg bij zijn huidige baas.Op een dag krijgt hij de opdracht om een lading stellingpijpen op de aanhanger te vervoeren. Hij heeft echter zijn bedenkingen over het totaalgewicht tijdens het aankoppelen van de aanhanger, want hij moet hiermee door twee tunnels rijden.Hij loopt naar het kantoor van zijn baas en maakt dit kenbaar. Het resultaat is een grote mond van die bullebak en een tirade dat hij beter kan ophoepelen als hij zo door blijft zeuren. Het is jammer dat Jan niet honderd meter na de poort de politie belt met het verzoek om gecontroleerd te worden. Hij gaat op weg naar zijn bestemming.In de eerste tunnel gaat het al mis. Door het zware gewicht begint de aanhanger te slingeren, schaart, botst tegen een spiksplinternieuwe auto aan die naast hem rijdt en boort zich in de tunnelwand. De nieuwe auto belandt op zijn kop in de tunnel en de bestuurder komt met de schrik vrij. Hij heeft welgeteld twee uur van zijn auto kunnen genieten. Jan komt ook met de schrik vrij, maar de schade is enorm. Enkele beschermingsplaten van de tunnelwand zijn vernield door stellingpijpen die door de lucht gevlogen zijn. De auto en de aanhanger zijn total loss.De ellende begint voor Jan.Hij wordt aansprakelijk gesteld voor alle schade, omdat hij zonder rijbewijs met deze te zware combinatie reed. En zijn baas? Die ontkent Jan opdracht gegeven te hebben voor deze rit en ontslaat hem. Jan draait voor alle kosten op, zo’n 60.000 euro, en belt huilend op of wij als politie geen proces-verbaal willen opmaken, zodat de verzekering de schade dekt en niet op hem zal verhalen. Ik kan en mag niet anders dan de waarheid op papier zetten.Het is goed om erover na te denken welke keuze je maakt. Laat je niet verleiden door dit soort “bazen” die alleen een economisch belang bij je hebben. Je blijft te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt.
Een late dienst. Ingelogd en ik begin met de intake. Belast dus met alle telefoontjes die binnenkomen op het OC. Dat varieert van 112 telefoontjes tot collega’s die zich in melden voor de komende dienst. Na een aantal telefoontjes die ik behandel tijdens het lezen van mijn mail neem ik eigenlijk quasi nonchalant de telefoon weer aan.Politie meldkamer goedenavond. Ik hoor aan de andere kant van de lijn een man huilen en schreeuwen. Ik kan het niet meer ik ga springen ik wil niet meer. Wow. Ik ben direct uit mijn mail en volledige focus op de man. Het eerste wat ik wil is weten waar de man woont. Kan mijn collega die op dat moment de uitgifte doet (het aansturen van collega's naar incidenten) een auto sturen.Tijdens het vragen naar zijn adres probeer ik erachter te komen met welke toon ik de man het beste te woord kan staan. Ik krijg contact met hem. En het adres volgt al snel. Mooi kan mijn collega dus snel een auto sturen en kan ik verder het gesprek proberen te voeren. Tussen al het geschreeuw en gehuil door krijg ik te horen dat hij op de 6e etage woont, en meerdere pogingen tot zelfdoding heeft gedaan. Hij verteld me vervolgens dat hij nu richting balkon loopt.Ik probeer contact te krijgen met de uitgifte centralist. Een blik is genoeg. Hij snapt de ernst en spreekt de aanrijdende collega’s bij met de informatie die ik continu blijf invoeren in het systeem. Dan vind ik het onderwerp wat hem afleidt van het balkon. Zijn net overleden vrouw. Ik laat de man vertellen. Ik zie op mijn GIS het surveillance voertuig dichterbij zijn woonadres komen. De man wordt ondanks zijn verdriet rustiger. Ik krijg hem weg bij de balkondeur.Ondertussen kijk ik om me heen. Wat ik zie is nog een verdwaalde collega van de vroege dienst die de werkvloer afloopt nog even zwaait en verdwijnt. 