'Goddank hoor je het niet gebeuren' donderdag, 07 jan 2010 10:18 |
Door: Eindhovens Dagblad
Het is een korte zin: ‘uw bedrijf wordt geruimd’. Maar het lijkt het einde van het bedrijf. En de wereld.
De Vier Vennekes heet het Spoordonkse bedrijf, naar de vier kinderen Van de Ven. „Maar vandaag is ons vijfde kindje overleden. Hoe het voelt? Nee, dat krijg ik niet onder woorden en ik wil het ook niet. Ik probeer er niet bij stil te staan, bang dat ik nooit meer vooruit kom. Maar het is niet anders, we moeten er doorheen. Hoe? Weet ik niet, echt niet.”
Na aandringen wil ze, vooruit, praten maar: tien minuten. „ Langer kan ik er niet bij stilstaan.” En dat is te begrijpen. Jeannette en Jan van de Ven hebben vijftien jaar ziel en zaligheid in hun geitenboerderij gestopt, een bedrijf dat door de sector als voorbeeld naar voren wordt gehaald en een van de grootste uit de regio is: ruim 2300 beestjes staan op stal. Stonden. Want 524 zijn er gisteren geruimd. Waaronder 416 zwangere moeders. Met bijna achthonderd ongeboren lammetjes. Weg.
Een zware klus, bijna veertig man waren er mee bezig, tot in de verre omtrek stonden de bermen vol auto’s. Artsen, ruimers, controleurs, inspecteurs, een hoogleraar dierenwelzijn en een cateraar. „Ik kan niet voor iedereen koffie zetten. Deze keer niet”, zucht Jeannette. Ze houdt zich sterk. Praat met één oog op de klok ( nog drie minuten!) en weet die tijd de ogen – bijna – droog te houden. Dat er geruimd zou worden, wist ze. „ Afgrijselijk, maar het hing in de lucht en het is einde aan de onzekerheid. Je probeert er nuchter onder te blijven.” Ook het telefoontje dat ‘ze’ de volgende week komen is net te behappen. „Er is opeens veel te doen.”
Maar dan is er de dag. „Het duurt twee dagen”, verbetert ze. „De eerste dag wordt gescand welke geiten drachtig zijn. Elk beest controleren ze. En ja, daar zijn we bij. Wij weten hoe je dat het beste kunt doen, het zijn ónze stallen.” Een heidens karwei.
„Onwerkelijk. De een krijgt een groot rood kruis op haar rug, de ander niet.” Nee, ze kent ze niet allemaal. „ Dat is meer aan Jan. Maar je hebt wel een band. Er zitten typjes tussen! Neem Spotje. Heeft bruine vlekken en blijft altijd staan tot je hem een keer aait, anders is er geen beweging in te krijgen.” De dag leek zonder eind, maar dat kwam toch. „Verstand op nul, blik op oneindig.” Ja, ze hebben wel geslapen.
„We waren doodop, hebben deze keer ’n glaasje gedaan.” En toen werd het weer dag. „Opstaan als altijd. Om half zes begint Jan met het melken, ik geef dan lammetjes de fles. Toen gingen we. Geen afscheid, nee. Het is dubbel, je probeert het zo lang mogelijk weg te denken maar je weet dat het komt. Je probeert alles klaar te hebben voordat het circus begint.” En dan komen de wagens het terrein op.
„Moet je toch weer wijzen waar alles is. Zij vragen ook naar je nacht. Maar je wilt weg, de stal uit, het huis in. Weg, weg.” Het is stil aan tafel. Mokken koude koffie. Vreemd volk erbij, van de ZLTO, de bond wil helpen. Er is een speciaal team. Adrie Klaassen probeert als ondernemerscoach de doorstart voor te bereiden, Nelleke Krol is bedrijfsadviseur, geeft ook informatie. Maar ze zijn er meer voor de boeren zelf. „Zodat ze wat aanspraak hebben deze dag.”
Er wordt binnen niet veel gezegd. Buiten, bij de stal, wordt druk maar stil aangepakt. Geiten krijgen een spuitje, lopen naar het volgende hok, vallen daar in slaap. Een man buigt zich er overheen, doet iets aan de kop, stapt dan opzij en een volgende man, ook helemaal in plastic, pakt het beestje bij de poten, draagt het naar een truck. „Goddank hoor je het niet”, zucht Jan stilletjes, met natte ogen. „ Onze eigen arts is erbij, dat mocht en dan helpt een beetje, dan weet je dat het goed gebeurt”, probeert Jeannette zichzelf te troosten. En vanavond? „Dan gaan we gewoon melken en proberen de leegte niet te zien. Je kunt wegblijven, maar ooit moet je het onder ogen komen. Dan maar nu, snel.” Maar dan: opnieuw beginnen! Bot: „Nee.” Hoezo nee? „Kan niet. Landelijk mag er tot de zomer al niet gefokt worden, maar wij moeten een jaar lang helemaal schoon zijn en dat bestaat niet. Er is altijd wel een beestje ziek. Geeft normaal niks, nu is het een ramp.” En: met de huidige geiten mag nooit meer gefokt worden.„Daar hebben we vijftien jaar aan gewerkt, het zijn prijsgeiten maar ze kunnen naar de slacht.” „ Het is een sterfhuisconstructie. Overnieuw beginnen? Er zijn straks geen lammeren te krijgen. En dan is er waarschijnlijk geen geld meer. Onze kosten lopen door: voer, verwarming. maar we hebben geen inkomsten. Wat we moeten? Ik weet het niet, denk er nog niet aan.”
De tien minuten zijn om. Ze wil weg. Wat ze gaat doen? „Ik ga de badkamer maar eens schrobben”, zegt ze. „Verder weet ik niks.”
http://www.deondernemer.nl/artikel/2295892/'Goddank-hoor-je-het-niet-gebeuren'