0 gebruikers (en 3 gasten bekijken dit topic.
maandag 26 mei 2014Bepaalde dingen die ik zie of hoor, roepen bij mij zeer onprettige herinneringen op. Dat kan een bepaald liedje zijn die ik tijdens een reanimatie op de radio heb gehoord in een woning of een kinderspeelkleed waarin een slachtoffer door de dader was opgerold. Maar ook het bekende spel mens-erger-je-niet roept bij mij nog steeds herinneringen op.Tijdens een avonddienst, tegen het einde van het jaar in de donkere dagen, krijgen we een melding van een meisje dat dreigt te stikken in iets. Er is een hoop paniek aan de telefoon en de meldkamer kan uit het gesprek niet opmaken wat er precies aan de hand is. Wij zitten redelijk dicht in de buurt en rijden met spoed naar het adres aan de A straat toe.Ter plaatse gekomen zien we een meisje van een jaar of 10 oud op de grond liggen. We zien dat ze al blauw aangelopen is. In de kamer is verder haar moeder, een vriendinnetje en een broertje aanwezig. Moeder is hevig in paniek en vertelt ons dat haar dochtertje een pionnetje van het spel mens-erger-je-niet in haar keel heeft zitten. Het meisje ademt niet meer en heeft tevens geen hartslag meer. Hierop starten wij direct met reanimeren. Voorzichtig probeer ik nog met mijn vinger in haar mond het pionnetje te vinden, maar ik voel niets. Ik geef een urgente status op mijn portofoon. Hiermee krijg je direct voorrang bij de meldkamer. Ik vraag met spoed om een ambulance en geef door dat we begonnen zijn met de reanimatie. Het is voor ons best lastig om een kind te reanimeren. Ten eerste omdat het een kind betreft en dat raakt je ! Ten tweede de kracht waarmee je moet reanimeren. Je kunt niet zo hard op zo’n klein lichaampje drukken zoals bij een volwassene, dus je moet daar heel goed rekening mee houden. Gelukkig komt na korte tijd het ambulancepersoneel ons versterken. We doen het volgens hen prima. Inmiddels is ook het mobiel medisch team aanrijdend, vliegen met de helikopter was niet mogelijk vanwege de weersomstandigheden.Toch zijn ze vrij snel ter plaatse en wordt door de chirurg een drastische ingreep gedaan. Hij probeert nog met een sneetje in haar keel de luchtweg vrij te maken. Het is een dramatisch gezicht en je hoopt alleen maar op een goede afloop. Alles wordt klaargemaakt voor een spoedtransport naar het Sophia kinderziekenhuis. De brancard wordt door het ambulance personeel gehaald. Het betreft een kleine woning, die kort na de oorlog is gebouwd. Tot overmaat van ramp lukt het niet om de brancard via de smalle gang in de woonkamer te krijgen. Veel tijd is er niet over, dus besluiten we om de ruit van de woonkamer te vernielen. Gelukkig is de brandweer ook ter plaatse en met veel geweld wordt binnen korte tijd door hen de hele voorruit van de woning eruit geslagen. We hebben hierna een deken over het kozijn neergelegd en met een bezem snel het meeste naar buiten geslagen glas weggeveegd om een veilige doorgang te verzorgen.Met spoed wordt het meisje overgebracht naar het ziekenhuis. Moeder gaat mee met de ambulance en het broertje en het vriendinnetje worden opgevangen bij de buren. Wij blijven achter om het huis te beveiligen en te wachten op een afdichtingbedrijf.Het mens-erger-je-niet spel is als stille getuige achtergebleven op de plaats des onheils. Eén groen pionnetje ontbrak. Uit later onderzoek blijkt dat het meisje het holle plastic pionnetje, gebruikelijk bij de goedkope variant van het spel, bij wijze van grap op haar tong had vastgezogen. Dit spelletje was misgegaan en het pionnetje was in de luchtpijp van het meisje terecht gekomen. Door de trechterachtige vorm van het pionnetje was dit muurvast in haar luchtpijp komen te zitten.Helaas heeft het meisje het niet overleefd.
