Je moet bewijzen dat de verdachte opzet heeft op het doden van het slachtoffer. Hij zal 'm niet willens en wetens hebben willen doden, althans dat blijkt niet. Dan moet het over de band van het voorwaardelijk opzet. Dat betekent dat hij bewust de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer als gevolg van de klap zou komen te overlijden, moet hebben aanvaard.
Dan moet je allereerst vaststellen dat er een aanmerkelijke kans is dat iemand door één klap overlijdt. In de jurisprudentie wordt dat vrijwel nooit aangenomen en daarom zou reeds geen sprake zijn van voorwaardelijk opzet (de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is bij één klap al regelmatig punt van discussie en wordt niet altijd aangenomen).
Stel dat die aanmerkelijke kans er wel zou zijn, dan zou je moeten vaststellen dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard. Dat kan je in dit geval niet halen uit de uiterlijke verschijningsvorm (het geven van één klap is niet zozeer gericht op het doden van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard). Dan komt het neer op bijvoorbeeld de vraag of de verdachte het slachtoffer heeft willen doden en de vraag of hij heeft stilgestaan bij de mogelijkheid dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Dat wordt in de jurisprudentie vrijwel nooit aangenomen bij één klap (voor zover men al tot de aanmerkelijke kans komt).
In situaties als deze komt men als het slachtoffer wel overlijdt daarom in veel gevallen tot een bewezenverklaring van (zware) mishandeling, de dood ten gevolge hebbend. Dan is voor een bewezenverklaring namelijk niet nodig dat de verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer.