Arbeidstijdenbesluit Brandweer 1 Juni definitief

Auteur Topic: Arbeidstijdenbesluit Brandweer 1 Juni definitief  (gelezen 71624 keer)

0 gebruikers (en 4 gasten bekijken dit topic.

Shave

  • Beroepsbrandweerman
  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 6,355
Reactie #270 Gepost op: 24 december 2008, 10:32:25
Hoe gaat dit straks met vrijwilligers??? Hoe gaat dit voor beroeps met hun bijbanen?

Zelfstandige worden en jezelf in laten huren of zo............... ;D


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #271 Gepost op: 3 juni 2009, 22:38:16
LJN: BI2231, Gerechtshof 's-Hertogenbosch , HD 103.006.137   Print uitspraak
Datum uitspraak:   07-04-2009
Datum publicatie:   24-04-2009
Rechtsgebied:   Handelszaak
Soort procedure:   Hoger beroep
Inhoudsindicatie:   Pauzeregeling brandweer- en alarmdienst Maastricht Aachen Airport. Vergoeding van pauzetijd als werktijd. Pauzetijd als aanwezigheidsdienst
Uitspraak
typ. KM
zaaknr. HD 103.006.137

ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
derde kamer, van 7 april 2009,
gewezen in de zaak van:

1. [A.],
wonende te [woonplaats],
2. [B.],
wonende te [woonplaats],
3. [C.],
wonende te [woonplaats],
4. [D.],
wonende te [woonplaats],
5. [E.],
wonende te [woonplaats],
6. [F.],
wonende te [woonplaats],
7. [G.],
wonende te [woonplaats],
8. [H.],
wonende te [woonplaats],
9. [I.],
wonende te [woonplaats],
10. [J.],
wonende te [woonplaats],
11. [K.],
wonende te [woonplaats],
12. [L.],
wonende te [woonplaats],
13. [M.],
wonende te [woonplaats],
14. [N.],
wonende te [woonplaats],
[O.], wonende te [woonplaats],
[P.], wonende te [woonplaats],
[Q.], wonende te [woonplaats],
[R.], wonende te [woonplaats],
[S.], wonende te [woonplaats],
appellanten in principaal appel bij exploot van
dagvaarding van 24 januari 2008,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,

tegen:
MAASTRICHT AACHEN AIRPORT B.V.,
gevestigd te Maastricht Aachen Airport, gemeente Beek,
geïntimeerde in principaal appel bij gemeld exploot,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.E. Benner,

op het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht, gewezen vonnis van 25 oktober 2007 tussen principaal appellanten – werknemers - en principaal geïntimeerde - MAA – waarbij de kantonrechter heeft beslist op verzoeken van werknemers en MAA op de voet van artikel 96 Rv.

1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 255214 EJ VERZ 07- 1605)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2. Het geding in hoger beroep

2.1. Bij memorie van grieven hebben werknemers onder overlegging van drie producties zeven grieven aangevoerd, hun verzoek gewijzigd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot toewijzing van hun gewijzigde verzoek.

2.2. Bij memorie van antwoord heeft MAA de grieven bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van het beroepen vonnis voorzover daarin het verzoek van werknemers werd afgewezen, en – naar het hof begrijpt - tot afwijzing van het in hoger beroep gewijzigde verzoek van werknemers.

2.3. Voorts heeft MAA incidenteel appel ingesteld, daarin onder overlegging van producties één grief aangevoerd en geconcludeerd, kort gezegd, tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep voorzover daarin haar verzoek werd afgewezen, en tot alsnog toewijzing van haar verzoek.

2.4. Werknemers hebben in incidenteel appel geantwoord en tevens bij akte zich uitgelaten over de door MAA overgelegde producties.

2.5. Partijen hebben daarna hun standpunten doen bepleiten ter terechtzitting van het hof van 9 februari 2009 waarbij voor werknemers optrad mr. J.R. Berculo en voor MAA mr. J.L.J.E. Koster.
MAA heeft tijdens pleidooi twee producties overgelegd.
Van de gehouden pleidooien zijn voorts pleitnota’s overgelegd.

2.6. Partijen hebben tenslotte de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.

3. De gronden van het hoger beroep

De grieven van werknemers strekken ten betoge dat de kantonrechter hun verzoeken ten onrechte heeft afgewezen.

De grief van MAA strekt ten betoge dat de kantonrechter haar verzoek ten onrechte heeft afgewezen.

4. De beoordeling

in principaal en incidenteel appel

4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Werknemers zijn in dienst van MAA.
Vijf van hen zijn werkzaam als Airport Authority Officers, vier van hen als groepscommandant brandweer (Airport Fire Officers) en de overigen zijn werkzaam als medewerkers Project & Infrastuctuur. Vrijwel allen hebben een dienstverband dat al van vóór 1990 dateert.
Zij werken gemiddeld 38 uur per week in een rooster dat uitgaat van gemiddeld 8 uur werken per dag (sommigen wat meer, anderen wat minder) met een pauze van een half uur.
b. Gedurende de tijd dat de luchthaven open is (van 6.00 uur tot 23.00 uur) dient de luchthaven te beschikken over een brandweerbezetting, waaronder begrepen een alarmbezetting. Tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden en tijdens de pauze vormen werknemers tevens genoemde brandweerbezetting die paraat moet zijn gedurende voormeld tijdvak. Zij werken daarom in ploegen zodanig dat tussen 6.00 uur en 23.00 uur steeds de vereiste bezetting beschikbaar is op de luchthaven.
c. In geval van calamiteiten dienen degenen die de brandweerauto feitelijk bemannen binnen 3 minuten na een alarm beschikbaar te zijn voor en op de brandweerauto’s. Dit betekent dat betrokkenen ook tijdens de pauze zich niet verder dan circa 100 meter van de brandweerauto mogen bevinden.
d. MAA heeft tot 1 januari 2006 de volle pauzetijd vergoed als ware het werktijd in die zin dat deze tijd als extra tijd werd bijgeschreven op de verlofkaart.
e. Met ingang van 1 januari 2006 heeft MAA besloten de pauze slechts voor de helft (15 minuten) te vergoeden als ware het werktijd via bijschrijving op de verlofkaart met dien verstande dat een bijzondere regeling geldt indien tijdens de pauze daadwerkelijk een alarmoproep plaatsvindt (prod. 5 inl. verzoekschrift).
f. Als gevolg daarvan verliezen werknemers bijna 8 (betaalde) verlofdagen per jaar. Werknemers zijn het hiermee niet eens (prod. 6 inl. verzoekschrift).

