Verschoningsrecht staat hier buiten. Dat gaat over het afleggen van verklaringen. Zie daarvoor artikel 218 (en 219) van het Wetboek van Strafvordering.
Artikel 165 lid 2 b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
Artikel 165
1. Een ieder, daartoe op wettige wijze opgeroepen, is verplicht getuigenis af te leggen.
2. Van deze verplichting kunnen zich verschonen:
a. de echtgenoot en de vroegere echtgenoot dan wel de geregistreerde partner en de vroegere geregistreerde partner van een partij, de bloed- of aanverwanten van een partij of van de echtgenoot of van de geregistreerde partner van een partij, tot de tweede graad ingesloten, een en ander tenzij de partij in hoedanigheid optreedt;
b. zij die tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd.
Voor een geslaagd beroep op het verschoningsrecht is in de eerste plaats vereist dat een geheimhoudingsplicht bestaat. Namens de getuigen is gesteld dat zij allebei BIG-geregistreerd zijn en dat zij op grond van artikel 88 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de Wet BIG) verplicht zijn tot geheimhouding van datgene wat hen in de uitoefening van hun beroep is toevertrouwd. Namens verzoekers is hier tegenin gebracht dat reeds omdat de betreffende BIG-registraties niet zijn overgelegd, aan de getuigen geen beroep op het bepaalde in artikel 88 Wet BIG toekomt.
1.6
In artikel 88 Wet BIG is bepaald dat de arts verplicht is geheimhouding in acht te nemen ten opzichte van al datgene wat hem bij het uitoefenen van zijn beroep op het gebied van de individuele gezondheidszorg als geheim is toevertrouwd of wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of wat daarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijk karakter moest begrijpen. Uit de wetgeschiedenis volgt dat dit artikel zich niet slechts richt tot de beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in een bepaald register, maar ook tot de niet geregistreerde beroepsbeoefenaren (Kamerstukken II 1985-1986, 19522, nr. 3, p.l 145). De BIG-registratie is dus niet doorslaggevend voor het bestaan van een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 88 Wet BIG. Niet in geschil is dat de getuigen hun beroep uitoefenen op het gebied van de individuele gezondheidszorg in de zin van artikel 88 Wet BIG. De in deze bepaling neergelegde geheimhoudingsplicht geldt dus voor hen en zij kunnen daar het verschoningsrecht aan ontlenen.
Los van het voorgaande geldt voor de psychiater dat de behandelend arts, naar de Hoge Raad sinds lang aanneemt - zie het arrest HR 21 april 1913, NJ 1913, p. 958 - behoort tot de geheimhouders aan wie verschoningsrecht toekomt en dat - zie het arrest HR 23 november 1990, NJ 1991, 761 - aan een verpleger, overeenkomstig hetgeen voor de arts geldt, in beginsel het recht toekomt zich van de verplichting getuigenis af te leggen te verschonen met betrekking tot al hetgeen hem in zijn hoedanigheid van verpleger is toevertrouwd.
1.7
Naar de Hoge Raad reeds lang aanneemt - zie het eerder aangehaalde arrest uit 1913 - geldt als hetgeen de arts in zijn hoedanigheid is toevertrouwd hetgeen de arts bij de behandeling te weten is gekomen door mededelingen van de patiënt zelf, door te zijnen behoeve gedane mededelingen en door eigen onderzoek en valt datgene waar de patiënt voor is behandelend en de wijze waarop dat is gebeurd binnen de reikwijdte van het verschoningsrecht. Dit is ook de reikwijdte van het verschoningsrecht van de verpleegkundige.
2 De beslissing
De rechter-commissaris,
- bepaalt dat de getuigen zich kunnen beroepen op het in artikel 165, lid 2, aanhef onder b, Rv bedoelde verschoningsrecht ten aanzien van de bewijsthema’s waar zij over moeten worden gehoord;
ECLI:NL:RBDHA:2013:18017