2 tafels naast mij maakt een collega zich druk om het kerst en oud en nieuw rooster. Voor mij staat een collega te drentelen met de vraag koffie of thee. En of ik nu even antwoord wil geven.Achter mij voert mijn collega een gesprek met een eenheid van straat over een incident wat afgehandeld is en wordt er smakelijk gelachen om de afloop. En ik zit dus met een man aan de lijn die heeft besloten om er een eind aan te maken. Op dat moment voel je je soms best alleen. Collega’s zien niet met wat voor gesprek je bezig bent. Dat overkomt mij ook dagelijks.Ondertussen is het eerste voertuig ter plaatse op het woonadres van de man. Ik geef dit door aan de man. Geef ook aan dat ik hem aan de lijn houdt tot de collega’s binnen zijn. De man is gelukkig een stuk rustiger. Hij weet dat hij hulp krijgt en dat deze dichtbij is. Ik hoor collega’s binnen komen. Fijn, en ik kan de verbinding verbreken.Dan heb ik precies 5 seconde om te schakelen. Dan komt het volgende telefoontje. Met mijn hoofd nog bij het vorige gesprek neem ik op, politie meldkamer. Goedenavond mevrouw u spreekt met een undercover agent. Ojee wat nu weer. De beste man begint een heel verhaal over dat hij belast is met de zaak van een crimineel en telkens als hij verder is in het onderzoek hij naakt wordt gefotografeerd door de buurvrouw. Huh ok zo'n gesprek.Zijn achternaam is van oranje nassau. Dus of ik dit wel heel serieus wil nemen. Normaal kap ik zo'n gesprek direct af. Nu komt het eigenlijk wel even goed uit. Ik zie op mijn scherm dat de man die van t balkon wilde springen vervoerd wordt naar de ovp (opvang verwarde personen). Mooi die wordt geholpen. Ondertussen krijg ik de meest opmerkelijke en verwarrende verhalen te horen. Ik hum en zeg af en toe ja en nee. De beller ratelt maar door.Na een minuut of 10 ben ik weer op de hoogte van heel crimineel Nederland en beëindig het gesprek. De man is zijn verhaal kwijt en ik ben weer klaar om het volgende telefoontje af te handelen. Mijn thee is gearriveerd. De collega die zich druk maakte om het kerst en oud en nieuw rooster maakt zich nu druk om de voorjaarsvakantie en ik lees mijn mail verder door en zit al snel in mijn volgende gesprek. Een oplettende burger die een heterdaad inbraak doorgeeft. Weer een ander gesprek en dan zijn er nog maar ongeveer 20 minuten voorbij van de late dienst....
'Politiemeldkamer, goedenavond.' Het blijft heel stil aan de andere kant van de lijn.. Ik hoor heel zachtjes iemand snikken. Ik zeg nog een keer 'Politiemeldkamer'. Op een fluistertoon, tussen het snikken door, hoor ik een vrouw zeggen 'Help me alstublieft.. help me...'. Ik hoor gelijk dat deze mevrouw vreselijk bang is.. Ik stel mijn stem bij, ga ook zacht praten en vraag waar ze is... Ik hoor weer alleen gesnik en 'help me alstublieft' horen... Aan mij nu de taak om rustig te blijven en contact met haar te houden. In zo'n situatie is het best lastig om rustig te blijven. Je hoort de angst in iemand zijn stem en je wilt zo snel mogelijk hulp bieden. In sommige gevallen gaat dat dus niet direct zoals bij deze hulpvraag. Ik vraag of ze antwoord kan geven op mijn vragen. Ze zegt 'nee', en ik hoor haar zeggen 'ben zo bang, ben zo bang'. Ondertussen is mijn collega naar het RTIC (Real Time Intelligence