Ambulancepersoneel luidt noodklok en eist vertrek directie
Is de huidige directie nog steeds dezelfde als op 26 november 2013 en op 4 maart 2014?
Topictitel kan ook aangepast worden; Kwaliteit ambulancezorg in Amsterdam is ver onder de maat volgens
abvakabo toezichthouder IGZ.
Gebleken is dat het risico voor de patiënt op onverantwoorde zorg, ondanks eerder besproken maatregelen met de inspectie, nog steeds hoog is gezien de door de inspectie geconstateerde tekortkomingen.
Op grond van de door de inspectie vastgestelde feiten en omstandigheden en uw bevestiging daarvan concludeer ik dat door Ambulance Amsterdam B.V. in de hoedanigheid van Regionale Ambulancevoorziening voor de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland momenteel geen verantwoorde zorg in de zin van de artikelen 2, 3 en 4 van de Kwaliteitswet zorginstellingen wordt verleend.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
namens deze,
de directeur Curatieve Zorg
Ambulance Amsterdam B.V. dient uiterlijk op 1 april 2016
ten minste te voldoen aan:
Kwaliteitswet Zorginstellingen;Voldoen aan de randvoorwaarden voor het verlenen van verantwoorde zorg c.q.de artikelen 2, 3 en 4 van de Kwaliteitswet zorginstellingen (na 1 januari 2016: de artikelen 2, 3 en 7 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg).Artikel 2
1. De zorgaanbieder biedt verantwoorde zorg aan. Onder verantwoorde zorg wordt verstaan zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt.
2. Personen die de zorg verlenen handelen in overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hen geldende professionele standaard, waaronder de overeenkomstig artikel 66b van de Zorgverzekeringswet in het openbaar register opgenomen voor hen geldende professionele standaard.
Artikel 3
De zorgaanbieder organiseert de zorgverlening op zodanige wijze, voorziet de instelling zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, en draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot een verantwoorde zorg. Hierbij betrekt hij de resultaten van overleg tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en patiënten/consumentenorganisaties. Voor zover het betreft zorgverlening die verblijf van de patiënt of cliënt in de instelling gedurende tenminste het etmaal met zich brengt, draagt de zorgaanbieder er tevens zorg voor dat in de instelling geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de patiënten of cliënten.
Artikel 4
1. Het uitvoeren van artikel 3 omvat mede de systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit van de zorg.
2. Ter uitvoering van het eerste lid draagt de zorgaanbieder, afgestemd op de aard en omvang van de instelling, zorg voor:
a. het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit van de zorg;
b. het op een zodanige wijze registeren en verzamelen van de gegevens, bedoeld onder a, dat de gegevens voor eenieder vergelijkbaar zijn met gegevens van andere zorgaanbieders van dezelfde categorie;
c. het aan de hand van de gegevens, bedoeld onder a, op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van uitvoering van artikel 3 leidt tot een verantwoorde zorgverlening;
d. het op basis van de uitkomst van de toetsing, bedoeld onder c, zonodig veranderen van de wijze waarop artikel 3 wordt uitgevoerd.
Zorgverzekeringswet;Artikel 66b
1. Het Zorginstituut houdt een openbaar register bij waarin op voordracht van organisaties van cliënten, zorgaanbieders en zorgverzekeraars gezamenlijk dan wel van de Adviescommissie Kwaliteit een professionele standaard of een meetinstrument wordt opgenomen.
2. Het Zorginstituut stelt een beleidsregel vast op basis waarvan wordt beoordeeld of een professionele standaard kan worden aangemerkt als een verantwoorde beschrijving van de kwaliteit van een specifiek zorgproces en een meetinstrument kan worden aangemerkt als een verantwoord middel om te meten of goede zorg is geleverd.
3. Het Zorginstituut neemt een overeenkomstig het eerste lid voorgedragen professionele standaard of meetinstrument niet op in het openbaar register indien deze niet voldoet aan de beleidsregel, bedoeld in het tweede lid.