4.2. Werknemers hebben de kantonrechter op de voet van art. 96 Rv verzocht te bepalen
- dat de pauzetijd als vermeld in de CAO 2003 onverkort doorwerkt en ook in de huidige CAO dient te worden verankerd,
- dat onder de pauzetijd werktijd wordt verstaan met volledige vergoeding, en
- dat MAA haar eenzijdige wijziging ten aanzien van deze bepaling ongedaan maakt met ingang van 1 januari 2006.

4.3. MAA heeft tegen dit verzoek verweer gevoerd en harerzijds de kantonrechter verzocht te verklaren voor recht
- dat de pauzetijd van een half uur geen werktijd is die behoort te worden doorbetaald, en
- dat de aangeboden consignatieregeling voor brandweertaken (de helft van het half uur pauze wordt vergoed als extra vrije tijd) redelijk is.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #272 Gepost op: 3 juni 2009, 22:39:22
VERVOLG

4.4. Bij vonnis van 25 oktober 2007 heeft de kantonrechter de vorderingen van werknemers en die van MAA afgewezen.

4.5. Partijen hebben zich hoger beroep voorbehouden als bedoeld in artikel 333 Rv, zodat partijen ontvankelijk zijn in hun hoger beroep.

4.6. In hoger beroep hebben werknemers hun verzoek gewijzigd.
4.6.1. Werknemers verzoeken thans – kort gezegd -
a. een verklaring voor recht dat artikel 6 van de Over- werkregeling CAO 2003 ook na 1 januari 2006 dient te worden toegepast, zulks totdat de toepassing van genoemd artikel 6 op rechtsgeldige wijze eindigt, althans dat het hof omtrent de toepassing van de pauzeregeling vanaf 1 januari 2006 een beslissing neemt zoals het hof in goede justitie vermeent te behoren;
b. veroordeling van MAA om aan werknemers te betalen het volledige salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, over de uren waarin werknemers recht hadden op een pauze, zulks onder aftrek van de pauzetijd die reeds als “overwerk” op de verlofkaart is toegekend, een en ander vanaf 1 januari 2006 tot het moment waarop deze (salarisbetalings) verplichting op rechtsgeldige wijze eindigt.
4.6.2. MAA heeft het verzoek harerzijds in enigszins gewijzigde bewoordingen gehandhaafd.
MAA verzoekt thans een verklaring voor recht
a. dat de pauzetijd van een half uur geen werktijd is die – volledig – behoort te worden doorbetaald, en
b. dat de aangeboden consignatieregeling voor brandweer- en alarmtaken (de helft van het half uur pauze wordt vergoed als extra vrije tijd) redelijk is.

4.7. De kantonrechter heeft als volgt geoordeeld. Het hof geeft de redenering van de kantonrechter weer in eigen bewoordingen waarbij het hof tevens de datum “25 mei 2005” corrigeert in “25 mei 2004”, zulks naar aanleiding van grief 1 van werknemers.
a. In artikel 6 van de Overwerkregeling die gebaseerd was op art. 405 van de toepasselijke CAO 2003, is een regeling opgenomen voor het geval de werknemer tengevolge van de aard van zijn werkzaamheden geen bepaalde tijden voor het nuttigen van een maaltijd kunnen worden verleend. Daarin is bepaald dat alsdan de gehele tijdsduur tussen begin en einde van de werktijd als werktijd wordt aangemerkt, ook al wordt in die tijd de werknemer wel gelegenheid gegeven tot rusten of het nuttigen van de maaltijd, verder te noemen de pauzeregeling (prod. 1 inl. verzoekschrift)
b. Artikel 405 CAO 2003 en de daarop gebaseerde Overwerkregeling is vervallen bij wijziging van de CAO 2003 in de CAO 2004. Met ingang van 1 juli 2004 is op grond van de CAO 2004 gaan gelden dat de normale arbeidsduur voor werknemers gemiddeld 38 uur per week bedraagt (art. 301) en is een andere regeling voor het verrichten van overwerk gaan gelden zoals neergelegd in het nieuwe artikel 405 (prod. 2 inl. verzoekschrift). Dit is bewust gebeurd blijkens het Onderhandelingsakkoord tussen MAA en vakbonden d.d. 25 mei 2004, punt 3.1. (prod. 2, laatste stuk inl. verzoekschrift).
c. Tot 1 januari 2006 hebben dan ook geen afspraken omtrent de pauzeregeling gegolden, zij het dat MAA de voormalige pauzeregeling (pauzetijd is werktijd) tot 1 januari 2006 wél is blijven toepassen.
d. Tussen de overlegpartners (MAA en de vakbonden) is in de periode 2004-2006 meermalen gesproken over de pauzeregeling. Dit heeft niet geleid tot overeenstemming.
e. MAA heeft gepoogd de instemming van de ondernemingsraad te verkrijgen met een nieuwe regeling van de pauzetijd. De door MAA voorgestelde nieuwe regeling is neergelegd in de brief van MAA d.d. 12 december 2005 (prod. 5 inl. verzoekschrift). Bij brief van 27 december 2005 heeft de ondernemingsraad te kennen gegeven dat hij wegens de arbeidsvoorwaardelijke gevolgen voor de betrokken werknemers niet kan instemmen met het voorstel (prod. 4 inl. verzoekschrift).
f. MAA heeft rechtsgeldig besloten tot invoering per 1 januari 2006 van de nieuwe pauzeregeling.
g. Niet gebleken is dat de met ingang van 1 januari 2006 ingevoerde pauzeregeling inmiddels is gewijzigd of vervangen in het kader van nadien tussen overlegpartners gevoerd overleg of anderszins.
h. Het verzoek van werknemers is daarom niet toewijsbaar.