Center, zit ook op de meldkamer) gelopen om via het telefoonnummer te achterhalen wie er belt en waar vandaan. Telefoonnummers zijn bij rechtstreeks bellen naar 112 bijna altijd zichtbaar. Het RTIC heeft de beschikking over allerlei zoeksystemen. De kans is groot dat ze bij dit telefoonnummer een adres vinden. Ik blijf zachtjes praten tegen de vrouw en probeer haar gerust te stellen, ondanks dat ik nog steeds niet weet wat er aan de hand is. Ik heb wel mijn vermoedens, dat wel. Ik vraag aan de vrouw of ze alleen in huis is. Ze antwoord weer met 'nee'. Ik blijf herhalen dat ik echt moet weten waar ze is en ook moet weten wat er gebeurd is. Ze fluistert op een bijna niet te verstane manier dat ze mishandeld is door haar man en zichzelf nu heeft opgesloten in de badkamer. Ze is werkelijk vreselijk bang. Mijn collega komt terug met het vermoedelijke adres waar de vrouw zich bevind.. Ik vraag bevestiging aan de vrouw of dit het juiste adres is en gelukkig is dit zo. Ik vertel de vrouw dat ik haar aan de telefoon houdt totdat de collega's bij haar in de woning zijn. Ik zet alles zo snel mogelijk in een melding zodat collega's ter plaatse kunnen gaan. Ik blijf zachtjes praten tegen de vrouw en vraag of ze kan horen waar de man zich nu in de woning bevind. Ook vraag ik of ze enig idee heeft hoe haar man reageert op de politie. Ik hoor haar zeggen dat ze de man hoort lopen in de woonkamer en dat ze bang is dat hij explodeert als er politie voor de deur staat. Terwijl de collega's aanrijdend zijn hoor ik de mevrouw een paar keer haar adem inhouden. Op die momenten dat dit gebeurd hoor ik haar man op de deur van de badkamer slaan en roepen dat ze open moet doen. De meest bedreigende en beledigende teksten komen voorbij. Tijdens dit geschreeuw van haar man blijf ik tegen haar praten en vertel haar dat ik dit ook hoor en dat alles wordt vastgelegd op band. Alle in- en uitgaande telefoongesprekken op de meldkamer worden voor langere tijd vastgelegd. Na een paar minuten wordt er aangebeld bij de woning. Nu dus de vraag of de man gaat opendoen of niet. De man geeft een brul als hij ziet dat er collega's voor de deur staan. Mijn meldster is ondertussen aan het hyperventileren door alle spanningen. De man heeft open gedaan. Ik hoor collega's binnenlopen en roepen naar de vrouw. Ik vertel har dat het ok is en dat ze de badkamerdeur kan opendoen. Na dit een aantal keer herhaald te hebben doet ze dit. Mijn collega's vangen haar goed op en ik kan de verbinding verbreken. Uiteindelijk is de man aangehouden. Een goede melding maken zodat collega's met juiste en voldoende informatie naar een incident rijden lijkt zo simpel. 'Je krijgt toch gelijk en altijd een adres' wordt vaak gedacht. Zo werkt het alleen helaas niet. Om een duidelijk helder verhaal te krijgen vergt soms enorm veel geduld en creativiteit. Mensen die iets melden zijn vaak in paniek, bang en in schock. Hebben in veel gevallen geen idee waar ze zijn. En als men dit nog wel weet is het soms nog een kunst om een goed beeld te krijgen van wat er speelt. Nog een mooi voorbeeld hoe een melding kan lopen en creativiteit een uitkomst bood: 'Meneer, gaat u maar gewoon op de claxon drukken, net zo lang tot er collega's zijn. En als het lang duurt gaan er vanzelf mensen bellen uit de buurt'. De man is op zijn stuur gaan hangen en de collega's hebben de man uiteindelijk gevonden door op het geluid af te gaan van het claxonneren. En daar doe je het voor!
