Snel hulp met soloambulance
UTRECHT- Snellere noodhulp door meer ambulances op de weg. Dat is het idee achter de vijf nieuwe soloambulances die ambulancedienst Ravu vanaf deze maand de weg op stuurt in de provincie Utrecht.
De soloambulance, die bemand wordt door één persoon, heeft praktisch dezelfde uitrusting als een gewone ambulance, alleen de brancard ontbreekt. De verpleegkundige rijdt zelf, indien nodig met sirene en zwaailicht. Het gaat volgens de Ravu om een primeur voor Nederland.
,,Voor hetzelfde geld als voor een gewone ambulance met een tweemansbemanning, laten we nu twee soloambulances rijden. Dat is het voordeel, want daardoor ben je sneller ter plekke,’’ zegt directeur J. Versluis van de Ravu.
Dat de soloambulance geen patiënten kan vervoeren, is van minder belang. ,,Het is niet het vervoer naar het ziekenhuis dat levensreddend is, maar de behandeling ter plaatse. Neem een hartstilstand. Elke minuut vertraging doet de levensverwachting met tien procent dalen,’’ aldus de directeur. Bij elke uitruk van een soloambulance komt zo nodig ook een gewone ambulance naar hetzelfde adres. Die komt alleen voor assistentie en het vervoer van de patiënt. Snelheid is hierbij van minder belang omdat de noodhulp al geboden is.
De soloambulance, ’rapid responder’ genoemd, is een vervolg op de motorambulance, waarmee de Ravu in 2003 is begonnen. Die motoren, met praktisch dezelfde apparatuur als in een gewone ambulance, worden vooral ingezet om in de stad sneller ter plaatse te zijn.
Versluis: ,,In noodsituaties telt elke seconde. In de Utrechtse binnenstad met alle verkeersdrempels en paaltjes is een motor gemiddeld twee minuten sneller, daarbuiten is een motor een minuut sneller.’’
Mede door de motorambulance zijn de aanrijtijden teruggebracht. Werd de wettelijke maximale aanrijtijd van een kwartier in 2000 nog in 11 procent van de gevallen overschreden, in 2005 is dit percentage teruggebracht naar 4,8.
De patiënt is tevreden over de snelheid en de kwaliteit van de hulpverlening, aldus de Ravu.
,,We hebben het onderzocht. Het maakt de patiënt geen verschil of er een ambulance komt of een motorambulance. Die wil zo snel mogelijk hulp, dat is het belangrijkste.’’
De Ravu heeft nu zes motoren. ,,Daarmee zitten we aan het maximum, slechts een beperkte groep ambulanceverpleegkundigen kan op zo’n motor rijden. Maar we kunnen deze werkwijze ook met een gewone auto toepassen,’’ aldus Versluis.