Een portier van een horecagelegenheid wijst me erop dat er iemand staat te urineren tegen het gerechtsgebouw in het centrum. Oftewel, in de volksmond, de man is aan het wildplassen. [Eigenlijk een rare term, want een keurig gerichte straal maakt het geen wildplassen en daarom staat in ons feitenboekje de tekst: ‘Natuurlijke behoefte doen, buiten de daarvoor bestemde plaats’. Dit klinkt uiteraard al heel anders] Ik loop de kant op waar de wildplasser zijn behoefte doet en meneer heeft inderdaad blijkbaar al de nodige sapjes gehad, want het lek is niet meer te dichten. Hij ziet me aankomen en stopt van schrik zijn geslachtsdeel weer in zijn broek. Helaas voor hem denkt zijn lichaam er anders over en blijft de urine doorlopen waardoor hij een grote natte vlek urine in zijn witte broek heeft.Nadat ik de man zijn identiteitskaart heb gevraagd, vertel dat hij een proces-verbaal krijgt en opmerk dat er 25 meter verder een plaszuil staat, wordt hij kwaad. Ik moet maar eens boeven gaan vangen in plaats van wildplassers te bekeuren en hij vindt het te belachelijk voor woorden. Nu krijgen wij dit in ons vak veel vaker te horen en meestal bedank ik de persoon voor de tip over het boeven vangen omdat ik die nog niet ken. Terwijl ik de bon uitschrijf, wordt de man echter langzaam witheet en roept de nodige verwensingen. Ik waarschuw hem dat hij normaal tegen me moet praten; ik behandel immers iedereen zoals ik zelf ook behandeld wil worden. De jongeman in kwestie heeft hier maling aan en gedraagt zich zodanig, dat hij ook de aandacht trekt van collega’s die mijn kant op komen lopen. Als ik de bon klaarheb en hem uitreik, beledigt de man mij veelvuldig met ziektes die je zelfs je vijanden niet zou toewensen. Ik ben er wel klaar mee en zelfs het uitgaangspubliek, dat het schijnbaar interessant vindt om zo dicht mogelijk bij me te komen staan, geeft aan dat dit echt niet kan. De aanhouding gaat niet helemaal soepel en gepaard met het nodige verzet van de verdachte. Achteraf verklaarde hij dat hij net cocaïne had gesnoven en de nodige alcohol had gehad.Inmiddels komen er nog meer collega’s aan om voor de nodige afscherming te zorgen, maar waar ik aan begin, maak ik ook af, dus ik krijg de verdachte uiteindelijk in de transportboeien waana hij naar ons arrestantencomplex wordt overgebracht. De volgende morgen geeft hij in verklaring aan geen enkel stukje respect te hebben voor de ‘hoeren van Justitie’ en dat hij zich een volgende keer nog meer zal verzetten, mocht hij aangehouden worden.Zo’n anderhalve week later draai ik een late dienst in de noodhulp en krijg het verzoek naar de X-straat te gaan vanwege een onwelwording in een woning, de ambulance is aanrijdend. Ik ga er met spoed heen en de voordeur van de woning staat al open. Ik stap de woning binnen, maak mij bekend als politie en een vrouw geeft aan dat het slachtoffer boven ligt. Ik vraag haar de voordeur open te houden voor het ambulancepersoneel dat eraan komt. Als ik boven kom, staat een jongeman over een oudere man gebogen; de angst in zijn ogen spreekt boekdelen. ‘Ik weet niet wat ik moet doen, dit is mijn vader, help hem alsjeblieft,’ zegt hij. Ik controleer de oudere man en kom snel tot de conclusie dat ik moet overgaan tot reanimatie en geef dit via de portofoon door aan de centralist van de meldkamer. Dit is belangrijk voor het aanrijdende ambupersoneel: er wordt dan direct een tweede ambulance gestuurd. Ik heb dus geen AED bij me en geen mondkapje voor de beademing, maar start toch met de reanimatie zoals die ons is aangeleerd. Minuten