01 december 2016 - Dennis Raps‘‘Hoort u dat echt niet?’ De vrouw steekt haar vinger op en begint een Sinterklaasliedje te neuriën, onderwijl met haar vinger meebewegend op de muziek. Mijn collega en ik kijken elkaar enigszins verbaasd aan. Naast het geneurie van de vrouw is het doodstil.’ Het is een koude gure avond rond Sinterklaas. De meldkamer stuurt mij samen met mijn collega naar een woning in Aalsmeer voor een melding van geluidsoverlast. Als extra informatie krijgen we mee dat de meldster vaker melding maakte van geluidsoverlast, maar dat er tot nu toe telkens geen sprake was van geluidshinder op het moment er collega’s waren.Mijn collega en ik rijden naar het adres toe en wij parkeren onze auto om de hoek, zodat de eventuele herriemaker ons niet kan zien aankomen. We lopen naar de woning. Zowel op straat als in de nabije woningen is het stil. Omdat wij geen harde geluiden horen, bellen we aan bij de meldster. Een goed verzorgde dame op leeftijd doet de deur voor ons open.De vrouw begint direct te vertellen over haar buren. ‘Al de hele dag zijn ze bezig met muziek afspelen. Het begon vanochtend vroeg en ik ben het helemaal zat.’ Ik vraag aan de vrouw wanneer de buren dan gestopt zijn met de muziek. ‘Gestopt?! Ze zijn nu nog steeds bezig! Hoort u dat niet dan? Hoor maar!’ Mijn collega en ik houden ons stil en luisteren nogmaals gespannen. Het is echter nog steeds doodstil.Mijn collega vraagt aan de vrouw wat zij dan precies hoort. ‘Nou, hoort u dat echt niet?’ De vrouw steekt haar vinger op en begint een Sinterklaasliedje te neuriën, onderwijl met haar vinger meebewegend op de muziek. Mijn collega en ik kijken elkaar enigszins verbaasd aan. Naast het geneurie van de vrouw is het doodstil. We vertellen de vrouw dat wij niets horen. ‘Maar ik hoor het echt!’, zegt ze met enigszins paniek in haar stem. ‘Dan hebben ze het geluid net snel uitgezet. Dan doen ze altijd als jullie komen. Jullie geloven mij zeker ook niet.’Het begint me te dagen wat er aan de hand kan zijn. Ik kalmeer haar en zeg dat we wel geloven dat ze de muziek hoort. Ik vertel dat zowel mijn collega als ik de muziek niet horen. Dat wij met opzet de auto om de hoek hebben neergezet, zodat men de muziek niet uit zou doen. Ik vraag haar of zij in het verleden wel eens vaker heeft gehad dat zij dingen hoort die andere mensen niet horen. Hierop begint de vrouw te huilen.Ze nodigt ons binnen uit. De woning ziet er netjes uit en terwijl wij plaatsnemen op een van de stoelen vertelt de vrouw ons snikkend dat zij vroeger ook wel last had van geluiden die anderen niet konden horen en dat zij hiervoor ook opgenomen is geweest in een psychiatrische inrichting. Ze zegt het vervelend te vinden dat ze ons hiervoor heeft gebeld en zich enorm schaamt, maar dat ze echt helemaal gek wordt van de muziek.Mijn collega en ik stellen de vrouw gerust. Ik zeg haar dat ik mij kan voorstellen dat het heel beangstigend moet zijn om geluiden te horen die andere mensen niet horen. En dat het helemaal niet erg is dat zij ons hiervoor heeft gebeld. We kunnen op dit moment weinig voor haar doen en ik adviseer haar de volgende dag contact te zoeken met haar huisarts voor de juiste hulp. De vrouw heeft een dochter, die ze in ons bijzijn belt. Zij komt naar haar moeder toe, zodat ze een oogje in het zeil kan houden totdat andere hulp is geregeld.Een week later ga ik nog een keer bij de vrouw langs om te kijken hoe het met haar gaat. Ze vertelt dat ze inderdaad bij de huisarts is geweest en ze heeft medicijnen voorgeschreven gekregen. De muziek hoort ze niet meer.We hebben van haar geen meldingen van geluidsoverlast meer gehad.CitaatOver de auteurDennis Raps(foto: politie.nl)Dennis Raps is 34 jaar en werkt sinds 2006 bij de politie. Momenteel is hij hoofdagent bij het Basisteam Aalsmeer-Uithoorn, Eenheid Amsterdam. Naast de werkzaamheden in de noodhulp is hij ook actief als biker.Dennis: ‘Het politievak is een mooi vak, waarbij je in aanraking komt met de meest uiteenlopende situaties en mensen. Door deze ervaringen te delen via mijn blogs, hoop ik mensen te laten zien wat het werken bij de politie kan inhouden.’
Over de auteurDennis Raps(foto: politie.nl)Dennis Raps is 34 jaar en werkt sinds 2006 bij de politie. Momenteel is hij hoofdagent bij het Basisteam Aalsmeer-Uithoorn, Eenheid Amsterdam. Naast de werkzaamheden in de noodhulp is hij ook actief als biker.Dennis: ‘Het politievak is een mooi vak, waarbij je in aanraking komt met de meest uiteenlopende situaties en mensen. Door deze ervaringen te delen via mijn blogs, hoop ik mensen te laten zien wat het werken bij de politie kan inhouden.’