4.8. In de grieven 1 tot en met 6 en de toelichting daarop stellen werknemers zich op het standpunt dat de pauzeregeling van art. 6 Overwerkregeling CAO 2003 ook in de periode na 1 juli 2004 is blijven gelden en MAA verplicht is die regeling ook na 1 januari 2006 te blijven toepassen aangezien MAA niet bevoegd is deze regeling eenzijdig te wijzigen per 1 januari 2006.
4.8.1. Werknemers beroepen zich daartoe op het volgende:
a. Artikel 6 van de Overwerkregeling CAO 2003 is bij het vervallen van die overwerkregeling niet bewust afgeschaft, maar is over het hoofd gezien. Partijen bij de CAO hadden niet de bedoeling om artikel 6 inhoudelijk te wijzigen.
b. MAA is de pauzeregeling tot 1 januari 2006 feitelijk blijven toepassen, zodat ook daaruit blijkt dat van een “bewust” afschaffen geen sprake is geweest.
c. Door artikel 6 feitelijk te blijven toepassen (door de pauze-uren bij te schrijven op de verlofkaart) is artikel 6 onderdeel gebleven van de individuele arbeidsovereenkomst van werknemers. MAA is niet bevoegd deze primaire arbeidsvoorwaarde eenzijdig te wijzigen.
d. Na 1 januari 1996 is MAA met de bonden overeengekomen dat met de bonden nader overleg zou worden gevoerd over invoering van een nieuwe pauzeregeling “welke in de plaats van de tot 1 januari 2006 geldende regeling zou treden” (toelichting punt 2 op grief 3).

4.9. Het betoog van werknemers dat het niet de bedoeling van de partijen bij de CAO 2004 (MAA en vakbonden) is geweest de pauzeregeling van art. 6 Overwerkregeling CAO 2003 af te schaffen verwerpt het hof.
4.9.1. Tussen de CAO-partijen van destijds is uitdrukkelijk afgesproken dat de MAA-regeling met betrekking tot overwerk, gebaseerd op art. 405 CAO 2003, vervalt. Werknemers stellen weliswaar dat het niet de bedoeling was dat daarmee ook art. 6 van die overwerkregeling zou vervallen maar uit een bericht van de MAA aan de ondernemingsraad d.d. 8 juni 2004, inhoudende een verzoek tot instemming roosterwijziging (productie 2 bij memorie van antwoord) blijkt dat MAA er wél degelijk vanuit ging dat bedoeld artikel 6 was vervallen, aangezien MAA daarin een roosterwijziging voorstelt “waarbij de middagpauze van 12.00 uur tot 12.30 uur niet als “werktijd” is gerekend” (zie punt 1) en daaraan de mededeling toevoegt: “Indien dit wel als werktijd zal worden aangemerkt zal dit resulteren in een aantal extra uren die op de verlofkaart van een ieder worden bijgeschreven. Hierover dient nog nader overleg gevoerd te worden.”
Dat MAA daar vanuit is gegaan blijkt ook uit een (later) bericht van MAA aan de ondernemingsraad van 3 februari 2005 (prod. 4 mva), inhoudende; “Als vervolg op de afspraak tussen CAO-partners in 2004 dient een besluit te worden genomen ten aanzien van de pauzetijd voor medewerkers die uit hoofde van hun functie beschikbaar moeten blijven m.n. voor de brandweer en alarmcentrale.”
Door werknemers zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden aangenomen dat de bonden – in tegenstelling tot MAA - niet de bedoeling hebben gehad de pauzeregeling te laten vervallen. Aangenomen al dat zulks niet de bedoeling van de bonden is geweest, zijn door werknemers bovendien geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan MAA zich dat had behoren te realiseren. MAA mocht op grond van het feit dat de bonden instemden met het vervallen van de Overwerkregeling CAO 2003, er dan ook vanuit gaan dat daarmee ook de pauzeregeling van artikel 6 was vervallen.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #273 Gepost op: 3 juni 2009, 22:39:42
VERVOLG

4.9.2. Uit het feit dat MAA na 1 juli 2004 de pauzeregeling feitelijk is blijven toepassen kan, gelet op het vorenstaande, niet worden afgeleid dat MAA daarmee heeft beoogd dat die pauzeregeling, ondanks het vervallen van de Overwerkregeling CAO 2003, onderdeel bleef van de individuele arbeidsovereenkomst met individuele werknemers. Werknemers hebben voorts geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan zij er elk voor zich van mochten uitgaan dat het de bedoeling van MAA was om de pauzeregeling ten aanzien van hen ieder individueel te handhaven terwijl de toepasselijke CAO daarin niet (meer) voorzag. Hetgeen onder 4.9.1. is vermeld, wijst op het tegendeel.
4.9.3. Juist is dat MAA na 1 januari 2006 met de bonden is overeengekomen dat met de bonden nader overleg zou worden gevoerd over invoering van een nieuwe pauzeregeling (prod. D verweerschrift). Uit de formulering van die afspraak kan echter niet worden afgeleid dat MAA daarin erkent dat er tot 1 januari 2006 een pauzeregeling gold zoals vervat in het voormalige artikel 6 overwerkregeling CAO 2003.
4.9.4. Al hetgeen werknemers verder aanvoeren in de toelichting op de grieven 1 tot en met 6 levert, voorzover in dit geding relevant, geen grond op om tot een ander oordeel te komen. De grieven 1 tot en met 6 falen dus.

4.10. In grief 7 betogen werknemers dat de kantonrechter heeft nagelaten te oordelen dat voor werknemers geldt “dat zij ofwel geen pauze kunnen nemen, ofwel dat hun pauze geldt als aanwezigheidsdienst” en derhalve voor hen allen als werktijd dient te gelden conform regelgeving en jurisprudentie.
4.10.1. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter op dit onderdeel inderdaad heeft nagelaten te oordelen.
In zoverre is grief 7 gegrond.

4.11. Het hof begrijpt deze grief aldus dat werknemers zich op het standpunt stellen dat zij op grond van regelgeving en (Europese) jurisprudentie er aanspraak op kunnen maken dat MAA hen de pauzetijd van een half uur voor 100% vergoed als werktijd.

4.12. MAA heeft dienaangaande onder verwijzing naar productie 23 (of H23) bij memorie van antwoord gesteld dat de pauzetijd zodanig ingeroosterd kan worden dat deze (behoudens in zeer bijzondere omstandigheden) niet wordt verstoord en dat werknemers hun pauzetijd dus daadwerkelijk ongestoord kunnen genieten met als enige voorwaarde dat zij zich in de naaste omgeving van de werkplek moeten ophouden. MAA stelt dat dit laatste door haar wordt gehonoreerd met, per saldo, 50% van het salaris over die pauzetijd (omgezet in verlof). In de pleitnota stelt MAA dat zij aldus met inachtneming van art. 7:618 BW een gebruikelijk, althans billijk loon heeft vastgesteld. MAA verwijst naar regelingen bij de beroepsbrandweer in Maastricht (mva punt 21 slot), naar brandweerdiensten in Nederland en naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 juni 2008, LJN BD6515 (pleitnota punt 10).
4.12.1. MAA heeft voorts gemotiveerd bestreden dat regelgeving of (Europese) jurisprudentie meebrengen dat, ook al kan de onderhavige pauzetijd slechts worden genoten onder de genoemde beperkingen (door haar ook wel aangeduid als consignatiedienst) en zelfs al zou die pauzetijd als aanwezigheidsdienst moeten worden aangemerkt, zulks niet meebrengt dat de pauzetijd op die grond vergoed zou moeten worden op dezelfde voet als normale werktijd.