lijken uren als je alleen aan het reanimeren bent. De ambulance is er nog niet. Het duurt maar even voor ze er zijn, maar de beleving is veel langer. Nadat het ambulancepersoneel de oudere heer heeft aangesloten op hun apparatuur, zie ik tijdens het reanimeren langzaam weer een hartslag komen. De tweede ambulance is er inmiddels en de man wordt met spoed overgebracht naar het ziekenhuis.De jongeman die over zijn vader gebogen stond, komt vervolgens bij mij. Ik kijk hem aan en denk: ik ken jou ergens van, maar kan alleen niet thuisbrengen waarvan. Hij zegt ‘Jij hebt mij onlangs een bekeuring gegeven voor wildplassen in het centrum. Ik ben toen volledig door het lint gegaan en heb me op alle mogelijke manieren verzet tegen jouw aanhouding. Ik wil mijn excuses aanbieden voor mijn gedrag, ik heb me volledig misdragen en zie nu pas in dat jullie niet de klootzakken zijn zoals ik altijd heb gedacht. Als jij er niet zo snel was geweest, was het einde oefening geweest voor mijn oude heer, echt super bedankt!’ Na nog een hele tijd met de jongen gesproken te hebben, krijgt hij een telefoontje van zijn moeder vanuit het ziekenhuis. Pa leeft nog en is stabiel, maar moet voor de zekerheid nog even in het ziekenhuis blijven. De jongen omhelst mij en zegt: ‘Super bedankt gozer, dankzij jou leeft hij nog’.Na een stevige handdruk ga ik weer verder. Denk de volgende keer even na voor je ons uitmaakt voor van alles en nog wat. Wij doen ook andere dingen dan bonnen schrijven en mensen aanhouden.CitaatOver de bloggerHugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat'.
Over de bloggerHugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat'.
maandag 2 juni 2014Ik stap deze ochtend vroeg op de motor. Het is erg mistig en de zon is druk bezig om haar zonnestralen door het wolkendek heen te priemen, wat prachtige beelden oplevert. Het werkverkeer komt inmiddels aardig op gang, maar gelukkig verloopt het deze ochtend vlotjes zonder incidenten.Omdat het zo rustig met de meldingen is, vraag ik aan de wachtcommandant van de verkeerspolitie, Krijn, of hij de ANPR-camera’s van de oeververbindingen bij wil zetten. Deze camera’s scannen 24 uur per dag alle kentekens van voertuigen. Voertuigen die in het ANPR-bestand voorkomen, leveren bij het scannen een zogenaamde ‘hit’ op. Je krijgt dan een signaal dat er een voertuig door de tunnel heen rijd, welke gesignaleerd staat. Dan kan voor heel veel zaken zijn o.a. voor rijden zonder rijbewijs, gestolen voertuigen, openstaande boetes, belastingschuld enz.Mijn gedachten dwalen af naar zo’n twee jaar geleden toen ik ook op de motor reed en een mooie achtervolging had achter een gestolen auto. De auto eindigde in een bloembak en ik kon de bestuurder aanhouden. Ik zou eigenlijk wel weer eens een achtervolging willen hebben, het is tenslotte weer een tijd geleden.Eenmaal bij de X tunnel voegt zich nog een motorrijder bij mij, Kees, van de verkeerspolitie. Na amper vijf minuten komt de eerste ‘hit’ van een voertuig. De bestuurder hiervan heeft een boete openstaan van 310 euro welke hij direct betaalt. Na te hebben afgerekend, komt de tweede ‘hit’. Ik neem de bestuurder mee naar de A straat. Volgens het systeem heeft de bestuurder een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Dat betekent dat hij, gedurende een periode, van de rechter niet mag autorijden. Ik vraag aan de bestuurder om zijn legitimatiebewijs, maar hij vertelt dat dit thuis ligt. Hij vertelt verder dat de auto van zijn broer is en dat hij weet dat deze een rijontzegging heeft. Maar hoe kom ik nou te