Politie Zaanstreek18 december om 9:05 · Tom Verweij werkt als hoofdagent binnen team Zaanstad. Regelmatig schrijft hij een column over zijn dagelijkse politiewerk.Werken bij de politie is heftig. Iedere agent weet dat zodra hij of zij bij de politie solliciteert. Hoe heftig politiewerk kan zijn, en in hoeverre dat impact op je leven kan hebben, kun je van tevoren niet inschatten. Uit een onderzoek blijkt dat een agent in een week meer meemaakt dan een gemiddeld persoon in een heel leven.Een van de meldingen die op mij de meeste indruk heeft gemaakt?We krijgen een melding dat een persoon al meerdere malen 0900-8844 heeft gebeld en mijn collega's via de telefoon helemaal uitschold. Deze man is bekend bij ons en is verward. Af en toe belt hij ons en is hij vervelend, maar verder doet hij niemand kwaad. Terwijl we bij zijn adres staan en met zijn moeder in gesprek zijn, krijgen mijn collega en ik een spoedmelding: '21.03, wilt u direct gaan naar .... Aldaar heeft een man zichzelf verhangen. Hij is gevonden door een van zijn kinderen. U krijg toestemming om zwaailicht en sirene te gebruiken.'Wij zijn letterlijk op een minuut afstand van de opgegeven locatie en rennen naar ons voertuig. Gelijktijdig met een ander politievoertuig arriveren we bij de locatie. We rennen naar binnen en zien dat een man zichzelf heeft opgehangen aan het traphekje bovenaan de trap. Het is een waar horrorbeeld waar we als politie inmiddels helaas gewend aan zijn geraakt. Ik zal niet beschrijven hoe iemand eruit ziet als hij zichzelf heeft opgehangen, maar ik kan u garanderen dat het, zelfs bij ons, een grote indruk achterlaat. Alsof je rondloopt op de set van een dramatische horrorfilm.Mijn collega's knippen de man los omdat de mogelijkheid bestaat dat hij er nog niet lang hangt. Ze beginnen direct met reanimeren. Ik loop naar buiten en loop naar het jongetje toe dat zijn eigen vader zo had gevonden. Het kind is nog jong en staat keihard te huilen. De buren staan inmiddels ook buiten en hebben door dat het foute boel is. Ik roep naar hen of we even naar binnen mogen komen. Uiteraard mag dat. Opeens kijkt het jochie mij met grote, betraande ogen aan. 'Agent, is papa dood?', vraagt hij.'De allerbeste agenten en ambulance-mensen doen hun best voor je vader', antwoord ik met een brok in mijn keel en sla een arm om hem heen. 'Kom, we gaan even naar binnen.' Samen met het jongetje ga ik op de bank van de buren zitten. Ik hoor steeds meer sirenes naderen en zelfs de traumahelikopter overvliegen. Het jongetje is opgehouden met huilen en kijkt strak voor zich uit. Ik bedenk me dat afleiding waarschijnlijk goed is en vraag aan de buren of zij papier en kleurpotloden hebben. Ik leg alles voor hem neer. Hij begint meteen te tekenen. De buren zijn ook in de woonkamer.'Vind je het goed als ik heel even naar buiten loop?' vraag ik na een aantal minuten. Het jongetje kijkt mij aan en knikt van ja. Hij lijkt iets rustiger te zijn geworden. Van de gespannen rust binnen, beland ik in een georganiseerde chaos buiten. Het personeel van de helikopter wordt zojuist met gillende sirenes door een politiewagen gebracht. Buiten staan twee ambulances en drie politiewagens. De hele buurt staat buiten. Velen staan het kennelijk opwindende schouwspel te filmen met hun mobiele telefoon. Ik loop naar mijn chef toe en vraag hoe het met de man gaat. 'Hij wordt op dit moment gereanimeerd. Het ziet er niet goed uit, Tom.'Ik loop naar mijn collega's en zie dat zij, samen met het medische personeel, hun uiterste best doen het leven van de man te redden. Als ik weer terug wil lopen naar het mannetje dat een tekening aan het maken is, zie ik dat een man het afzetlint optilt en naar de woning waar we de man vonden wilt lopen.'Meneer, u mag niet onder het lint door. Bent u soms familie?', roep ik. De man antwoord. 