Ik ben niet zo op de hoogte van dit soort normen/protocollen, waar kan ik NEN2535 vinden?
http://www2.nen.nl/nen/servlet/dispatcher.Dispatcher?id=BIBLIOGRAFISCHEGEGEVENS&contentID=198018&searchType=kaderzoek_shp55 euro...
Uit de NEN:
4.3 Prestatie-eis ongewenste en onechte meldingen
4.3.1 Indeling van meldingen in categorieën
4.3.1.1 Brandmelding echte brand
Brandmelding door een brand of door een voorval dat tot brand kan leiden.
Voor mogelijke oorzaken en maatregelen, zie tabel 1.
4.3.1.2 Ongewenste brandmelding
Brandmelding door de aanwezigheid van op brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van een brand.
Voor mogelijke oorzaken en maatregelen, zie tabel 1.
4.3.1.3 Onechte brandmelding
Brandmelding die niet het gevolg is van een brand, of op brand lijkende verschijnselen.
Voor mogelijke oorzaken en maatregelen, zie tabel 1.
Tabel 1: Indeling van meldingen in categorieën
Effect
1. brandmelding "echte brand"
Oorzaak
11. brandontwikkeling
12. brandstichting
Maatregelen
* preventie
* prestatie-eis
* organisatie
* inbraakbeveiliging
Effect
2. ongewenste brandmelding
"brandverschijnselen"
Oorzaak
21. bedieningsfout
22. kwaadwilligheid
23. gewijzigd gebruik
24. abnormale situatie
25. applicatie (toepassing)
26. geen informatie
Maatregelen
* prestatie-eis
* organisatie
* controle
* projectering
* techniek
* onderhoudscontract
Effect
3. onechte brandmelding "oorzaak techniek"
Oorzaak
31. kwaliteit onderhoud
32. atmosferische invloeden
33. invloed andere systemen
34. systeemstoring
35. beschadiging
36. oorzaak onduidelijk
Maatregelen
* prestatie-eis
* techniek
* projectering
* onderhoudscontract
OPMERKING
De in de tabel opgenomen nummering is bedoeld voor registratie en statistische doeleinden. Het is noodzakelijk deze nummering voor de uniformiteit aan te houden.
4.3.2 Keuze van de klasse-indeling voor de prestatie-eis voor ongewenste en onechte brandmelding
Bij het bepalen van het acceptabele aantal ongewenste en onechte meldingen spelen onder andere de volgende factoren een rol:
1. risico;
2. bedrijfstijden;
3. openbaarheid van het gebouw;
4. gebruik van het gebouw;
5. moeilijkheidsgraad van het gebouw;
6. ligging van het gebouw;
7. organisatie van de brandweer;
8. interne alarmorganisatie;
9. milieu-aspecten;
10. bedieningsfouten;
11. kwaadwilligheid.
Op basis van bovenstaande factoren wordt door de eisende partij een indeling in risicoklasse gemaakt (zie tabellen 2 en 3).
Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen "intern" en "extern".
Intern betreft alle binnen de organisatie gesignaleerde ongewenste en onechte meldingen.
Extern betreft alle naar het ontvangststation voor brandmeldingen doorgemelde ongewenste en onechte meldingen.
Tabel 2: Richtlijn voor een risicoklasse-indeling per gebouwsoort
Soort gebouw
Gebouw met publieksfunctie
Risicoklasse intern
B
Risicoklasse extern
B
Soort gebouw
Cellen en cellengebouw
Risicoklasse intern
B
Risicoklasse extern
A
Soort gebouw
Gezondheidszorggebouw
Risicoklasse intern
C
Risicoklasse extern
C
Soort gebouw
Industriegebouw (productiegebouw)
Risicoklasse intern
C
Risicoklasse extern
B
Soort gebouw
Industriegebouw (magazijngebouw)
Risicoklasse intern
C
Risicoklasse extern
B
Soort gebouw
Onderwijsgebouw
Risicoklasse intern
A
Risicoklasse extern
A
Soort gebouw
Logiesgebouw
Risicoklasse intern
C
Risicoklasse extern
C
Soort gebouw
Woongebouw
Risicoklasse intern
C
Risicoklasse extern
C
Soort gebouw
Kantoorgebouw
Risicoklasse intern
A
Risicoklasse extern
A
Soort gebouw
Winkelgebouw
Risicoklasse intern
B
Risicoklasse extern
B
Soort gebouw
Sportgebouw
Risicoklasse intern
B
Risicoklasse extern
B
Brandmeldinstallaties met uitsluitend handbrandmelders moeten aan klasse A voldoen.
Tabel 3: Algemeen risicoklasse-indeling
| Intern | | | Extern | | |
Risicoklasse | A1) | B1) | C1) | A1) | B1) | C1) |
Ongewenste meldingen | 0,7 | 1,4 | 2,1 | 0,35 | 0,7 | 1,05 |
Onechte meldingen | 0,3 | 0,6 | 0,9 | 0,15 | 0,3 | 0,45 |
| 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
1) Max. aantal ongewenste of onechte meldingen per 5000 m2 bewaakte vloeroppervlakte per jaar of per 100 puntmelders per jaar.
Ook het aantal ongewenste en onechte meldingen afkomstig van één en dezelfde melder is per jaar aan een maximum gebonden. Dit maximum is gelijk aan de voor het project vastgelegde factor in bovengenoemde tabel.
OPMERKING
De uitkomst van het laagste aantal ongewenste meldingen is maatgevend. De factoren in tabel 3 moeten per oppervlakte of aantal melders worden geëxtrapoleerd om het laagste aantal ongewenste en onechte meldingen per installatie te bepalen.
4.4 Prestatie-eis voor de systeembeschikbaarheid
De brandmeldinstallatie moet, gedurende een gedefinieerde tijd uitgedrukt in een percentage systeembeschikbaarheid, in staat zijn om de vereiste brandgrootte te detecteren.
Factoren welke de beschikbaarheidsgraad beïnvloeden zijn:
* uitschakelen van groepen of melders;
* preventief onderhoud;
* correctief onderhoud, opheffen van storingen1);
* spanningsuitval.
De beschikbaarheidsgraad gebaseerd op bovengenoemde factoren moet voor elk deel van de installatie op jaarbasis ten minste 99,7 % bedragen.
Afwijkingen op de beschikbaarheidsgraad, door het structureel buitenwerking stellen van groepen of melders, moet vooraf in het programma van eisen worden vastgelegd.
Het incidenteel buitenwerking stellen voor uit te voeren werkzaamheden moeten per ruimte worden aangegeven en volgens NEN 2654 worden afgehandeld om deze onveilige toestand te bewaken.
1) Storingen veroorzaakt door overmacht zoals bliksemschade, waterschade en/of wegvallen van openbare energievoorziening langer dan de noodstroomtijd moeten zijn uitgesloten.
4.5 Registratie
Alle meldingen moeten in het logboek volgens NEN 2654 worden geregistreerd. Ten minste met de vermelding van:
* brandmelding doorgemeld naar het ontvangststation voor brandmeldingen;
* brandmelding intern;
* ongewenste melding;
* onechte melding;
* installatiedeel uit;
* storingen.