~ De hartheid van een verpleegkundige ~
Misschien heb je het ook wel eens gehoord van patiënten of misschien van mensen in je omgeving die vonden dat verpleegkundigen in het ziekenhuis zo afstandelijk waren en weinig empathie toonden.
Nu ben ik van mening dat het dilemma van afstand en nabijheid ontzettend moeilijk is in het werk als verpleegkundige. Het houd mij al een tijdje bezig in hoeverre je mee zal moeten gaan in de gevoelens en emoties van je patiënten en hoe het komt dat sommige verpleegkundigen wat afstandelijk over lijken te komen.
Toen ik klaar was met mijn studie Verpleegkunde was ik van mening dat je als verpleegkundige professioneel moet zijn en blijven, ongeacht hoe de situatie is. Dus stel je voor, je maakt een situatie mee die jou als persoon raakt, dan moet je dit zo min mogelijk laten merken, je moet wel inleven, maar je eigen gevoelens zoveel mogelijk aan de kant zetten. Dus je tranen moet je bijvoorbeeld altijd binnenhouden. Je moet immers een steun zijn voor de patiënt en diens familie. En hoe kunnen zij op je leunen als je jezelf mee laat slepen in alle heftigheid en jezelf niet meer in de hand hebt? Dat was mijn mening en daar dacht ik vrij makkelijk over.
Momenteel weet ik dat dit toch wel een stukje gecompliceerder ligt. Oké, je wilt je inleven, je wilt er zijn voor de patiënt en de familie, daarvoor moet je dichtbij staan toch? Als jij je eigen gevoelens opzij zet, kun je dan dichtbij komen kun je er dan ‘echt’ zijn voor de patiënt? Want hoe kun je je inleven in een situatie zonder dat je je gevoelens toelaat? Inleven doe je toch door te voelen? Maar toch, je moet wel een steun zijn voor deze mensen, je kunt er niet als een wrak bij staan. Dus hoe doe je dat dan?
Nou moet ik zeggen dat hiervoor niet één juiste oplossing is, aangezien dit voor iedereen heel verschillend is. Hulpverlenen doe je nou eenmaal op je eigen persoonlijke manier. Met mensen omgaan doet iedereen weer anders. Ook stress verwerken doet iedereen anders.
Wel denk ik dat er in z’n algemeenheid gezegd kan worden dat er in de omgang met heftige situaties lef nodig is. Dat je durft om je te laten raken door situaties.
Maar goed het is niet alleen durven, je moet dan ook van jezelf weten dat je ermee om kunt gaan. Dat kan denk ik allereerst door voor jezelf te erkennen dat je beroep heftig is, dat het soms moeilijk is en dat jij het soms moeilijk en heftig vindt en vooral dat jij, van jezelf, het ook heftig en moeilijk mag vinden. Ik denk dat je op deze manier al een heel eind komt. De heftigheid is er wel, die is er altijd en als jij dat niet erkent, dan blijft dit in je lichaam en in je geest hangen. Dat geeft uiteindelijk waarschijnlijk alleen maar vervelende klachten.
Ten tweede denk ik dat er bij jezelf een soort bewustwording moet ontstaan van waarom je bepaalde situaties heftig vindt, hoe je ermee om gaart, wat jou raakt en hoe dat komt. Zijn er eerdere ervaringen die invloed hebben hierop of zijn er mogelijk bepaalde gedachten of opvattingen die hierin een rol spelen? De heftigheid van kindersterfte heeft vaak ook te maken met de (algemene) opvatting dat kinderen niet dood horen te gaan.
Verder denk ik dat reflecteren erg belangrijk is. Terugkijken op een situatie, jezelf hier vragen over stellen, je gevoelens en gedachten onder woorden brengen. Reflectie op jezelf is belangrijk, maar ook om hierover te praten met anderen (collega’s of dierbaren). Aan hen je kwetsbaarheid durven tonen en ook hen vragen laten stellen.
