DE DUUR VAN HET GEBRUIK VAN OPTISCHE EN GELUIDSSIGNALEN
De optische en geluidssignalen worden alleen gevoerd als dit leidt tot een veiliger verkeerssituatie en/of een kortere rijtijd van het uitrukkende voertuig.
Wanneer besloten wordt om het blauwe zwaailicht en de tweetonige hoorn te voeren (en dat kan alleen bij "prioriteit 1"), dan worden deze signalen vanaf dat moment in principe de gehele rit gevoerd.
Voorrangsvoertuigen hebben geen recht om voorrang te nemen.
Het overige verkeer moet hen voorrang geven !
Wanneer een brandweervoertuig tijdens de deelname aan het verkeer gebruik gaat maken van de bovengenoemde optische en geluidssignalen, gebeurt het inschakelen op een zodanige wijze dat dit geen schrikreacties oproept bij de bestuurders van voertuigen vlakbij.
Bij het naderen van kruisingen of splitsingen van wegen, gebeurt het inschakelen minimaal 100 meter voor de kruising of splitsing.
Wanneer een brandweervoertuig tijdens de deelname aan het verkeer wil stoppen met het voeren van de signalen, dan dient dit op een zodanige wijze te gebeuren dat hierdoor geen onduidelijkheid voor het overige verkeer wordt geschapen (dus bv. niet vlak voor of na een kruising).