Een lichtkrant achter de ramen mag dus niet kijk maar naar de voertuigregelement zie onderstaande wetsartikel
Het volgende wetsartikel is van toepassing
zie VR Artikel 5.2.64
2. Personenauto's mogen, met uitzondering van de richtingaanwijzers en de waarschuwingsknipperlichten, niet zijn voorzien van knipperende verlichting.
Personenauto's mogen, onverminderd het in de artikelen 29 en 30 van het RVV 1990 bepaalde inzake zwaai- en knipperlichten, niet zijn voorzien van meer lichten en retroreflecterende voorzieningen dan in de artikelen 5.2.51 en 5.2.57 is voorgeschreven of toegestaan.
5.2.51:
Personenauto's moeten zijn voorzien van:
a. twee of vier grote lichten;
b. twee dimlichten;
c. twee stadslichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier stadslichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;
d. twee richtingaanwijzers aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, dan wel één richtingaanwijzer aan elke zijkant indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen; het licht van de richtingaanwijzers van personenauto's die na 30 juni 1967 in gebruik zijn genomen moet knipperen;
e. waarschuwingsknipperlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;
f. één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen. Voor voertuigen die voor 1 januari 1998 in gebruik zijn genomen worden de richtingaanwijzers aan de voorzijde van het voertuig beschouwd als zijrichtingaanwijzers indien het uitgestraalde licht hiervan duidelijk te zien is vanuit een punt gelegen op 6,00 m achter de voorzijde van het voertuig en 1,00 m zijwaarts;
g. twee achterlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel twee of vier achterlichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;
h. twee remlichten indien het voertuig na 30 juni 1967 in gebruik is genomen, dan wel één of twee remlichten indien het voertuig vóór 1 juli 1967 in gebruik is genomen;
i. een installatie ter verlichting van de aan de achterzijde van het voertuig aangebrachte kentekenplaat;
j. twee niet-driehoekige rode retroreflectoren aan de achterzijde van het voertuig;
k. een of twee mistlichten aan de achterzijde van het voertuig indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen; in het geval van één mistlicht moet dit zich bevinden in of links van het middenlangsvlak van het voertuig;
l. een of twee achteruitrijlichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen;
m. twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en breder is dan 2,10 m, dan wel voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen en breder is dan 2,60 m;
n. zijmarkeringslichten indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;
o. ten minste twee ambergele retroreflectoren aan elke zijkant van het voertuig, indien het voertuig na 31 december 1997 in gebruik is genomen en langer is dan 6,00 m;
p. een derde remlicht indien het voertuig in gebruik is genomen na 30 september 2001, aangebracht zodanig dat:
1º. het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het middenlangsvlak van het voertuig of op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en
2º. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in onderdeel h.
5.2.57:
1. Personenauto's mogen zijn voorzien van:
a. twee mistlichten aan de voorzijde van het voertuig;
b. parkeerlichten indien het voertuig niet langer is dan 6,00 m en niet breder dan 2,00 m;
c. twee extra richtingaanwijzers en waarschuwingsknipperlichten aan de achterzijde van het voertuig;
d. één zijrichtingaanwijzer aan elke zijkant van het voertuig indien het voertuig voor 1 januari 1998 in gebruik is genomen;
e. ambergele retroreflectoren aan de zijkanten van het voertuig, indien deze retroreflectoren niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn;
f. twee witte retroreflectoren aan de voorzijde van het voertuig;
g. twee markeringslichten aan de voorzijde en twee aan de achterzijde van het voertuig, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn en het voertuig breder is dan 1,80 m;
h. zijmarkeringslichten, indien deze lichten niet reeds ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn, aangebracht overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde eisen;
i. een richtlicht;
j. een bermlicht aan de voorzijde van het voertuig;
k. werklichten;
l. een derde remlicht, indien het voertuig in gebruik is genomen voor 1 oktober 2001, aangebracht zodanig dat:
1º. het midden van het lichtdoorlatende gedeelte zich bevindt in het middenlangsvlak van het voertuig of op een afstand van ten hoogste 0,15 m vanaf het middenlangsvlak, en
2º. de onderzijde van het lichtdoorlatende gedeelte hoger ligt dan de bovenzijde van de remlichten, bedoeld in artikel 5.2.51, onderdeel h;
m. twee dagrijlichten;
n. een markering aan de achterzijde van het voertuig bestaande uit een rechthoekig bord dan wel uit een set van twee of vier rechthoekige borden, welke zijn voorzien van rood fluorescerende parallel lopende diagonale strepen, indien de toegestane maximum massa van het voertuig meer bedraagt dan 3500 kg;
o. inwendig verlichte transparanten die voor het overige verkeer bij regeling van Onze Minister vast te stellen informatie over het gebruik of de bestemming van het voertuig bieden. De verlichting moet afzonderlijk zijn geschakeld en mag naar achteren niet rood stralen. Bij regeling van Onze Minister worden nadere eisen vastgesteld ten aanzien van de uitvoering van de transparanten en de plaats waar zij op of aan het voertuig zijn aangebracht.
2. Lichten die ingevolge artikel 5.2.51 verplicht zijn gesteld voor voertuigen die na een in dat artikel genoemd tijdstip in gebruik zijn genomen, mogen zijn aangebracht op voertuigen die voor of op dat tijdstip in gebruik zijn genomen mits wordt voldaan aan de in artikel 5.2.53 met betrekking tot die lichten, met uitzondering van markeringslichten en zijmarkeringslichten, gestelde eisen. Markeringslichten en zijmarkeringslichten moeten alsdan voldoen aan het bepaalde in de onderdelen g onderscheidenlijk h van het eerste lid.
3. Personenauto's mogen zijn voorzien van extra witte retroreflecterende voorzieningen aan de voorzijde, extra niet-driehoekige rode aan de achterzijde en extra ambergele aan de zijkanten van het voertuig.
Gr Theo