weten of hij niet liegt? Ik vertel hem dat hij mee moet naar het bureau en dat we daar gaan uit zoeken of hij daadwerkelijk de waarheid spreekt. Echter, ik hoor via de mobilofoon Krijn roepen dat er een gestolen auto door de A tunnel rijdt van noord naar zuid. Tja, dat is wel balen, want daar sta ik met die man zonder legitimatiebewijs. De man doet zijn best en geeft mij een hoop papieren waarop zijn naam staat, maar geen geldig legitimatiebewijs. Ik hoor dat Kees inmiddels de auto heeft opgepikt en een stopteken geeft. Ik hoor Kees zeggen dat hij gaat stoppen en hem volgt naar een parkeerplaats. Ik richt mijn aandacht weer op de man, totdat ik Kees over de mobilofoon hoor roepen dat de gestolen auto er vandoor gaat. Dan gaan de bellen bij mij rinkelen. En nog veel harder rinkelen als ik Kees hoor zeggen dat hij de gestolen auto kwijt is. Hoe is dat nou mogelijk? Mijn handen jeuken om de hoop papieren weer in de handen van de man te duwen, maar dit zijn ook zaken helaas. Totdat ik een enorm motorgeloei hoor. Dan gaat bij mij het luchtalarm af. Ik zie de gestolen auto aan komen scheuren. In een flits gooi ik alle papieren, mijn bonnenboekje en mijn motorhandschoenen die ik onder mijn arm geklemd heb op straat, naast de man. Ik roep naar de man dat hij even moet blijven staan en dat ik zo terug ben. Ik ren naar mijn nog draaiende motor toe en spring hierop. Eindelijk, hier heb ik vanochtend nog op gehoopt! Ik zet de achtervolging in richting de B straat. De bestuurder rijdt als een waanzinnige. Hij rijdt met grote snelheid het trottoir op om de C straat in te rijden. Er rijdt daar echter op de hoek een fietser die probeert de auto te ontwijken. Ik zie dat dit niet lukt. De auto slipt en breekt uit. Hierbij neemt hij het achterwiel van de fietser mee, waardoor deze ten val komt. Ik zie dat de fietser gelukkig opstaat, maar dat het achterwiel ernstig gevouwen is. De fietser is woest en schreeuwt naar mij dat ik die “idioot” moet pakken. Ik schakel inmiddels mijn ‘toeters en bellen’ in en volg op veilige afstand de auto. Hij rijdt als een gek en probeert mij kwijt te rijden. Voor mij is het op de motor echter geen enkele moeite om hem bij te houden, ik blijf op veilige afstand volgen. Een stuk verderop staat een schoolklas op het punt om over te steken. Onverminderd, met hoge snelheid, rijdt de bestuurder hier op af en gelukkig zijn de twee begeleiders zeer alert. Ik zie dat ze hun armen spreiden voor de kinderen en de kinderen tegenhouden. Met grote ogen kijken de kinderen, van zo’n 7 jaar oud schat ik, naar de auto en naar mij. Ik heb inmiddels de tijd gehad om de stekker van mijn mobilofoon in te pluggen en hoor dat de auto mogelijk gestolen is door een voortvluchtige gevaarlijke verdachte die geweld niet schuwt. Even overweeg ik de achtervolging af te breken om de verdachte niet op te jagen, omdat ik bang ben dat er anders doden gaan vallen. Maar omdat de verdachte de wijk uitrijdt richting industriegebied waar het minder kwaad kan en ik hem dolgraag wil grijpen, blijf ik hem volgen. Ik zie aan het eind van de weg een politiebus met zwaailicht naderen die helaas voor ons langsrijdt. Achter de politiebus om rijdt de verdachte tegen de richting een eenrichtingsstraat in. Het mooie is dat hij daar 3 tegemoetkomende auto’s moet passeren waardoor hij snelheid verliest. Dit is voor ons het moment om een val te zetten. Ik zie aan het einde van straat een politiebus met zwaailicht ons tegemoet komen. Ik roep via de mobilofoon dat ze daar moeten blijven staan, zodat de bestuurder zichzelf klemrijdt. De