4.13. Het hof oordeelt als volgt.
De werknemers hebben tegenover bovenvermeld gemotiveerd verweer van MAA niet onderbouwd dat zij op grond van regelgeving of (Europese) jurisprudentie er aanspraak op kunnen maken dat MAA hen de onderhavige pauzetijd op dezelfde voet vergoed als normale werktijd. De door de werknemers aangevoerde argumenten (pag. 15 mvg) ten betoge dat het in feite om aanwezigheidsdiensten gaat en dat die aanwezigheidsdiensten overeenkomstig het Arbeidstijdenbesluit hebben te gelden als arbeidstijd, brengen niet mee dat die diensten in de onderhavige pauzetijd op dezelfde voet vergoed moeten worden als de overeengekomen werktijd van gemiddeld 38 uur. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de bedoelde Europese regelgeving en jurisprudentie – als publiekrechtelijk arbeidsrecht - betrekking heeft op de bescherming van werknemers tegen (te) lange werktijden. Deze regelgeving bevat geen directe bepalingen over de beloning van de werktijd.
Ook overigens is het hof niet gebleken dat daarvoor rechtens een grond bestaat.

4.14. Dat brengt mee dat de kantonrechter de verzoeken van werknemers terecht heeft afgewezen.
Dat brengt voorts mee dat de (in hoger beroep gewijzigde) verzoeken van werknemers, voorzover die ertoe strekken te bepalen dat MAA verplicht is de pauzeregeling ook na 1 januari 2006 te blijven toepassen en MAA te veroordelen aan werknemers het volledige salaris te betalen over de pauze-uren niet toewijsbaar zijn.
Grief 7 kan dus niet leiden tot toewijzing van deze verzoeken van de werknemers.

4.15. Met betrekking tot het verzoek van MAA oordeelt het hof als volgt.
De kantonrechter heeft het verzoek van MAA afgewezen op de grond dat hem niet duidelijk is op welke werknemers dat verzoek betrekking heeft en ook niet wat de consignatieregeling inhoudt.

4.16. In de hiertegen gerichte incidentele grief stelt MAA dat haar verzoek betrekking heeft alle 19 werknemers en dat de consignatieregeling inhoudt dat de werknemers die geconsigneerd zijn, een kwartier van hun pauzetijd (van een half uur) gecompenseerd krijgen in de vorm van extra vrije tijd die bijgeschreven wordt op hun verlofkaart.

4.17. Werknemers hebben in de memorie van antwoord in incidenteel appel gesteld dat er geen sprake is van consignatie, maar van aanwezigheidsdienst die volledig als werktijd dient te gelden en volledig als werktijd vergoed moet worden omdat daarvoor het overeengekomen loon geldt.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #274 Gepost op: 3 juni 2009, 22:39:54
VERVOLG

4.18. Uit hetgeen het hof hierboven heeft overwogen volgt dat deze stelling onjuist is. De pauzeregeling van art. 6 Overwerkregeling CAO 2003 geldt immers sedert 1 juli 2004 niet meer en werknemers hebben niet onderbouwd dat, ook al zou er sprake zijn van aanwezigheidsdienst, uit regelgeving en (Europese) jurisprudentie volgt dat MAA bedoelde pauzetijd volledig als werktijd moet vergoeden.
4.18.1. Het verzoek van MAA is dus toewijsbaar voorzover dat inhoudt voor recht te verklaren dat de pauzetijd van een half uur geen werktijd is die volledig behoort te worden doorbetaald.

4.19. Het resterende verzoek van MAA voor recht te verklaren dat de aangeboden consignatieregeling voor brandweer – en alarmtaken redelijk is zal het hof hierna gelijktijdig beoordelen met het in hoger beroep toegevoegde verzoek van werknemers dat het hof omtrent de toepassing van de pauzeregeling vanaf 1 januari 2006 een beslissing neemt zoals het hof in goede justitie vermeent te behoren.

4.20. In goede justitie komt het hof tot het volgende oordeel.
4.20.1. Nu werknemers hun pauze van een half uur slechts kunnen nemen binnen de geschetste beperkingen, moet ervan worden uitgegaan dat, ofschoon MAA van hen in de pauze niet de arbeidsprestatie verlangt die zij in hun werktijd moeten verrichten, werknemers in de pauze wél een arbeidsprestatie verrichten.
De in de pauze van de werknemers verlangde arbeidsprestatie rechtvaardigt echter niet een beloning die gelijk of gelijkwaardig is aan het voor werktijd (gemiddeld 38 uur) overeengekomen loon, al daarom niet omdat het loon dat voor werktijd is overeengekomen, een vergoeding vormt voor een arbeidsprestatie van een andere inhoud en belasting.
4.20.2. MAA heeft door verwijzing naar andere brandweerdiensten voldoende onderbouwd dat de door haar voorgestelde nieuwe pauzeregeling voorziet in een vergoeding die met inachtneming van de omstandigheden van het geval billijk is.
Werknemers hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat een vergoeding van meer dan 50 % van de pauzetijd billijker is. Zij hebben ook geen vergelijkbare gevallen genoemd waarin een hogere vergoeding door de werkgever wordt gegeven.
Werknemers hebben zich ook niet op het standpunt gesteld dat een vergoeding in de vorm van extra vrije tijd voor hen niet acceptabel is. Integendeel, hun primaire verzoek impliceert dat.
4.20.3. Gezien het feit dat tot 1 januari 2006 een vergoeding van 100% voor de pauzetijd door MAA is aangehouden, is het hof met MAA van oordeel dat het in het kader van goed werkgeverschap wél past dat een overgangsregeling wordt toegepast voor de jaren 2006, 2007 en 2008, zoals MAA die op 11 december 2006 aan de bonden heeft voorgesteld (prod. 3 mvg) inhoudende dat voor die jaren extra verlofuren worden gegeven, te weten:
2006: 6 maal 8 uur;
2007: 4 maal 8 uur;
2008: 2 maal 8 uur;
4.20.4. Het hof zal het verzoek van de werknemers en het verzoek van MAA daarom toewijzen zoals in het dictum is vermeld. Het hof gaat er daarbij vanuit dat, wanneer de pauze onverhoopt wordt onderbroken door een alarmoproep, door MAA wordt gehandeld zoals zij in haar brief d.d. 12 december 2005 (prod. 5 inl. verzoekschrift) heeft weergegeven.