Hygiënerichtlijnen voor de ambulancediensten, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM);Voldoen aan de vereisten aangaande vaccinatie voor allemedewerkers werkzaam op een ambulance, zoals benoemd in Hygiëne richtlijnen voor de ambulancediensten, paragraaf 3.43.4 Vaccinatie
Alle medewerkers werkzaam op een ambulance zijn gevaccineerd tegen DKTP, bof, mazelen en rode hond. Na tien jaar moet er revaccinatie plaatsvinden met DTP. Als medewerker werkzaam op de ambulance loopt men het risico om in aanraking te komen met bloed of andere lichaamsvloeistoffen waar sporen van bloed in kunnen voorkomen.
Alle medewerkers werkzaam op een ambulance zijn gevaccineerd tegen hepatitis B. De serostatus is gecontroleerd en vastgelegd in het personeelsdossier. Als de vaccinatie heeft geleid tot onvoldoende bescherming of de betrokkene hepatitis B drager blijkt te zijn wordt via de bedrijfsarts contact opgenomen met de landelijke Commissie Preventie Iatrogene Hepatitis B. De ambulancemedewerker behoort tot de risicovormende gezondheidsmedewerkers. Zie de landelijke richtlijn Preventie iatrogene Hepatitis B van het CIb.
Indien een medewerker niet gevaccineerd is moet deze contact opnemen met de bedrijfsarts.
Beschikken over één of meerdere desinfectiemiddelen met voldoende toepassingsgebied, zoals bedoeld in de Hygiëne richtlijnenvoor de ambulancediensten, paragraaf 6.46.4 Desinfectiemateriaal
In Nederland mag in de gezondheidszorg alleen gebruik worden gemaakt van wettelijk toegelaten middelen voor desinfectie. Een middel moet een CE merk hebben indien het wordt gebruikt voor een specifiek medisch hulpmiddel. Het hoort dan als het ware bij dat specifieke medische hulpmiddel. Indien het desinfectiemiddel wordt gebruikt voor oppervlakte desinfectie zoals voor vloeren, meubilair etcetera dan moet het zijn getest door het College Toelating Bestrijdingsmiddelen, het CTB in Wageningen en na toelating op de Nederlandse markt heeft het een N-nummer. Andere middelen mogen in de gezondheidszorg niet worden gebruikt.
Gebruik voor de desinfectie van een specifiek medisch hulpmiddel alleen middelen die zijn voorzien van een CE merk. Gebruik voor desinfectie van vloeren, materialen en andere oppervlakken alleen middelen die zijn toegelaten door het CTB en zijn voorzien van een N-nummer. Alcohol beschikt als enige desinfectiemiddel niet over een N-nummer. Alcohol is één van de weinige desinfectiemiddelen die, na gebruik, geen potentieel toxisch residu achterlaat; afspoelen na desinfectie is dan ook niet nodig.
Dit beleid heeft ertoe geleid dat voor oppervlakte-desinfectie in Nederland alleen gebruik kan worden gemaakt van chloor 250 ppm van chloor 1000 ppm en van alcohol 70%. Chloor 250 ppm wordt gebruikt bij besmettingen die veroorzaakt worden door bacteriën en sommige virussen. Indien er bloed is gemorst dan moet 1000 ppm worden gebruikt omdat de virussen die mogelijk in het bloed aanwezig kunnen zijn zoals het hepatitis B, hepatitis C virus en het HIV niet door 250 ppm chloor worden geïnactiveerd. Bij bloed kan ook gebruik worden gemaakt van alcohol 70%. Maar dat laatste mag vanwege het brandgevaar alleen gebruikt worden op kleine oppervlakken die niet groter zijn dan een halve vierkante meter. Voor desinfectie moet altijd eerst worden gereinigd omdat resten organisch materiaal de werkzaamheid van desinfectantia verminderen. Een desinfectans werkt sneller en beter naarmate het te desinfecteren oppervlak schoon is.