verdachte ziet de politiebus en rijdt halverwege een parkeerterrein op van een landhuis met de bedoeling om het landhuis heen te rijden en dan via de tuin weer terug te rijden. Maar hij heeft pech en wij geluk! Een grote vrachtauto met een kraan erop verspert hem de doorgang. Dan wordt de verdachte radeloos. Hij rijdt de tuin in van het landgoed richting een bruggetje. Maar dat bruggetje is bedoeld voor voetgangers en te smal voor een auto. Hij probeert nog om te draaien, maar door de hevige regenval van de laatste tijd ploegt hij zichzelf vast en springt uit het voertuig. Ik rijd met de motor de tuin in en nader het voertuig. Ik roep de verdachte bij zijn naam, dat hij moet blijven staan en dat het toch geen zin heeft om weg te rennen. Ik verwacht eigenlijk dat dit toch geen effect heeft, maar hij draait zich om en kijkt me een aantal seconden verbaasd aan. Hierna rent hij verder het park in. Ik wil mijn motor neerzetten naast het geopende bestuurdersportier om de achtervolging in te zetten. Met zo’n motorharnas ben je echter net Dik Trom, dus een marathon gaat het niet worden. Tot mijn verbazing verschijnt er uit het geopende portier nog een manspersoon die eruit wil springen. Ik steek daar in een flits met mijn motor een stokje (wiel) voor. Ik grijp deze man bij zijn jas beet. Doordat de man zich weer in de auto terugtrekt, kennelijk om aan de andere kant eruit te gaan, schiet de jas over zijn hoofd heen. Als een kurkentrekker draai ik de jas om het hoofd van deze man heen. Het gevolg is een gorgelend geluid onder de jas vandaan en een hese stem die roept:“Laat me los, ik stik!”. Ik roep tegen hem dat hij één hand naar mij toe moet steken en sla daar een boei om. De andere klik ik vast aan de beugel van mijn motor.Dan hoor ik boven mij een geluid, wat me als muziek in de oren klinkt, de politiehelikopter. Klapwiekend hangt hij boven me en de heliwaarnemer vraagt de looprichting van de verdachte. Ik geef door dat de verdachte het park is ingelopen. Inmiddels is een politiebus met Herman en Jan gearriveerd die mij onmiddellijk te hulp schieten en de passagier van mij overnemen.Nog geen minuut later neemt de politiehelikopter een rennend persoon waar in het park. De vele toegesnelde collega’s weten de verdachte bestuurder in te rekenen. Wat een euforisch gevoel!Dan schrik ik. Ik bedenk me opeens dat ik mijn bonnenboekje en mijn handschoenenen heb neergegooid op de A straat. Ik rijd terug, maar heb eerlijk gezegd weinig hoop dat mijn spullen daar nog zijn. Tot mijn grote verbazing staat daar nog de auto met de man erin. En naast de man liggen op het wegdek een paar motorhandschoen, mijn bonnenboekje en de hoop papieren van de man. Ik kan het werkelijk niet geloven. De man kijkt mij met een niet begrijpende blik aan en vraagt waarom ik ‘even’ weg ben gegaan. Ik vertel hem dat ik even ‘iets’ moest doen en bedank hem dat hij is blijven staan. Hij begrijpt er nog steeds niets van en zegt dat hij toch mee moet naar het bureau. Ik vertel hem dat het in orde is, geef zijn papieren terug en wens hem een goede reis. Volgens mij begrijpt hij er nu nog steeds niets van wat er allemaal gebeurd is.De verdachte bestuurder blijkt inderdaad een ontsnapte crimineel te zijn. Hij verklaarde stomverbaasd te zijn toen ik hem bij zijn naam riep op het moment dat hij wilde vluchten. Hij bleef steeds aan de rechercheur vragen wie die motoragent was en hoe ik zijn naam wist.Zijn kompaan bleek eveneens nog een fikse gevangenisstraf te hebben openstaan en mocht ook gelijk de cel in.Mijn dag kon niet meer stuk.
