De wetgever spreekt niet over de geldigheid van certificaat maar over het waarborgen dat de BHV'ers compotent zijn.
De europese richtlijnen hebben de kracht van wet.
Als men voldoet aan deze normen, dan mag een vermoeden van overeenstemming worden uitgesproken en hoeft men het niet meer te bewijzen dat aan de richtlijnen is voldaan.
De certificaten kunnen een goed bewijsmiddel zijn om, zoals dat tegenwoordig voor de europese richtlijnen gebruikelijk is, een vermoeden van overeenstemming met de richtlijnen te kunnen uitspreken.
Daarvoor is wel noodzakelijk dat de uitgever daarvan kan aantonen dat zijn opleidingen voldoen aan de richtlijnen. Daarvoor zijn "notified bodies" in het leven geroepen die die organisaties inspecteren. (Ik weet overigens niet of er ook al een is voor de kaderrichtlijn. Dit is de richtlijn waaronder de ARBO valt, aar misschien weten Rene of Peter dat.
Beleidsregel 2.21 Opleidingsprofiel bedrijfshulpverlener
Grondslag: Arbobesluit artikel 2.21, eerste lid en artikel 2.22.
1) Aan artikel 2.21, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit wordt voldaan als met goed gevolg ten minste een opleiding is afgerond die gebaseerd is op het in het Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening gepubliceerde opleidingsprofiel.
2) Om de twee jaar worden per aangewezen werknemer ten minste 8 uur besteed aan herhalingscursussen en oefeningen of andere activiteiten als bedoeld in artikel 2.22 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Hiervan wordt een registratie bijgehouden.
3) Als uit de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet, blijkt dat bijzondere risico's aanwezig zijn, dan worden door één of meer bedrijfshulpverleners aanvullende opleidingen gevolgd. Dat zal met name het geval zijn voor de specialisaties eerste hulp en brandbestrijding.
4) Op basis van de uitkomst van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet, kan van het gestelde onder 1 worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij arbeid, die alleen of zonder vaste werkplek wordt verricht buiten het verband van een ploeg of buiten een bedrijf of inrichting. In dat geval kan worden volstaan met een (eenvoudige) schriftelijke instructie.