4.21. De incidentele grief van MAA is dus gegrond.
Voor de overzichtelijkheid zal het hof het beroepen vonnis ook naar aanleiding van grief 7 van werknemers vernietigen en geheel opnieuw rechtdoen op de verzoeken van werknemers en MAA, zoals hierna is vermeld.

4.22. Nu voor beiden partijen geldt dat hun verzoeken niet onverkort, maar in aangepaste vorm worden toegewezen, zal het hof de proceskosten in beide instanties compenseren in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5. De uitspraak

Het hof:

op het principaal en incidenteel appel

vernietigt het vonnis d.d. 25 oktober 2007, waarvan beroep;

en, opnieuw rechtdoende,

verklaart voor recht dat de pauzetijd van een half uur geen werktijd is die volledig behoort te worden doorbetaald;

verklaart voor recht dat het redelijk is dat MAA de pauzetijd van een half uur voor werknemers die geconsigneerd zijn voor brandweer- en alarmtaken, voor 50% in de vorm van extra vrije tijd vergoedt, met dien verstande dat daarenboven voor werknemers die op 1 januari 2006 bij MAA in dienst waren, een overgangsregeling geldt op grond waarvan aan hen extra verlofuren worden toegekend, te weten
voor 2006: 6 maal 8 uur;
voor 2007: 4 maal 8 uur;
voor 2008: 2 maal 8 uur;

wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;

compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, Zweers-Van Vollenhoven en Van Veen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 april 2009.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #275 Gepost op: 11 augustus 2009, 22:11:32
LJN: BI2226, Rechtbank Utrecht , SBR 07/3638, SBR 07/3639 en SBR 07/3640   Print uitspraak
Datum uitspraak:   17-04-2009
Datum publicatie:   24-04-2009
Rechtsgebied:   Ambtenarenrecht
Soort procedure:   Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie:   Geen wijziging gebracht in rooster van brandweerlieden; het rooster op basis van hun part-time aanstelling voldoet aan de eisen van het Arbeidstijdenbesluit. Verweerder verklaart uitdrukkelijk dat sprake is van onderscheid tussen twee groepen werknemers op grond van hun arbeidsduur in beloning. Rechtbank is van oordeel dat dit onderscheid is gerechtvaardigd.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht

zaaknummers: SBR 07/3638, SBR 07/3639 en SBR 07/3640

uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 17 april 2009

inzake

[eiser sub 1], [eiser sub 2] en [eiser sub 3],
wonende te respectievelijk [woonplaats 1], [woonplaats 2] en [woonplaats 3],
e i s e r s,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,
v e r w e e r d e r.


Inleiding
1.1 Eisers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van verweerder van 14 november 2007, waarbij verweerder de bezwaren van eisers tegen de besluiten van 9 mei 2007 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemde besluiten heeft verweerder aan eisers meegedeeld dat hun rooster voldoet aan de eisen van het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit, zodat hun rooster niet gewijzigd zal worden.

1.2 De beroepen zijn behandeld ter zitting van 23 januari 2009, waar eisers [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in persoon zijn verschenen, bijgestaan door mr. A. Simsek, advocaat te Zoetermeer. Eiser [eiser sub 3] is niet ter zitting verschenen, doch heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Simsek voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P.M. van der Sprong, werkzaam bij de gemeente Utrecht. Voorts is verschenen
J. Hazeleger, hoofd Repressie Brandweer Utrecht.

Overwegingen
2.1 Uit de gedingstukken blijkt dat brandweerlieden in dienst van de gemeente Utrecht jarenlang hebben gewerkt op basis van een werkweek van gemiddeld 54 uur en een inroostering in 24-uursdiensten, waarbij elke 24-uursdienst werd gevolgd door 48 vrije uren. Op deze wijze werd elke fulltime werkende brandweerman telkens in een cyclus van drie weken voor zeven 24-uursdiensten ingeroosterd. Teneinde te komen tot een fictieve, voor ambtenaren geldende werkweek van 36 uur met een daaraan verbonden voltijdssalaris werd het gemiddelde van 54 diensturen per week verdeeld in actieve werkuren, wachturen en slaapuren, waarbij aan ieder van die drie soorten diensturen een bepaalde waarde als werkuur werd toegekend.

2.2 Door gewijzigde Europese en Nederlandse wet- en regelgeving - verwezen kan onder meer worden naar het Arbeidstijdenbesluit zoals dat sinds 1 juni 2006 luidt - werd de gemeente Utrecht genoodzaakt om de gemiddelde werkweek van 54 diensturen terug te brengen tot gemiddeld maximaal 48 uur, te berekenen over een periode van 26 weken.
De gemeente heeft in het voorjaar van 2006 een roostercommissie ingesteld om voor de brandweerdienst een nieuw rooster te ontwerpen dat aan de gewijzigde regelgeving betreffende de arbeidstijden zou voldoen. Op 4 januari 2007 heeft de gemeente een nieuw rooster aan de Ondernemingsraad ter instemming voorgelegd, welke instemming bij brief van 6 februari 2007 is geweigerd. Mede gelet hierop is de gemeente Utrecht met ingang van 1 januari 2007 gaan werken met een noodrooster, waarbij het voorheen geldende rooster van 54 diensturen werd aangepast tot een 48-uurs rooster. Om dit te bereiken is één van de zeven 24-uursdiensten uitgeroosterd. Het noodrooster had voor de voltijds medewerkers tot gevolg dat niet meer werd voldaan aan een gewogen werkweek van 36 uur. Door het laten vervallen van één 24-uursdienst hadden de betreffende werknemers een gewogen werkweek van 32 uur. Deze wijziging van het rooster cq vaststelling van het noodrooster had voor de medewerkers geen gevolgen voor de salariëring; zij behielden hun salaris, zoals dit voorheen was gebaseerd op het 54-uursrooster.
Bij beschikking van 24 september 2007 heeft de rechtbank Utrecht, sector kanton, de gemeente Utrecht toestemming verleend voor de invoering van het dienstrooster voor de gemeentelijke brandweer Utrecht overeenkomstig het instemmingsverzoek van 4 januari 2007. De roosterwijziging is uiteindelijk per 1 april 2008 doorgevoerd.