Afleiding kan je helpen om tot rust te komen. Misschien helpt sporten, erover praten, puzzelen, een keer flink boos worden of noem het maar op. Op deze manier kun je ook ventileren en iets anders voelen dan de heftigheid. En stapje voor stapje de situatie ergens een plekje geven. Ja een ‘plekje geven’, niet ‘afsluiten’, want daar geloof ik niet in. Dat lijkt net alsof je het achter slot en grendel stopt, alsof het nooit gebeurd is en je er nooit meer iets over mag voelen of denken. Een plekje geven is dat je leert accepteren dat het gebeurt is, dat het (soms) nog wel pijn doet en dat het mogelijk nog even boven komt drijven. Dat je de pijn nog wel eens voelt, maar dat dat dan ook goed is, dat je dat toelaat.
Maar doen verpleegkundigen dit?
In mijn werk als verpleegkundige heb ik ervaren dat je moet schakelen. Je vliegt als het ware van de ene naar de andere patiënt. En je hebt er meestal minstens zes! Hoe moeilijk is het dan om in iedere, afzonderlijke, situatie heel bewust met het afstand en nabijheiddilemma om te gaan? Ik denk dat veel verpleegkundigen hierin een grens voor zichzelf trekken. Ze kampen met veel patiënten, een hoge werkdruk en een hele waslijst aan klusjes die zij moeten doen in hun dienst. Je moet haast wel alleen het noodzakelijke doen. Waar is de tijd dan om helemaal in het gevoel van de patiënt te gaan zitten. En kan een verpleegkundige dat aan, om zo snel te schakelen en van alle patiënten ‘echt’ iets te voelen? Hieronder zal ik een praktijkvoorbeeld proberen te schetsen.
Vandaag sta je op de afdeling neurologie op een zaal met vier patiënten en op twee één persoonskamers. Aan het begin van de dienst doe je een rondje langs je patiënten.
Patiënt 1: Een 42 jarige meneer. Dhr. heeft vandaag een slechtnieuws gesprek gehad, een hersentumor in een vergevorderd stadium. Dhr. gaat zo snel mogelijk met ontslag, dhr. is immers uitbehandeld. Je praat met dhr. en merkt dat hij vrij luchtig doet over het nieuws. Misschien wil hij er niet al teveel op in wil gaan. Misschien is het nieuws nog niet echt geland. Wat doe je? Ga je nu naar de volgende patiënt of wil je toch dichtbij staan en ga je doorvragen?
Waarschijnlijk als je voor dat laatste kiest zal je je op dat moment afvragen wat deze meneer nou echt voelt, hoe hij het laatste stukje van zijn leven in gaat vullen, hoelang het nog gaat duren en hoe heftig dit voor zijn gezin moet zijn. Wat een pijn dit zal doen.
Als je verder gaat zal je hier waarschijnlijk niet al teveel over nadenken.
Patiënt 2: Mevrouw van 35. Mw. zegt dat het goed gaat en dat ze naar huis wil. Je merkt dat ze wat onrustig overkomt. Je hebt het idee dat er wat speelt en vraagt hierna. Mevrouw wordt emotioneel en vertelt dat er veel spanningen zijn in haar thuissituatie. Ze voelt zich nu machteloos omdat ze niets kan doen. Wat doe je nu? Je vraag aan mw. of ze behoefte heeft aan maatschappelijk werk o.i.d.
Als je direct al was doorgelopen had je dit niet geweten, maar nu je dit weet kun je ook voor jezelf een grens stellen. Wat zal je doen? Als je nu met mevrouw gaat meevoelen, zal je haar angst en onmacht voelen. Mij doet dit denken aan een persoonlijke ervaring, waar ik niet graag aan terug denk.
Patiënt 3 en 4: Deze patiënten mogen beiden na een heftige opname eindelijk met ontslag. Je bent vast blij voor hen!
Patiënt 5: Meneer van 56 jaar. Dhr. heeft een herseninfarct gehad en heeft uitval in zijn rechterarm en been. Het herstel gaat tot nu toe niet erg voorspoedig. Je weet dat dhr. een eigen bedrijf heeft, fikse werkweken maakte en er een ongezonde levensstijl op nahield. Dhr. was erg optimistisch en leek in eerste instantie de ernst van de situatie niet in te zien. Je merkt dat dhr. nu in zichzelf gekeerd is en je vraagt je af of het besef begint te komen dat zijn leven nooit meer zo zal zijn als het was, dat hij flink in moet leveren, aangezien zijn hersenen een fikse schade opgelopen hebben.