Te voldoen aan de Hygiënerichtlijnen voor de ambulancediensten, paragraaf 2.32.3 Persoonlijke verzorging medewerkers
Houd de nagels kort en schoon, geen nagellak of kunstnagels. Motivatie: Medewerkers die kunstnagels dragen, hebben vaker grotere aantallen pathogene micro-organismen op de handen dan medewerkers zonder kunstnagels. Kunstnagels en lange nagels belemmeren een goede handhygiëne waardoor na gebruik van handdesinfectans of wassen van de handen met water en zeep nog microorganismen op de handen aanwezig kunnen zijn. Meerdere uitbraken van zorginfecties zijn toegeschreven aan medewerkers die kunstnagels droegen.
Nagellak kan gaan afbladderen waardoor de nagellak niet meer intact is en microorganismen achter kunnen blijven op de nagels.
Zorg dat de haren schoon en verzorgd zijn. Lang haar wordt opgestoken of bijeengebonden.
Zorg dat baarden en snorren kort en goed verzorgd zijn.
Draag geen hand- en polssieraden bij de werkzaamheden. Ook gladde ringen zoals trouwringen zijn niet toegestaan.
Een polshorloge wordt als uitzondering toegestaan omdat de ambulancemedewerkers tijdens het onderzoek en hulpverlening regelmatig gebruik maken van hun polshorloge.
Zorg dat het polshorloge goed te reinigen en te desinfecteren is.
Draag in plaats van een polshorloge een cliphorloge welke op de werkkleding geklemd/geplakt kan worden.
Het dragen van piercingsieraden is toegestaan, mits deze de hygiëne niet in de weg staan en/of in contact kunnen komen met de patiënten. Het dragen van piercingsieraden, m.u.v. oorknopjes wordt echter in verband met de veiligheid afgeraden. Het risico bestaat dat de cliënt aan het piercingsieraad trekt waarbij beschadiging van de huid kan optreden.
Gebruik papieren zakdoekjes en gooi deze na eenmalig gebruik weg.
Zorg dat er niet gegeten en gedronken wordt in het patiëntgedeelte van de ambulance.
2.3.1 Persoonlijke voorwerpen
Zorg dat persoonlijke voorwerpen die niet in direct contact staan met patiënten, zoals mobiele telefoons en PDA’s, alleen worden gebruikt nadat handhygiëne is
toegepast.
Werken in de omgang met bloed conform Hygiëne richtlijnen voor de ambulancediensten, paragraaf 3.13.1 Omgaan met bloed
Bloed, met bloed besmeurde voorwerpen en met bloed vermengde lichaamsvloeistoffen (o.a. urine, feces, sputum) moeten als besmet worden beschouwd. Bij de omgang met bloed moet een aantal regels in acht worden genomen ter preventie van overdracht van via bloed overdraagbare ziekten (hiv, hepatitis B en C).
Zorg dat alle te gebruiken materialen binnen handbereik zijn.
Draag bij werkzaamheden waarbij direct contact met bloed kan plaatsvinden handschoenen.
Deponeer gebruikte naalden direct na gebruik in de daarvoor bestemde UN gekeurde naaldcontainer en steek deze niet terug in het beschermhoesje. Zorg dat de container niet boven de vullijn wordt gevuld.
Verwijder direct na het beëindigen van de werkzaamheden de besmet geraakte kleding of linnengoed, trek de handschoenen uit en pas handhygiëne toe.
Trek bij het opruimen van gemorst bloed handschoenen aan en reinig eerst de plek met een wegwerpdoek en desinfecteer de plek vervolgens. Zie ook hoofdstuk 6.
Pas handhygiëne toe na beëindiging van de handelingen.
Vervang de naaldcontainer indien de vullijn is bereikt.
Zorg voor een kleine naaldcontainer die niet om kan vallen tijdens slechte weersomstandigheden.
Voldoende faciliteiten te bieden zoals kranen met elleboog- of voetbediening (handsfree) in ruimtes waar met patiëntmateriaal wordt gewerkt, conform de Hygiënerichtlijnen voor de ambulancediensten, paragraaf 2.22.2 Wanneer is een goede handhygiëne van belang?
Pas handhygiëne toe op de volgende momenten:
• voor aanvang van de werkzaamheden en na pauzes;
• na hoesten, niezen en snuiten van de neus;
• na toiletgebruik;
• voor en na roken;
• voor en na contact met voedsel.
