(...)
Wbt het gehele verhaal over de inzet in Den Haag kan je verder lezen op http://www.nationaleombudsman.nl/rapporten_db/beoordeling_get.asp?aantal=1&teller=0&zoekterm=SELECT+rapportnummer%2C+datum%2C+tekstnaam+FROM+RAPPORT+WHERE+rapportnummer%3D+20090076&aantp=1&huidigepag=1&volgorde=gewogen&bw1=&bw2=&bw3=&doen=klacht.asp&showterm=&jaar=2009&raplijst=SELECT+rapportnummer%2C+datum%2C+tekstnaam+FROM+RAPPORT+WHERE+rapportnummer%3D+20090076
Maar duidelijk hierin word dat de persoon die is gebeten meerdere keren is gevorderd te vertrekken. En niet aan deze vordering heeft voldaan.
Volgens mij is het geen rapport dat alleen de politie de zwarte piet geeft... De klacht van het onthouden van medische hulp is niet gegrond verklaart. Even wat citaten uit bovenstaande link:
(...)
10. Onweersproken is gebleven dat de betrokken politieambtenaren op 14 mei 2005 optraden in het kader van samenscholing en onregelmatigheden op de openbare weg voor uitgaansgelegenheid Het Paard. Op grond van de hiervoor onder I.7 genoemde APV werd de menigte gevorderd zich te verwijderen. In die zin waren de aldaar aanwezige politieambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam.
11. De Nationale ombudsman stelt vast dat de lezingen van verzoeker en de getuige enerzijds en de betrokken politieambtenaren anderzijds en de getuige enerzijds over de inzet en het bijten van de surveillancehond lijnrecht tegenover elkaar staan.
Verzoeker is heel stellig in zijn verklaring dat hij, op het moment dat hij bemerkte dat iedereen door de politie werd gesommeerd zich richting Grote Marktstraat te begeven, direct daarop zijn fiets heeft gepakt, dat hij zich op de fiets tussen de menigte in die richting heeft begeven en dat hij, op het moment dat hij een politieagent met een surveillancehond aan de lijn passeerde, plotseling door die hond in zijn been werd gebeten. Ter adstructie van zijn lezing heeft verzoeker een verklaring van getuige Z. overgelegd, welke getuige ook door de substituut-ombudsman is gehoord. Zij bevestigt de verklaring van verzoeker in die zin dat zij zag dat op het moment dat verzoeker langs Y. fietste, hij door de politiehond in zijn been werd gebeten tengevolge waarvan hij ter val kwam. Zij was zeer stellig in haar verklaring dat verzoeker fietste op het moment dat hij door de hond in zijn been werd gebeten. De getuige was geen bekende van verzoeker.
Politieambtenaar Y. daarentegen heeft verklaard dat verzoeker tot tweemaal toe met zijn fiets dwars voor hem is komen staan waardoor hij de doorgang tot de collega's van Y. - die zich op dat moment in het nauw bevonden - blokkeerde. Y. verklaarde - na verzoeker tot tweemaal toe tevergeefs te hebben bevolen zich te verwijderen - zijn hond daarop een commando tot bijten te hebben gegeven. Zijn collega X. heeft tegenover de substituut-ombudsman verklaard te hebben waargenomen dat verzoeker stilstond en verbaal contact met Y. had. Over het bijtincident kon hij niets verklaren.
12. Ter discussie staat derhalve of verzoeker op het moment dat hij door de diensthond werd gebeten langsfietste of opzettelijk met zijn fiets de doorgang van Y. blokkeerde. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan aan de ene lezing meer betekenis moet worden toegekend dan aan de andere.
Voor de beoordeling van de behoorlijkheid van de gedraging is het echter niet nodig hierover zekerheid te hebben, gelet op het navolgende.13. Zelfs indien de Nationale ombudsman de lezing van politieambtenaar Y. volgt, inhoudende dat verzoeker met zijn fiets opzettelijk de doorgang van Y. blokkeerde op het moment dat er collega's van Y. in het nauw verkeerden, is de Nationale ombudsman van oordeel dat onder die omstandigheden niet tot het laten bijten door de diensthond had mogen worden overgegaan. Immers, het laten bijten door een surveillancehond is een zwaar geweldsmiddel dat ernstig letsel tot gevolg kan hebben, en in dit geval - gelet onder meer op de sepotmededeling van de officier van justitie - ook daadwerkelijk ernstig letsel tot gevolg heeft gehad. Van dit middel dient daarom behoedzaam gebruik te worden gemaakt en alleen indien het door de politieambtenaar beoogde doel alleen door dit geweldsmiddel kan worden bereikt en ook alleen indien het belang van het doel het gebruik van dit geweldsmiddel rechtvaardigt. De Nationale ombudsman acht, indien hij uitgaat van de lezing van Y., niet aannemelijk dat de vrije doorgang van Y. naar zijn collega's alleen door de inzet van zijn hond kon worden bereikt. Y. had immers om verzoeker heen kunnen lopen of hem een duw kunnen geven teneinde hem naar de grond te brengen, waarna hij zich naar zijn collega's had kunnen spoeden. Indien de Nationale ombudsman uitgaat van de lezing van verzoeker en de getuige, was er in het geheel geen aanleiding om de diensthond een bijtopdracht te geven.
De Nationale ombudsman is derhalve van oordeel dat er in dit geval geen sprake was van een situatie waarin een zo zwaar middel aanvaarbaar te achten was. Alles overziend is de Nationale ombudsman dan ook van oordeel dat de inzet van de diensthond in strijd met het recht op onaantastbaarheid van het lichaam heeft plaatsgevonden.
(...)
SLOTBESCHOUWING
Verzoeker is na een avond uit door een surveillancehond van de politie in zijn been gebeten.
Verzoeker heeft hierdoor letsel opgelopen waardoor hij geruime tijd niet normaal heeft kunnen lopen en heeft aan de bijtwond (blijvend) een litteken overgehouden. Hoewel de lezingen over het voorval uiteenlopen, staat voor de Nationale ombudsman vast dat zich geen situatie heeft voorgedaan die het toepassen van een zo zwaar geweldsmiddel als het laten bijten door een politiehond rechtvaardigde.
De Nationale ombudsman constateert dat de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar geen nadere precisering bevat wanneer of onder welke voorwaarden de surveillancehond mag worden ingezet. Voor de toetsing van (de noodzaak van) de inzet van dit geweldsmiddel moet daardoor worden teruggevallen op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De Nationale ombudsman is van oordeel dat - gelet op het feit dat het geven van een bijtopdracht aan een diensthond moet worden aangemerkt als een zwaar geweldsmiddel en mede gelet op de mogelijk ernstige gevolgen die dit voor een burger kan hebben - het ontbreken van verdere regelgeving hierover de burger onvoldoende waarborgen biedt. Dit heeft Nationale ombudsman ertoe gebracht de Minister van Binnenlandse Zaken in overweging te geven in nadere regelgeving vast te leggen wanneer en onder welke voorwaarden tot de inzet van een diensthond mag worden overgegaan.
CONCLUSIE
De klacht over de onderzochte gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden te Den Haag, is
gegrond ten aanzien van:
- de inzet van en het laten bijten door de politiehond, wegens schending van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam;
niet gegrond ten aanzien van:
- het onthouden van medische zorg.