Motoragent levensgevaarlijk gewond bij aanrijding A15 Botlektunnel - Rotterdam 01-10-2015

Auteur Topic: Motoragent levensgevaarlijk gewond bij aanrijding A15 Botlektunnel - Rotterdam 01-10-2015  (gelezen 37887 keer)

0 gebruikers (en 1 gast bekijken dit topic.

DiNozzo

  • Landelijke Eenheid Dienst Infrastructuur
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 8,086

4.5.
Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:

hij op 1 oktober 2015 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, nadat hij, verdachte, van een motoragent, rijdend op een herkenbare dienstmotorfiets, een teken tot volgen had gekregen, de invoeg-/uitvoegstrook van die Rijksweg A15 was opgereden, alwaar op dat moment in file/langzaam rijdend werd gereden, op (zeer) korte afstand achter die motoragent heeft gereden en zonder zich voldoende ervan te hebben vergewist dat de motorrijder zich niet meer (kort) vóór of in de nabijheid van zijn voertuig bevond (gas gevend) tegen de achterzijde van die dienstmotorfiets is aangebotst of aangereden , waardoor die motorrijder ten val is gekomen en door die vrachtwagen werd overreden, als gevolg waarvan die motorrijder, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten armletsel, waardoor gedeeltelijke amputatie noodzakelijk was) is ontstaan.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5 Strafbaarheid feit
Het bewezen feit levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het feit is dus strafbaar.

6 Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.

De verdachte is dus strafbaar.

7 Motivering straffen
7.1.
Algemene motivering


De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd


De verdachte heeft als bestuurder van een vrachtwagencombinbatie aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden, zoals hiervoor in de bewezenverklaring is omschreven, waardoor hij een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De gevolgen van het verkeersongeval zijn zeer ernstig voor het slachtoffer, die als politieambtenaar met zijn werk bezig was. Hij is zwaar gewond geraakt en zal voor de rest van zijn leven zijn rechter arm moeten missen. Uit de slachtofferverklaring die de advocaat van het slachtoffer op de terechtzitting heeft voorgelezen, is duidelijk naar voren gekomen hoezeer dit zowel in praktische als in emotionele zin ingrijpt in het dagelijks leven van het slachtoffer en zijn gezin. Het verdriet dat zij daarvan hebben is invoelbaar. De rechtbank houdt met deze ingrijpende gevolgen rekening bij de strafoplegging, maar is zich ervan bewust dat geen straf ooit helemaal recht kan doen aan het verdriet dat het slachtoffer en zijn naasten is aangedaan.

Tegelijkertijd houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte al bij het eerste verhoor en ook nadien herhaaldelijk heeft aangegeven zich zorgen te maken om het lot van het slachtoffer. De verdachte lijkt zich er terdege van bewust welk leed het slachtoffer is overkomen. Het is duidelijk dat de verdachte hier zelf ook onder lijdt en als gevolg hiervan na het ongeval ook enige weken niet heeft kunnen werken. Daar staat echter wel tegenover dat de verdachte op de terechtzitting onvoldoende heeft getoond dat hij het risicovolle van zin eigen handelen inziet. De rechtbank is er niet gerust op dat de verdachte, zonder stevige stok achter de deur, zijn verkeersgedrag in de toekomst zal aanpassen.

In straf verminderende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte veel negatieve publiciteit over zich heen heeft gekregen. Daarbij is in de eerste publicaties naar buiten gebracht dat de verdachte mogelijk opzettelijk op de motoragent heeft ingereden. De verdachte en zijn familieleden hebben van die berichtgeving vervelende, nadelige gevolgen ondervonden. Het dossier bevat echter geen aanwijzingen dat de verdachte opzettelijk zou hebben gehandeld en dat is de verdachte in deze procedure ook niet verweten.

Voorts is rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak en de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen de berechting plaatsvindt .

7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van

28 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte is al zeer lang beroepschauffeur en dit is, voor zover bekend, de eerste en enige keer dat hij een ongeval heeft veroorzaakt met zulke ernstig gevolgen.

7.4.
Conclusies


Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.

Gezien voornoemde omstandigheden en overeenkomstig de eis van de officier van justitie, zal een taakstraf worden opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe om de ernst van het feit te benadrukken.

Daarnaast is bij feiten als deze een rijontzegging voor lange duur op zijn plaats. Omdat de verdachte voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs, zal de rijontzegging geheel voorwaardelijk worden opgelegd. Dit geeft de verdachte de mogelijkheid om inkomen te (blijven) generen. De voorwaardelijke rijontzegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw zulke risico’s te nemen in het verkeer. Ook de overschrijding van de redelijke termijn van berechting is verdisconteerd in de beslissing om een geheel voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.

Dat de rijontzegging geheel voorwaardelijk wordt opgelegd, wordt gecompenseerd doordat de rechtbank een hogere taakstraf oplegt dan door de officier van justitie geëist.

Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9 Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10 Beslissing
De rechtbank:

verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;

verklaart de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;

stelt als algemene voorwaarde:

-de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek 236 (tweehonderdzesendertig) uren te verrichten taakstraf resteert;

beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 118 (honderdachttien) dagen

ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van

18 (achttien) maanden;


bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;

bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;

stelt als algemene voorwaarde:

- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,

en mrs. K.A. Baggerman en M. Smit, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2018.

De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage I

Tekst gewijzigde tenlastelegging


Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

primair:

hij op of omstreeks 01 oktober 2015 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, nadat hij, verdachte, van een motoragent, rijdend op een herkenbare dienstmotorfiets, een teken tot volgen had gekregen, de invoeg-/uitvoegstrook van die Rijksweg A15 was opgereden, alwaar op dat moment in file/langzaamrijdend werd gereden, op (zeer) korte afstand achter die motoragent heeft gereden en/of zonder zich voldoende ervan te hebben vergewist dat de motorrijder zich niet meer (kort) vóór of in de nabijheid van zijn voertuig bevond (gas gevend) meermalen, althans eenmaal, tegen de achterzijde van die dienstmotorfiets is aangebotst of aangereden en/of (aldus rijdend) niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen of af te remmen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,

waardoor die motorrijder ten val is gekomen en door die vrachtwagen werd overreden,

als gevolg waarvan die motorrijder, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten armletsel, waardoor gedeeltelijke amputatie noodzakelijk was) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

art 6 Wegenverkeerswet 1994

subsidiair:

hij op of omstreeks 01 oktober 2015 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, nadat hij, verdachte, van een motoragent, rijdend op een herkenbare dienstmotorfiets, een teken tot volgen had gekregen, de invoeg-/uitvoegstrook van die Rijksweg A15 was opgereden, alwaar op dat moment in file/langzaamrijdend werd gereden, op (zeer) korte afstand achter die motoragent heeft gereden en/of zonder zich voldoende ervan te hebben vergewist dat de motorrijder zich niet meer (kort) vóór of in de nabijheid van zijn voertuig bevond (gas gevend) meermalen, althans eenmaal, tegen de achterzijde van die dienstmotorfiets is aangebotst of aangereden en/of (aldus rijdend) niet in staat was zijn voertuig tot stilstand te brengen of af te remmen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, waardoor die motorrijder ten val is gekomen en door die vrachtauto werd overreden;

art 5 Wegenverkeerswet 1994

meer subsidiair:

hij op of omstreeks 01 oktober 2015 te Rotterdam als bestuurder van een voertuig (vrachtauto) heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was;

art 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2018:3703
"The question that sometimes drives me hazy: Am I, or the others crazy?" — Albert Einstein


Live

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 65,815
  • pay it forward
    • Hulpverleningsforum
Samen sterk in de hulpverlening!