2.3 Het voorgaande had tot gevolg dat de gemeente Utrecht aan de (fulltime) medewerkers die in de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 december 2006 gemiddeld 54 uur per week hadden gewerkt, een nabetaling heeft gedaan van 6 maal het uurloon per week. Voor de periode van 1 januari 2007 tot de invoering van de nieuwe roosters is aan de medewerkers die 54 uur per week hebben gewerkt een nabetaling gedaan van 6 maal 150% van het uurloon per week.

2.4 Ook parttime medewerkers werkten in 24-uursdiensten. Deze diensten werden zodanig ingeroosterd en verdeeld over actieve werkuren, wachturen en slaapuren dat een gewogen werkweek werd verkregen die overeenkwam met de aanstelling van de betreffende medewerker. Voor eisers betekende dit dat zij, overeenkomstig hun respectieve aanstellingsbesluiten, uitkwamen op een gewogen werkweek van 31,1 uur ([eiser sub 1]), 25,1 uur ([eiser sub 2]) en 18 uur ([eiser sub 3]).


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #276 Gepost op: 11 augustus 2009, 22:11:45
VERVOLG

2.5 Bij besluiten van 9 mei 2007 heeft verweerder, naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van eiseres [eiser sub 1], aan eisers meegedeeld dat hun rooster op basis van hun parttime aanstelling voldoet aan de eisen van het Arbeidstijdenbesluit, zoals dit luidt met ingang van 1 juni 2006. Gelet hierop heeft verweerder besloten geen wijziging in het rooster van eisers aan te brengen. Eisers hebben tegen deze besluiten van verweerder bezwaar gemaakt. Eisers hebben aangevoerd dat door verweerder een nieuwe beloningsnorm is geïntroduceerd, nu voor het verkrijgen van een voltijd salaris aanvankelijk 54 uur per week moest worden gewerkt, doch vanaf 1 juni 2006 nog slechts 48 uur per week. Daardoor is naar de mening van eisers een situatie ontstaan waarbij de fulltimers die op grond van het noodrooster 48 uur per week werkten, een fulltime salaris ontvingen, terwijl brandweerlieden die onder het oude rooster (parttime) hetzelfde aantal uren, namelijk 48 uur, werkten, minder verdienden, volgens eisers slechts 48/54e deel van hetgeen fulltimers ontvingen.
Eisers zijn van mening dat aldus sprake is van een ongelijke beloning voor eenzelfde arbeidsprestatie. Eisers beroepen zich op een uitspraak van de Hoge Raad van 8 april 1994 (gepubliceerd in NJ 1994, 704), waarin het criterium is neergelegd dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond.

2.6 Bij de thans bestreden besluiten heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. Ten aanzien van de periode van 1 juni 2006 tot 1 januari 2007 heeft verweerder overwogen dat de fulltime werknemers voor de uren dat ze daadwerkelijk meer dan 48 uur hebben gewerkt, een vergoeding hebben ontvangen conform het akkoord van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Gelet op dit akkoord en op het feit dat eisers in die periode niet daadwerkelijk meer dan 48 uur per week hebben gewerkt, is verweerder van mening dat de ongelijkheid in beloning in die periode niet onredelijk is.
Met betrekking tot de periode vanaf 1 januari 2007 heeft verweerder aangevoerd dat de fulltime medewerkers krachtens een noodrooster 32 uur per week werkten maar een bezoldiging ontvingen op basis van 36 uur per week. Dat leidde tot de vaststelling dat eisers feitelijk evenveel uren per week werkten, doch in tegenstelling tot de fulltime medewerkers een bezoldiging ontvingen op basis van hun aanstellingsuren. Die ongelijkheid in beloning acht verweerder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar, gelet op de inspanningen van de gemeente om een nieuw dienstrooster in te voeren dat voldoet aan het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit.

2.7 In beroep hebben eisers samengevat aangevoerd dat zij op dezelfde wijze gehonoreerd dienen te worden als brandweerlieden die thans gemiddeld 48 uur per week werken maar vóór de introductie van het nieuwe rooster 54 uur per week werkten. Eisers wijzen op een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 februari 2007, LJN: AZ9327, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente Den Haag de betreffende brandweerman een rooster moet aanbieden met een werkweek van maximaal 48 uur, waarin een zodanige verdeling van de verschillende soorten uren moet worden gemaakt dat daarmee hetzelfde salaris als voorheen wordt verdiend. Eisers menen dat de gemeente, op grond van genoemde uitspraak, hen op gelijke wijze had moeten belonen als de fulltimers. Zij verwijzen daartoe tevens naar het zogenaamde AGFA-arrest (Hoge Raad 8 april 1994, LJN: ZC1322).

2.8 Ter zitting van de rechtbank hebben eisers verklaard dat de per 1 april 2008 doorgevoerde roosterwijziging tot gevolg heeft dat er per die datum geen sprake meer is van een ongelijke beloning voor parttime medewerkers ten opzichte van fulltime medewerkers. Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting van de rechtbank uitdrukkelijk verklaard dat eisers als parttime werknemers dezelfde werkzaamheden verrichtten als fulltime medewerkers, doch dat gedurende de periode van 1 juli 2006 tot 1 april 2008 sprake is geweest van een verschil in beloning tussen parttime en fulltime medewerkers.
Verweerder is evenwel van oordeel dat dit verschil voor de parttime werknemers niet gecompenseerd behoeft te worden, nu de ongelijkheid in beloning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is, mede gezien de inspanningen van de gemeente om een nieuw dienstrooster in te voeren dat voldoet aan het gewijzigde Arbeidstijdenbesluit.

2.9 Ingevolge artikel 7:648, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, voor zover hier van belang, juncto artikel 134, tweede lid, van de Ambtenarenwet mag de werkgever geen onderscheid maken tussen werknemers op grond van een verschil in arbeidsduur in de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, voortgezet dan wel opgezegd, tenzij een dergelijk onderscheid objectief gerechtvaardigd is.
Uit de Memorie van Toelichting (kamerstuk 1995-1996, 24498, nr. 3) blijkt dat in deze normstelling twee elementen te onderscheiden zijn, te weten het verbod om onderscheid te maken op grond van arbeidsduur en de mogelijkheid om, als onderscheid wordt gemaakt, dit objectief te rechtvaardigen.

