http://www.nrc.nl/buitenland/haiti/article2461250.ece/Ieder_voor_zich_in_Port-au-Princehttp://www.nrc.nl/multimedia/dynamic/00268/DAR11_HAITI-_0118_1_268153e.jpgStraatbeeld in Port-au-Prince, vijf dagen na de aardbeving. Foto Reuters
Ieder voor zich in Port-au-Prince
En voor emoties is, ook onder hulpverleners en journalisten, nu even geen plaats na de aardbeving in Haïti
Gepubliceerd: 18 januari 2010 07:48 | Gewijzigd: 18 januari 2010 15:04
In Port-au-Prince heerst anarchie, ook hulpverleners moeten in de eerste plaats aan zichzelf denken. Voor emoties is in de verwoeste stad even geen plaats, wie kan probeert te vluchten.
Door onze redacteur Hanneke Chin-A-Fo
Port-au-Prince, 18 jan. Wat te doen als je in een open truck tot stilstand gedwongen wordt omdat hordes Haïtianen jouw kant op stormen? De commandant van het Nederlandse reddingsteam houdt zijn blik strak naar voren gericht op de escorte van Haïtiaanse politie, om te zien hoe die reageert. De Jordaanse blauwhelmen achter de truck laden hun geweren door en beginnen zo onopgemerkt mogelijk te richten.
Rustig blijven. Daar kiest de politie voor. Stilzitten en goed kijken. De massa was in paniek omdat de politie zag hoe de ingestorte winkels werden geplunderd. Optreden van politieagenten of VN-vredesmilitairen kan de situatie verder doen escaleren. De menigte, honderden jonge mannen en vrouwen, raast voorbij. Het reddingsteam kan verder om een oude man uit een huis te bevrijden.
In delen van de hoofdstad Port-au-Prince, zoals in de grotendeels verwoeste wijk Nazon, is de anarchie compleet. Er wordt gevochten om de dozen etenswaar die uit winkels worden getrokken. De reddingswerkers moeten dekking zoeken voor overvliegende stenen waarmee groepen jongens elkaar bekogelen. Er wordt gegooid met bierflessen. Uit de ramen van de gevangenis hangen aan elkaar geknoopte beddenlakens. „Ik hoop wel dat er nog Kamervragen komen over hoe we hier ons werk moeten doen”, merkt een van de reddingswerkers op.
De dreigende stemming is niet de enige zorg voor wie nu in Haïti probeert hulp te verlenen, of verslag wil doen van de ramp. Basisbehoeften als onderdak, eten en drinken zijn serieuze problemen. Het Nederlandse reddingsteam wil liever niet dat meegereisde verslaggevers in hun tentenkamp verblijven, bang dat het door de rantsoenen heen raakt. Ook zij weten niet wanneer ze weer kunnen vertrekken.
Naarmate er meer hulpverleners en journalisten het land binnenkomen raken de voorzieningen schaarser. Het coördinatiecentrum van de Verenigde Naties wil zijn elektriciteit niet meer delen met buitenstaanders. Ieder zorgt in eerste instantie voor zichzelf, en deelt alleen wat hij echt kan missen.
Maar de omstandigheden van de buitenlanders zijn rooskleurig vergeleken bij die van de slachtoffers. Door de logistieke chaos op het vliegveld zijn pas dit weekeinde de eerste voedselpakketten uitgedeeld. Naarmate de tijd verstrijkt wordt dat werk gevaarlijker: veel inwoners zijn wanhopig van honger en dorst. Het is wachten op de komst van de Amerikaanse militairen, die de orde in de stad moeten herstellen zodat er hulp verstrekt kan worden.
Het voortvarende optreden van de Verenigde Staten wordt niet door iedereen gewaardeerd. Voedseltransporten staan eindeloos vast op het vliegveld, omdat de Amerikanen, die daar het commando hebben overgenomen, ze mondjesmaat doorlaten. „Amerikaanse vliegtuigen gaan voor”, zegt een Colombiaanse militair die een lading voedsel en medicijnen bewaakt. „Ze maken misbruik van de situatie, terwijl onze vrachtwagen bij de ingang op ons staat te wachten.”
Misschien is onzekerheid wel het grootste probleem voor wie hier probeert zijn werk te doen. Kunnen de blauwhelmen nog een dag de veiligheid van de reddingswerkers garanderen? Is het waar dat de Europese vluchten worden stilgelegd wegens de instroom van Amerikanen? Nederlandse medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken veranderen ongewenst in vliegtuigspotters, als ze de hele nacht de landingsbaan afturen in afwachting van het toestel voor Belgische en Nederlandse evacués.
Voor emoties is hier nu geen plaats. Een Britse verpleger vertelt koeltjes hoe hij een meisje probeerde te verzorgen dat vastzat in het puin, totdat zijn team werd teruggeroepen omdat het donker werd. „Ik heb twee uur haar hand vastgehouden, maar we moesten weg. Toen we de volgende dag terugkwamen, was ze gestorven. Het gebouw was ingestort toen lokale bewoners probeerden haar zelf uit te graven.”
De zware, zure lijkenlucht die opwalmt zodra reddingswerkers een weg door het puin hebben gevonden, je ervaart het als niet meer dan de realiteit, evenals de lijken in de straten van Port-au-Prince en de smekende blikken van mensen die op zoek zijn naar water of verzorging voor hun geïnfecteerde wonden. Iedereen doet wat hij kan, en dat is dat.
Maar de verwondering blijft zich opdringen. Reddingswerkers die na een uitputtende operatie iets moeten eten, zitten naast Haïtianen die het al dagen zonder doen. Dakloze gezinnen bivakkeren voor de deur van een nog functionerend en daarom overvol luxehotel, waar journalisten hun slaapzakken uitrollen naast het zwembad.
Een artikel schrijven terwijl je in je stoel zit te beven van de naschokken. Het zijn de bizarre taferelen van een rampgebied.