Het is een wat sombere dag. Niet koud, maar wel bewolkt. Ik heb een jonge collega bij me die net begonnen is met zijn stage in de surveillancedienst. Het is een rustige ochtend en er is geen enkele melding binnengekomen. ‘Het zal wel niets meer worden’, mopperen we. Hier komen we echter snel van terug; de jonge collega krijgt de vuurdoop.Via de mobilofoon in de surveillanceauto worden we opgeroepen door de meldkamer: of we even de collega’s van de ambulancedienst kunnen helpen in een woning. Vaak gaat het dan om het tillen van een oudere die uit bed gevallen is of om iemand die niet mee wil naar een psychiatrisch centrum. Voor ons niet zo bijzonder. Aangekomen in de straat zien we dat de ambulance er al staat. We stappen uit en lopen naar de deur van het portiek die op een kiertje staat. Meestal doen hulpverleners even een matje tussen de deur, zodat de volgende hulpverleners zo door kunnen lopen. We lopen de trap van het portiek op en worden daar opgevangen door een van de collega’s van de ambulance. Hij trekt een verschrikkelijk vies gezicht en roept: ‘Ah, jullie komen helpen? Fijn!’ Zijn gezicht spreekt boekdelen. Een ander roept: ‘Trek even dubbele handschoenen aan, stop je broekspijpen in je sokken en kijk vooral uit waar je loopt!’Dit betekent niet veel goeds. We lopen met de ambulancebroeders naar boven en nog voor ik bij de woning ben, ruik ik al een hele vieze doordringende lucht. Ik ga met mijn collega de woning binnen, die nog veel viezer is dan dat ik ooit had kunnen denken, en hij begint te kokhalzen. Het scheelt niet veel of hij moet braken. Meestal moet je even flink ademhalen en diep inademen en wen je meestal snel aan de lucht, maar deze lucht is zó smerig. We komen in een gangetje terecht en de woning is zo vies dat je de muren, deuren en de vloer niet wil aanraken. Maar ja, je moet verder naar binnen. Ik ken dit soort woningen wel; het zijn typische junken-woningen. Alles is te vies om aan te pakken.In de woonkamer staat een jongen van een jaar of 13. Gewoon een leuke knul als de meeste andere jongens van die leeftijd. We lopen met de ambulancebroeder richting slaapkamer waar het een grote bende is en nog viezer dan de rest van de woning. Het ruikt er naar stront en urine en bij het bed zit een andere collega van de ambulance. Ergens op het bed, tussen een hoop troep, ligt blijkbaar een man. Het hele bed zit onder de poep en de urine en het is een grote bruine smurrie, met ook nog bloed ertussen. Ook de muren van de slaapkamer zitten onder diezelfde smurrie. Alles zit eronder. De man die op het bed ligt, zit helemaal onder zijn eigen ontlasting, urine en bloed en is slecht aanspreekbaar. Hij reageert niet op onze aanwezigheid en ook niet op de prikkels die we geven.Uit het verhaal van de jongen blijkt dat dit zijn vader is en dat hij verslaafd is aan verdovende middelen. Hij vond zijn vader op bed, maar die reageerde niet en in paniek belde hij de ambulance. Die paniek was begrijpelijk. Waarschijnlijk had de man een verkeerd middel gebruikt en was hij in een slechte trip terecht gekomen.De ambulancebroeders doen er alles aan om de man weer bij te brengen. Uiteindelijk lukt het, maar de man spreekt alleen maar wartaal en probeert zich overal aan vast te pakken. Dat is nu net weer niet de bedoeling en ik ben blij dat ik mijn dubbele handschoenen aanheb. Mijn jonge collega probeert zich bezig te houden met de zoon van de man. Hij staat nog echter nog steeds te kokhalzen en ik hoor hem zachtjes zeggen: ‘Dit is gewoon te smerig voor woorden’. Wen er maar aan, het kan nog veel viezer, denk ik bij mezelf.Het lukt ons om de man overeind te krijgen, maar er komt nog geen zinnig woord uit. Hij kan niet vertellen wat hij gebruikt heeft en hoe lang het heeft geduurd voor hij weer bij kennis kwam. Nu zie ik pas goed hoe vies de man is. Hoe kun je jezelf zo vervuilen en het niet meer merken? Hij wil zijn handen in zijn mond steken en dat kan ik nog net voorkomen. Ik ben blij dat ik dubbele handschoenen heb aangetrokken.De man staat inmiddels en de ambulancebroeders