1. Vordering krachtens artikel 164 WVW 1994
1.1. Algemeen
Door het doen van de vordering krachtens artikel 164, eerste lid, WVW 1994 (vordering tot overgifte) wordt voor de betrokken bestuurder de verplichting in het leven geroepen tot overgifte (1) van het hem op basis van de Wegenverkeerswet 1994 afgegeven Nederlandse rijbewijs, van het hem in de Nederlandse Antillen, in Aruba of in het buitenland afgegeven rijbewijs en indien hem daar een internationaal rijbewijs is afgegeven, dat internationale rijbewijs.
Een zogenaamd "internationaal rijbewijs" kan nooit afzonderlijk worden ingevorderd van het aan dat rijbewijs ten grondslag liggende nationale rijbewijs. Een "internationaal" rijbewijs is immers in wezen slechts een officiële vertaling van het nationale rijbewijs. Het is van belang onderscheid te maken tussen "de vordering tot overgifte" enerzijds en de "invordering" anderzijds. De invordering is namelijk pas voltooid indien na de vordering tot overgifte het rijbewijs in handen is gekomen van een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen.
3.1. Criteria aangaande de vordering tot overgifte
De overgifte van het rijbewijs moet worden gevorderd door een van de in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde personen wanneer deze de bestuurder van een motorrijtuig heeft staande gehouden en hij tegen de bestuurder een proces-verbaal opmaakt ter zake van een met een motorrijtuig gepleegde overtreding van de artikelen 20, onder a., 21, onder a., 22, onder a., 62 juncto bord A1 en A3 van het RVV 1990, terwijl verdachte de ter plaatse toegestane maximumsnelheid met 50 km/h of meer heeft overschreden.
In het geval van een buitenlander met een dito rijbewijs, wordt ingeval van excessieve overtredingen overleg gepleegd met de Officier v. Justitie, welke direct de geldelijke strafmaat bepaald. Kan hieraan niet worden voldaan, dan wordt het betreffende voertuig als borgstelling gevorderd.