Wat doe je? Ga je hierover in gesprek met hem? Als je door zal vragen, dan ga je ook meevoelen en nadenken over zijn situatie. Want wat erg eigenlijk voor zo’n jonge meneer, die altijd zelfstandig geweest is, zijn hele leven lang hard gewerkt heeft en nu ineens ‘niets’ meer kan. Dat moet toch echt heel erg pijn doen.
Patiënt 6: Een oudere dame. Mevrouw gaat met ontslag naar een verpleeghuis om te revalideren. Mw. ziet hier erg tegenop. Ze is daar al eerder geweest en vond het vreselijk daar. Bovendien denkt ze dat haar kinderen haar in een verzorgingshuis willen stoppen. Mw. wil zo vreselijk graag naar haar eigen huis waar ze is geboren en getogen.
Wat ga je doen? Waarschijnlijk vind je het sneu voor haar en kun je je haar angst en woede voorstellen. Aan de andere kant heb je misschien ook het beste met haar voor en vraag je je af hoeverre het voor haarzelf veilig is om op den duur weer thuis te gaan wonen. Tja en daar kun je nu nog niets over zeggen natuurlijk.
Dan op naar de één persoon kamers. Op de eerste ligt een man met heel veel pijn. De situatie is haast onhoudbaar voor dhr. Dhr. weet niet waar hij het zoeken moet. Echter zit hij op de max van de pijnmedicatie. De artsen weten niet goed wat ze nu nog in kunnen zetten. Wat voel je nu? Machteloos?
Op de tweede kamer ligt een terminale meneer. Familie is aanwezig en verwacht wordt dat meneer ieder moment kan sterven. Je komt regelmatig even langs om te kijken of je iets kunt doen. Dit verschilt altijd weer. De ene familie leunt erg op je en wil van alles weten of wil met je praten, terwijl een andere familie wil dat je af en toe om het hoekje komt kijken en dat je hen verder met rust laat. Dat moet je aanvoelen en respecteren.
Maar hoe moeilijk is het dit allemaal nou. Je hebt acht verschillende situaties, hoe kun je hierin nou staande houden? Je moet de hele tijd schakelen. Je gaat van de patiënt die aan het sterven is, naar de patiënt die een slecht nieuwsgesprek gehad heeft, je beseft je ineens dat dat hem in grote lijnen ook te wachten staat, hoe confronterend is dat! En vervolgens dwarrel je naar de patiënt die morgen naar huis mag, joepie!! Dat is toch hartstikke moeilijk om bij iedere patiënt dichtbij te gaan staan, mee te gaan voelen en je te laten raken? En dan ook nog zo snel schakelen! Dat kan toch haast niet? Momenteel werk ik op een andere manier als hulpverlener en ik merk dat het ‘makkelijker’ is om met afstand en nabijheid om te gaan. Goed de situaties zijn vaak net zo heftig, maar door individuele gesprekken te voeren kan ik tussen de gesprekken door ventileren, even tijd voor mijzelf nemen. Tijdens mijn dienst als verpleegkundige had ik daar niet echt tijd voor, hooguit in de twee pauzes.
Ik denk dat daarom verpleegkundigen een grens trekken in hoeverre ze meegaan in het verhaal en beleving van de patiënten. Om de heftigheid voor jezelf wat te temperen. Een middel dat veel verpleegkundigen hierbij gebruiken is relativeren. Dat heb ik tijdens mijn stages heel rap overgenomen van mijn collega’s en heeft ervoor gezorgd dat ik het werk emotioneel gezien een stuk minder zwaar werd. Maar goed is een verpleegkundige die op deze manier werkt nou wel professioneel, behoort het dichtbij staan wel of niet bij de primaire taak van de verpleegkundige? Is dat niet meer wat voor een maatschappelijk werker, psycholoog of geestelijk verzorger? Een patiënt kan juist een sterke vertrouwensband met een verpleegkundige opbouwen, waardoor een gesprek met bijvoorbeeld een geestelijk verzorger een stuk minder open kan zijn.
Ik twijfel over mijn vraag. Aan de ene kant vind ik dat veel verpleegkundigen wel wat meer lef mogen tonen daarin, aan de andere kant denk ik dat dat haast geen doen is.