Pas handhygiëne toe bij het uitvoeren van verzorgende handelingen bij patiënten. Doe dit in ieder geval op de volgende momenten:
• na lichamelijk onderzoek;
• vóór en na kleine ingrepen;
• vóór en na wondbehandeling of –verzorging;
• na contact met lichaamsvloeistoffen of uitscheidingsproducten (feces, urine, bloed en wondvocht);
• na verpleegkundige handelingen;
• ook in een gezondheidsinstelling als de patiënt/cliënt daar wordt opgenomen;
• na het uittrekken van handschoenen.
Motivatie:
Bij het uittrekken van de handschoenen kunnen de handen worden besmet door de vuile buitenzijde van de handschoenen.
2.2.1 Wondjes aan de handen
Indien er wondjes aan de handen zijn, moeten deze worden beschermd om besmetting te voorkomen. Dek wondjes aan de handen af met een vochtwerende pleister.
2.2.2 Techniek handreiniging
Was de handen volgens de onderstaande instructie:
• Maak de handen goed nat onder de kraan en voorzie ze vervolgens van een laagje vloeibare zeep uit de dispenser.
• Wrijf de handen gedurende 10 seconden goed over elkaar, waarbij de vingertoppen, duimen en gebieden tussen de vingers en de polsen goed moeten worden ingewreven.
• Spoel de handen goed af.
• Sluit de kraan met de elleboog- of voetbediening indien de kraan wordt gebruikt in een patiëntenruimte of in een ruimte waar met patiëntenmateriaal wordt gewerkt. In alle andere niet patiëntgebonden ruimten volstaat het gebruik van een gewone mengkraan
• Droog de handen goed af met een schone doek of eenmalige handdoekjes.
Vergeet hierbij niet de polsen en de huid tussen de vingers te drogen.
Aantoonbaar voldoende frequentie toepassen in het reinigen van ambulances, in overeenstemming met de Hygiënerichtlijnen voor de ambulancediensten, paragraaf 6.36.3 Frequentie van het reinigen van de ambulance
De reinigingsfrequentie van de ambulance of van onderdelen uit de ambulance verschilt:
- na iedere rit: alle contactpunten reinigen zoals handvatten en de monitor;
- één keer per week: de ambulance leeghalen en alle oppervlakten reinigen;
- periodiek: groot onderhoud, inclusief de inhoud van de kasten en het instrumentarium. Hoe vaak dit groot onderhoud plaatsvindt is afhankelijk van de intensiteit van het gebruik van de ambulance.
Nota Verantwoorde Ambulancezorg, Ambulancezorg Nederland (AZN);Voldoende waarborgen creëren voor de kwaliteit van de te gebruiken (verbruiks)materialen, specifiek zijnde een adequaat kwaliteitssysteem voor de bewaking op expiratiedatum van materialen op alle voertuigen die ingezet kunnen worden voor de ambulancezorg en op alle standplaatsen, zoals bedoeld in de Nota Verantwoorde Ambulancezorg, paragraaf 6.5.
Voldoende waarborgen creëren voor de kwaliteit van te gebruiken materialen/medische hulpmiddelen, specifieke zijnde een adequaat kwaliteitssysteem voor het periodiek onderhoud van medische hulpmiddelen in overeenstemming de richtlijnen van de fabrikant en vigerende wetgeving, zoals bedoeld in de Nota Verantwoorde Ambulancezorg, paragraaf 6.5.6.5 Kwalitatief hoogwaardig en functioneel materieel
Ambulancezorg wordt geleverd met kwalitatief hoogwaardig en functioneel materieel. Het gaat hierbij om de volgende materiële voorzieningen:
• materialen en apparatuur ten behoeve van de zorgverlening;
Materialen en apparatuur
De materialen en apparatuur die binnen de ambulancezorg worden gebruikt, zijn doelmatig en doeltreffend en voldoen aan de kwaliteitseisen die hieraan worden gesteld. De materialen en de apparatuur zijn afgestemd op de behoeften van de patiënt, op de geldende protocollen en voldoen aan relevante wet- en regelgeving.