'Nee maar ik wil weten wat er aan de hand is. Jullie maken me verdomme wakker als ik nachtdienst heb gehad, dan heb ik recht om te weten waarom.' Ik probeer rustig te blijven. 'Meneer, u moet ons ons werk laten doen. U heeft geen enkel recht om onder het lint te gaan.' De man blijft staan en kijkt mij kwaad aan. Ik voel mij steeds bozer worden maar ik weet mij in te houden. 'Meneer. U gaat nu naar achteren of ik ga u helpen', hoor ik mezelf zeggen. De man blijft staan.Twee collega's horen kennelijk wat er aan de hand is en gaan naast me staan. Ik geef de man een flinke zet. De man loopt scheldend terug naar het lint en gaat er achter staan. Had ik de man kunnen aanhouden? Dat had gekund, maar ik koos ervoor mijn aandacht op het jongetje binnen te richten. Terwijl ik terug naar het huis loop, hoor ik via mijn portofoon dat mijn chef vraagt of ik naar hem toe ga. 'Tom, de reanimatie is gestaakt. De man is overleden. We gaan kijken of we de moeder kunnen bereiken, zodat zij het aan het zoontje kan vertellen.'Het bleek dat de ouders van het zoontje gescheiden waren en dat de moeder urenlang reizen van de Zaanstreek was. Het mannetje had, behalve zijn vader, geen familie in de buurt. Een hels dilemma: moesten we de moeder het slechte nieuws laten vertellen en het jongetje urenlang in spanning laten zitten of moesten wij het doen? Na overleg met het ambulancepersoneel en de moeder, besloten we dat wij het gingen vertellen. Omdat ik al contact had met het jongetje, moest ik datgene doen wat het meest verschrikkelijk is aan het politiewerk: het slechtnieuwsgesprek. Mijn chef ging ervoor zorgen dat er hulpverleners kwamen om het jongetje op te vangen.Op de politieacademie hebben we uitgebreid geoefend hoe je het beste dit kan overbrengen, maar nooit heb ik geleerd hoe je dit het beste aan een kind kan vertellen.Ik loop naar binnen. Het jochie is nog steeds aan het tekenen. Ik zie dat hij zijn vader heeft getekend. Het lijkt alsof mijn hersenen opnieuw moeten opstarten. Ik ga naast het jongetje zitten. Nog nooit was politiewerk zo moeilijk. Mijn hersenen draaien op volle toeren hoe ik het beste het nieuws kan overbrengen. Ik noem de naam van het jongetje. Tranen branden achter mijn ogen. Hij reageert niet. Ik noem nog een keer de naam van het jongetje en leg mijn hand op zijn schouder. Hij stopt met tekenen en kijkt strak naar het papier.Op de academie hebben we geleerd om direct het slechte nieuws te brengen, maar ik wilde het iets minder direct doen. Het was een moeilijke overweging hoe ik het ging vertellen omdat ik het aan de ene kant niet te direct wilde doen, maar aan de andere kant het duidelijk moest zijn dat zijn vader overleden was en dat er geen kans meer was dat hij het ging overleven.'De beste agenten en ambulance-mensen hebben alles gedaan wat ze konden. Er is zelfs een ambulance-helikopter gekomen om jouw papa te helpen. Maar ik heb slecht nieuws. Papa wordt niet meer wakker. Papa is dood.'Het jochie begint keihard te huilen. De buren houden het niet meer en lopen de kamer uit. Ik leg een arm om de schouders, waarna hij mij direct omhelst en keihard huilt.Ik ben bij het jongetje gebleven tot hulpverleners ter plaatse kwamen om de zorg over te nemen. Mijn collega, inmiddels een goede vriend, en ik rijden sprakeloos terug naar het bureau waar we werden opgevangen door onze chef en het zogenaamde TCO (team collegiale ondersteuning). Met hen hebben we over de gebeurtenis gepraat en zijn we goed opgevangen. Hierna hebben mijn collega en ik nog met ons thuisfront gebeld om even de stemmen van onze partners te horen.Politiewerk kan enorm heftig zijn.