De rechtbank dient daarom in de eerste plaats te beslissen óf onderscheid wordt gemaakt tussen twee groepen werknemers op grond van hun arbeidsduur en vervolgens, indien dat het geval is, of een dergelijk onderscheid gerechtvaardigd is.
Nu verweerder ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat sprake is geweest van ongelijke beloning van vergelijkbare groepen medewerkers, behoeft slechts de tweede vraag te worden beantwoord.

De rechtbank is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval sprake is.

2.10 Zoals de rechtbank hiervoor reeds heeft overwogen heeft de gemeente - in afwachting van de vaststelling van een dienstrooster dat aan de geldende regelgeving voldoet - een noodrooster ingesteld en tevens aanpassingen doorgevoerd in het salaris van fulltime medewerkers, zulks in navolging van voornoemde uitspraak van de rechtbank Den Haag. Dat dit alles enige tijd geduurd heeft, is onder meer te wijten aan de weigering van de Ondernemingsraad om toestemming te geven voor invoering van het nieuwe rooster.

Verweerder heeft aldus een in tijd beperkte overgangssituatie gecreëerd, in welke periode gestreefd is naar een structurele oplossing van de ontstane verschillen in beloning. In die korte periode heeft een deel van de werknemers een voordeel genoten. Eisers bleven hun reguliere salaris ontvangen en genoten daarom in vergelijking met de beloning in de daaraan voorafgaande periode noch een voordeel noch een nadeel.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het voorgaande worden opgevat als een objectieve rechtvaardiging van het ontstane onderscheid in beloning. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om een relatief korte periode waarin het verschil in beloning zich heeft voorgedaan, terwijl de gemeente de duur van die periode niet geheel zelf in de hand had, gelet op de weigering van de Ondernemingsraad om in te stemmen met het nieuwe dienstrooster en de noodzaak de rechter te adiëren om vervangende toestemming te verkrijgen.

2.11 Hetgeen door eisers in beroep is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot vernietiging van de bestreden besluiten. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank Utrecht,

recht doende,

3.1  verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven als voorzitter en mr. M.N. Noorman en
mr. B.J. Schueler als leden en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2009.

De griffier:            De voorzitter van de meervoudige kamer:




V. Liemburg          mr. B.J. van Ettekoven
(de griffier is verhinderd deze
uitspraak mede te ondertekenen)

Afschrift verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Let wel:
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #277 Gepost op: 5 september 2009, 19:07:56
Straks worden ook brandweermannen ontslagen die naast hun brandweervak nog werken op hun vrije dagen??

http://www.telegraaf.nl/binnenland/4759595/__Ontslagen_om_te_hard_werken__.html?p=22,1

za 05 sep 2009, 05:30  | 287 reacties | lees voor
Ontslagen om te hard werken
door Jarco de Swart

AMSTERDAM -  Een alleenstaande vader van drie jonge kinderen dreigt ontslagen te worden omdat hij te hard werkt.

Ramazan Gökçe (1971) werkt 55 uur per week bij twee bedrijven om zijn kinderen te onderhouden en krijgt nu van schoonmaakbedrijf EW de zak omdat hij de arbeidstijdenwet overtreedt. Maar volgens FNV Bondgenoten wil het bedrijf hem straffen voor zijn medewerking aan een publicatie over slecht betaald werk.

In mei dit jaar lanceerde FNV het boekje Onzeker Bestaan. Leven aan de rafelrand van de arbeidsmarkt, waarin Gökçe zijn verhaal doet. De 55 uur op Schiphol perst hij in vijf dagen, waarbij hij van 's ochtends vijf tot 's avonds tien uur van huis is. Met zijn werk bij twee werkgevers verdient hij 1800 euro in de maand, inclusief vakantiegeld.

Onlangs kreeg Gökçe echter het bericht dat EW ontslag voor hem heeft aangevraagd bij het CWI. Officieel omdat hij meer werkt dan de maximale 48 uur per week die in de arbeidstijdenwet is toegestaan. Onzin, zegt FNV Bondgenoten-bestuurder Ron Meyer: "De arbeidstijdenwet is er om de werknemer te beschermen. Die kan je niet zomaar gebruiken om iemand te ontslaan als het je zo uitkomt. Bovendien kan je niet zomaar eenzijdig de arbeidsvoorwaarden opzeggen of veranderen. Daar moet je het netjes over eens worden."

Volgens Meyer wordt Gökçe eruit gewerkt omdat hij zijn mond heeft opengedaan in het openbaar. Zelf is de Turkse schoonmaker niet in staat om commentaar te geven op de situatie. Hij is mentaal compleet ingestort.

Volgens personeelsdirecteur Dolf Bemer van EW wordt zijn bedrijf onterecht beschuldigd. "Wij hebben geconstateerd dat de man meer uren werkt dan wettelijk is toegestaan. Wij moeten ons aan de wet houden."

Bemer zegt verder geen aansporing te hebben gehad van de Arbeidsinspectie om iets aan het aantal uren van Gökçe te doen.


Brandpreventist

  • Senior gebruiker
  • ****
  • Berichten: 18,993
Reactie #278 Gepost op: 1 november 2010, 21:25:47
Geld het arbeidstijden besluit niet in onze nieuwe gemeentes in de Oost?

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2010-420.html

TEKST VAN HET DIENST- EN WERKTIJDENBESLUIT BRANDWEERKORPS BES, ZOALS GEWIJZIGD BIJ HET WIJZIGINGSBESLUIT DIENST- EN WERKTIJDENBESLUIT BRANDWEERKORPS BES
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1

    *

      
1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

      
a. feestdagen:

          hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 42, vierde lid, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES wordt verstaan;
    
 b. diensturen:

          het totaal van de werk-, wacht- en beschikbaarheidsuren;
      
c. werkuren:

          uren waarop de brandweerman gehouden is werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de dienst; deze uren hebben een waarderingsfactor van 100%;
      
d. wachturen:

          uren waarop de brandweerman op de werkplaats beschikbaar blijft ten behoeve van de dienst: deze uren hebben een waarderingsfactor van 50%;
      
e. beschikbaarheidsuren:

          uren waarop de brandweerman niet op de werkplaats hoeft te verblijven maar oproepbaar is ten behoeve van de dienst; deze uren hebben een waarderingsfactor van 25%;
      
f. arbeidsuren:

          het totaal van de gewogen werk-, wacht- en beschikbaarheidsuren;

      
g. ambtenaar in wachtdienst:

          ambtenaar wiens dienst bestaat uit een combinatie van werk-, wacht- en beschikbaarheiduren;
      
h. overwerk:

          arbeid door een ambtenaar verricht buiten de voor hem bij dienstrooster voorgeschreven diensturen;
    
i. werkzaamheden:

          activiteiten die voortvloeien uit de door de ambtenaar vervulde functie, alsmede andere opgedragen activiteiten die om redenen van de dienst dan wel in het algemeen belang noodzakelijk zijn;
      
j. dienstrooster:

          de staat waarop voor de werknemers geldende werktijden zijn aangegeven;
    
k. Onze Minister:

          de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

    *

      
2. Dit besluit is alleen van toepassing op ambtenaren, bedoeld in artikel 33, tweede lid, onder a, van de Veiligheidswet BES.

