In een eerder bericht heeft men al kunnen zien dat de linker en rechter kransslagader aftakkingen zijn van de aorta. Deze twee jongens zorgen dat de hartspier heel royaal van zuurstofrijk bloed wordt voorzien.
Het hart heeft haar eigen systeem dat begint met de kransslagaderen met grote aftakkingen, die steeds verder vertakken tot hele kleine slagadertjes (weerstandstandsvaten of de arteriolen), deze vertakken nog weer verder in enorme netwerken van haarvaten (capillairen). Het systeem begint epicardiaal en duikt daarna de diepere lagen van de hartwand in. Het begint met een diameter van ongeveer 5 mm en wordt daarna steeds dunner tot circa 5 μm (veel dunner dan een hoofdhaartje). Dotteren of omleidingen maken kan tot circa 2mm.
Als de hartkamers samenknijpen drukken ze ook het hele netwerk van haarvaten dicht, in het bericht over de aorta kun je zien dat op dat moment ook de aortaklep open staat. De drie slippen van de aortaklep liggen dan tegen de aortawand aan, twee van deze slippen blokkeren dan de ingangen naar de kransslagaderen. Als de hartkamers ontspannen openen de haarvaatjes, de aortaklep valt dicht waardoor de ingangen naar de kransslagaderen vrij komen te liggen. Het bloed dat iets daarvoor in de aorta is geperst valt terug waardoor onder een hoge druk de kransslagaderen gevuld worden.
De kransaderen zorgen voor de afvoer van zuurstofarm bloed, zij komen uit op een grote ader aan de achterkant van het hart die rechtstreeks uitkomt in de rechter hartboezem (sinus coronarius).
Bij de meeste mensen zorgt de rechter kransslagader dat de rechter hartboezem, een deel van het kamertussenschot en de buitenwand van de rechter hartkamer zuurstofrijk bloed krijgen. Meestal voorziet de rechter kransslagader de sinusknoop en AV-knoop van zuurstofrijk bloed.
Het grootste deel van het hart krijgt zuurstofrijk bloed vanuit de linkerkransslagader. Deze takt zich af in de derde kransslagader de circumflex arterie. Drietaks-vaatlijden zegt dus dat er verstopping zijn in de linker-, rechter- en circumflex kransslagader.
Coronary Artery Angiography- ANC00200Bypass Angioplasty Revascularization Investigation (BARI) 1 Proximal right coronary artery conduit segment - pRCA
2 Mid-right coronary artery conduit segment - mRCA
3 Distal right coronary artery conduit segment - dRCA
4 Right posterior descending artery segment -rPDA
5 Right posterior atrioventricular segment - rPAV
6 First right posterolateral segment - 1st RPL
7 Second right posterolateral segment - 2nd RPL
8 Third right posterolateral segment - 3rd RPL
9 Posterior descending septal perforators segment - pDSP
10 Acute marginal segment(s) - aMarg
11 Left main coronary artery segment - LM
12 Proximal LAD artery segment - pLAD
13 Mid-LAD artery segment - mLAD
14 Distal LAD artery segment - dLAD
15 First diagonal branch segment - 1st Diag
15a Lateral first diagonal branch segment - Lat 1st Diag
16 Second diagonal branch segment - 2nd Diag
16a Lateral second diagonal branch segment - Lat 2nd Diag
17 LAD septal perforator segments - LAD SP
18 Proximal circumflex artery segment - pCIRC
19 Mid-circumflex artery segment - mCIRC
19a Distal circumflex artery segment - dCIRC
20 First obtuse marginal branch segment - 1st OM
20a Lateral first obtuse marginal branch segment - Lat 1st OM
21 Second obtuse marginal branch segment - 2nd OM
21a Lateral second obtuse marginal branch segment - Lat 2nd OM
22 Third obtuse marginal branch segment - 3rd OM
22a Lateral third obtuse marginal branch segment - Lat 3rd OM
23 Circumflex artery AV groove continuation segment - CIRC AV
24 First left posterolateral branch segment - 1st LPL
25 Second left posterolateral branch segment -2nd LPL
26 Third posterolateral descending artery segment - 3rd LPL
27 Left posterolateral descending artery segment - LPDA
28 Ramus intermedius segment - Ramus
28a Lateral ramus intermedius segment - Lat Ramus
29 Third diagonal branch segment - 3rd Diagonal
29a Lateral third diagonal branch segment - Lat 3rd Diagonal