Opstelten: 'De onderste steen moet boven komen'Het spoeddebat in de Tweede Kamer over de brand in Moerdijk is zojuist afgelopen. De Kamerleden hadden veel vragen aan minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en minister Schippers van Volksgezondheid. Deze vragen richtten zich met name op de crisiscommunicatie, vergunningen, nazorg, milieu en gezondheidsrisico’s. Met recht werd zowel door de Kamerleden als de ministers veel lof en waardering geuit voor de hulpverleners. Minister Opstelten voegde daaraan toe dat hij alle mogelijke steun aan de hulpdiensten wil geven waar dat nodig is. Hij ging daarnaast in zijn antwoord uitgebreid in op de onderzoeken die zijn en worden gestart naar de brand, alsmede de oorzaken en de afwikkeling daarvan.
‘Wij doen er alles aan om lessen te trekken uit deze ramp. Wij zijn transparant en zullen niets verbergen’, zo stelde minister Opstelten. ‘De onderste steen moet boven komen. Dat is ook wat de veiligheidsregio’s zelf willen. Dat is ook de reden waarom onderzoek wordt gedaan door het IOOV en de Onderzoeksraad voor Veiligheid. In het onderzoek wordt gekeken naar de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en ook de effecten van de brand en de brandbestrijding worden meegenomen. Wat is er gedaan? Wat hebben wij geleerd van de brand, heeft iedereen tijdig zijn verantwoordelijkheden genomen en is er geleerd van eerdere incidenten zoals in Drachten en Enschede?’
Opstelten was erg duidelijk in het tijdspad van de onderzoeken. ‘Voor het zomerreces verwacht de IOOV het onderzoek te hebben afgerond. Dat is ook erg belangrijk. De Onderzoeksraad laat mij nog weten waar zij de focus op leggen en het Openbaar Ministerie is snel aan de slag gegaan en heeft inmiddels een strafrechtelijk onderzoek opgestart.’
De minister gaf verder aan dat hij de verantwoordelijkheid bewust heeft laten liggen bij de coördinerende burgemeesters van Midden- en West Brabant en Zuid-Holland-Zuid. ‘Als we dat anders organiseren, dan wordt het een bestuurlijke chaos, dat is het laatste wat we willen.’
Vragen over vergunningen, decentrale verantwoordelijkheden en de bedrijfsbrandweer zijn door staatssecretaris Atsma beantwoord: ‘Vóór het Algemeen Overleg over externe veiligheid medio maart 2011 dient de stand van zaken omtrent de (brand)veiligheid bij ongeveer 170 opslagen gevaarlijke stoffen helder te zijn. Op dit moment is bij een aantal gemeenten nog onduidelijk in hoeverre ze de zaak adequaat hebben opgepakt en of ze de juiste vergunningsvoorwaarden hebben gesteld.
Atsma benadrukte in zijn antwoorden verder dat de veiligheid altijd centraal staat en dat het niet alleen gaat om vergunningverlening maar ook om handhaving. Conclusies wilde hij vooruitlopend op de diverse onderzoeken niet trekken. De inspectie moet volgens hem onafhankelijk kunnen opereren. Hij benadrukte ook dat er met de ‘inspectievakanties’ die in het regeerakkoord worden genoemd, niet beoogd wordt om risicovolle bedrijven te vrijwaren van inspecties. Het is volgens de staatssecretaris bovendien aan de beoordeling van het bestuur van de veiligheidsregio of een bedrijfsbrandweer bij een specifiek BRZO-bedrijf nodig is. Ook is gediscussieerd over het voornemen om de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen op te heffen.
http://www.nvbr.nl/@19632/opstelten-'-onderste/