DIENSTROOSTER
Artikel 2

    *

      1. Onze Minister stelt de door de ambtenaren te verrichten diensten vast middels een dienstrooster.
    *

      2. De ambtenaar dient te allen tijde, door de daartoe bestaande middelen, kennis te kunnen nemen van het voor hem geldende dienstrooster.
    *

      3. Het opstellen van het dienstrooster geschiedt in beginsel op een zodanig tijdstip dat hij van een door hem op een bepaalde datum te verrichten dienst ten minste twee weken van tevoren kan kennisnemen.
    *

      4. Het dienstrooster wordt telkenmale vastgesteld voor een periode van een maand. Het wordt gedurende ten minste vijf jaren bewaard.

DIENST- EN WERKTIJDEN
Artikel 3

    *

      1. Het dienstrooster moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
          o

            a. de arbeidsuren bedragen gemiddeld 39,5 uren per week.
          o

            b. per periode van vier weken worden acht roostervrije dagen aangegeven;
          o

            c. bij de vaststelling van een roostervrije dag wordt zorggedragen dat ten minste 18 uren van een zelfde kalenderdag deel uitmaken van een onafgebroken rusttijd van ten minste 30 uren;
          o

            d. bij de vaststelling van twee of meer opeenvolgende roostervrije dagen wordt zorggedragen dat daarop aansluitend ten minste 6 uren volgen gedurende welke geen dienst behoeft te worden gedaan;
          o

            e. de tijdstippen van het begin en het einde van de dienst worden vermeld.
    *

      2. De gezamenlijke dienstroosters geven in een kalenderjaar in totaal ten minste 22 vrije weekenden aan dan wel ten minste 22 periodes van twee aaneengesloten vrije dagen waarbij de aaneengesloten periode een zaterdag of zondag omvat.

RUSTDAGEN
Artikel 4

Aan de ambtenaar, die niet in wachtdienst werkzaam is, wordt in beginsel op zondagen en op feestdagen een rustdag toegekend. Behoudens uitzonderingen, te bepalen door Onze Minister, wordt hem op zaterdagen eveneens een rustdag toegekend.
Artikel 5

Aan de ambtenaar in wachtdienst wordt voor de in een kalenderjaar vallende feestdagen een gelijk aantal extra rustdagen toegekend als aan de ambtenaar bedoeld in artikel 4 rustdagen op feestdagen worden toegekend. Deze dagen worden zoveel mogelijk over dat kalenderjaar verdeeld.
OVERWERK
Artikel 6

    *

      1. Overwerk wordt slechts bij uitzondering en alleen in die gevallen opgedragen, waarin de belangen van de dienst zulks onvermijdelijk maken.
    *

      2. Van verricht overwerk wordt telkenmale aantekening gehouden op het dienstrooster alsmede op een daartoe bestemd formulier. Het formulier moet worden ondertekend door de ambtenaar die het overwerk verrichtte en door de ambtenaar die de opdracht tot het verrichten van het overwerk gaf.
    *

      3. Indien het dienstbelang het onvermijdelijk maakt, dat aan een ambtenaar werk wordt opgedragen buiten de voor hem vastgestelde werktijden, wordt hem door Onze Minister een vergoeding toegekend conform het bepaalde in artikel 27 van de Wet Materieel ambtenarenrecht BES.

PARAATHEIDSTOELAGE
Artikel 7

De ambtenaar op wie de verplichting rust buiten de voor hem geldende diensturen ter beschikking te zijn ten behoeve van het brandweerkorps, heeft aanspraak op een vergoeding. Het ter beschikking zijn wordt aangeduid met paraatheid.
CONTINUDIENSTTOELAGE
Artikel 8

    *

      1. De ambtenaar die ingevolge het voor hem geldende werkrooster in vol- dan wel halfcontinudienst werkzaam is, ontvangt onder voorwaarden door Onze Minister te bepalen, een continudiensttoelage.
    *

      2. De ambtenaar wordt geacht in volcontinudienst werkzaam te zijn, indien hij ingevolge het voor hem geldende werkrooster regelmatig rouleert in dag-, avond- en nachtdienst en in halfcontinudienst indien hij regelmatig rouleert in dag- en avonddienst.

MEERURENTOELAGE
Artikel 9

De ambtenaar die in de wachtdienst werkzaam is en meer uren dienst verricht dan een door onze Minister vast te stellen aantal, ontvangt, behoudens uitzonderingen te bepalen door Onze Minister, per maand telkenmale een meerurentoelage.
VAKANTIE EN SNIPPERDAGEN EN VRIJSTELLING VAN DIENST I.V.M. BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN AMBTENAAR IN WACHTDIENST
Artikel 10

Behoudens het bepaalde in het Besluit vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren BES kan onze Minster voor de ambtenaren in wachtdienst nadere regels stellen over het opnemen van vakantiedagen en snipperdagen en over vrijstelling van dienst in verband met bijzondere omstandigheden.


MAALTIJDVERGOEDING
Artikel 11

    *

      1. Indien de ambtenaar als gevolg van brand of hulpverleningen meer dan vier uren aaneengesloten werkzaamheden dient te verrichten en daarbij niet in de gelegenheid is om op zijn post zijnde een maaltijd te kunnen nuttigen, wordt van dienstwege een maaltijd verschaft, dan wel een maaltijdbon verstrekt.
    *

      2. Indien een ambtenaar aaneengesloten aan zijn dienst voor meer dan twee uren overwerk dient te verrichten, wordt van dienstwege een maaltijd verschaft, dan wel een maaltijdbon verstrekt.

SLOTBEPALINGEN
Artikel 12

Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van dit besluit nadere regels worden gesteld.
Artikel 13

Dit besluit berust op de artikelen 28, 42, eerste lid, en 43, eerste lid, van de Wet materieel ambtenarenrecht BES.
Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Dienst- en werktijdenbesluit brandweerkorps BES.