Nogmaals, eenieder mag de parkeerbelasting voldoen, als het maar vooraf of direct op het moment van parkeren gebeurd.
Als de controleur aantoont dat op moment van controle geen geldig kaartje in de auto aanwezig was, gaat de naheffingsaanslag door.
Toont de bestuurder op aannemelijke wijze aan dat er op moment van bekeuren wel een geldig kaartje in het voertuig aanwezig was, zal de belastingrechter de naheffingsaanslag verminderen.
Alle uitspraken die tot nu toe gedaan zijn voldoen hieraan.
Het overdragen van een geldig parkeerkaartje is dus niet verboden, op voorwaarde dat dit gebeurd bij AANVANG van het parkeren, en dus niet nadat het voertuig al enige tijd geparkeerd staat.
Ik probeer het nog een keer:
Een naheffingsaanslag mag niet worden opgelegd (of moet in bezwaar of beroep worden vernietigd) als de parkeerder voor het parkeren van zijn auto de verschuldigde belasting heeft voldaan. Maakt dan niet uit of dat kaartje in de auto achter de voorruit lag, of op de bodem van de auto, of zelfs als die per ongeluk in de portemonnee wordt gestopt.
Enig criterium is of er is betaald. Op grond van artikel 20 AWR kan parkeerbelasting namelijk alleen worden nageheven indien de belasting niet is betaald. De naheffingsaanslag kan niet worden opgelegd indien de verschuldigde belasting wel is voldaan.
Zie bijv. de onderstaande standaardjurisprudentie:
" De rechtbank verwijst in dit verband naar een arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2008 (LJN BC1593). Uit dit arrest kan worden opgemaakt dat indien achteraf blijkt dat betaling van de verschuldigde belasting heeft plaatsgevonden, voor het opleggen van een naheffingsaanslag wegens strijd met artikel 20 van de AWR geen plaats is, ook al is niet voldaan aan de voorwaarde dat de kaart van buitenaf duidelijk zichtbaar tegen de voorruit van het voertuig dient te zijn aangebracht. " Mooi voorbeeld: zie bijv. uitspraak rechtbank te Zwolle van 1 oktober 2007, BB8857. Man koopt kaartje bij automaat en stopt deze in jaszak. De rechter geeft aan dat de man niet persé hoeft te voldoen aan de verplichting om het kaartje in de auto te leggen, maar concludeert ook dat de man, door achteraf een geldig kaartje te overleggen, niet heeft aangetoond dat hij de belasting heeft betaald. In dit geval werd het beroep ongegrond verklaard.
Ook heel erg duidelijk wordt de wettelijke regeling uitgelegd in de uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 19 november 2010, die te vinden is op
www.rechtspraak.nl, LJN BO6161. Kijk dan niet naar de argumenten van de beide partijen (die verwarren een beetje) maar let vooral op de overwegingen van de rechtbank.
Succes hiermee