willen hem meenemen naar het ziekenhuis. In deze portiekwoning is echter geen lift en we moeten vier verdiepingen naar beneden. De brancard kan niet naar boven omdat trappen te smal zijn en we de draai niet kunnen maken. We moeten dus lopend naar beneden, lopend!We zoeken nog even naar schone kleding, zodat hij een beetje menselijk naar beneden kan, maar er is niets te vinden dus hij moet zo mee. De man staat zo onvast op zijn benen dat we hem moeten ondersteunen en we waggelen richting trap. Daar aangekomen komt er ineens leven in de man en dreigt hij zich los te trekken. Ik dirigeer mijn collega naar voren, zodat hij voorkomt dat de man van de trap valt. Ik heb zelden iemand zo’n vies gezicht zien trekken en moet er, in mijzelf, om lachen. We zijn nog geen twee treden onderweg of de man maakt een miststap en probeert mijn collega te omhelzen, maar die weet nog net een stapje opzij te doen en kan de vieze handen ontwijken. Ik moet zeggen, hij doet het heel gracieus. Na het volbrengen van de lange afdaling, kunnen we de man op de brancard leggen en wordt hij naar het ziekenhuis gebracht.Ik heb nooit meer iets van de man gehoord en ook niet van zijn 13-jarige zoon. Soms horen wij, als politie, niets meer over de afloop. We krijgen regelmatig te maken met mensen die heel vies zijn en zijn bereid die te helpen. En ook al staan we soms te kokhalzen, we doen het wel. Mijn respect gaat uit naar de mannen en vrouwen van de ambulance, die dit soort dingen vaker tegenkomen.CitaatOver de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk.’
Over de bloggerArthur van der Vlies(foto: politie.nl)Arthur van der Vlies (46) is voormalig politieman met 21 jaar ervaring. Hij werkte bij de surveillancedienst, bereden brigade en was buurtagent en lid van het bedrijfsopvangteam. Nu geeft hij lezingen en advies over de impact van het politiewerk en schrijft voor www.reflectieinblauw.nl. Verder geeft hij advies aan leidinggevenden binnen de politie en is hij gesprekspartner voor diverse politie-eenheden. Arthur: ‘Ik schrijf blogs en verhalen omdat ik aan burgers en collega’s wil laten zien dat politiemensen in hun werk veel dingen meemaken. Veel leuke dingen maar ze komen ook regelmatig voor dilemma’s te staan. Dilemma’s waar velen niet of nooit over na hoeven te denken. Mijn motto is: politiewerk blijft mensenwerk.’
maandag 9 juni 2014Geluk moet je afdwingen, zeggen ze. Maar je moet soms ook wel eens geluk hebben en dat geldt vandaag voor mij in allerlei opzichten.Ik rijd in uniform met een politieauto de poort van het bureau Zuidplein uit. Ik moet even wat wegbrengen op het bureau in Hoogvliet. Net als ik de P weg op wil rijden, hoor ik dat de meldkamer een bericht voor alle wagens uitgeeft. In het centrum is een rode Volkswagen Golf weggereden, waarvan de bestuurder een diefstal heeft gepleegd bij een winkel met behulp van een geprepareerde tas. Een tas waarvan de binnenkant dusdanig is aangepast dat de beveiligingspoortjes bij de uitgang van de winkel niet in werking treden.Het signalement is een grote kale vent met een zwarte leren jas en een spijkerbroek. De beveiliging heeft de man achtervolgd en zag dat hij in een rode Volkswagen Golf stapte. De eigenaar hoort thuis op Rotterdam Zuid.Op het moment dat de melding wordt uitgegeven, rijdt voor mijn neus een rode Golf. Mijn ogen vallen er bijna uit, want voor mij rijdt de genoemde rode Golf. Ik zie dat de bestuurder alleen in het voertuig zit en inderdaad een kaal hoofd heeft. Wat een geluk!Ik geef mijn positie aan de meldkamer door, maar helaas is er geen auto dicht in de buurt. De man zit continue in zijn spiegel te kijken en ziet natuurlijk ook dat die politieauto hem volgt. Straat in, straat uit en die politieauto blijft hem maar volgen, zonder een stopteken te geven. Dus besluit de kale maar zelf te stoppen en de politieagent te vragen wat hij van hem wil. Dat weet hij natuurlijk wel, maar hij zal die agent wel eens even intimideren. Ik geef nogmaals mijn positie aan de meldkamer door en vertel dat de man gestopt is en inmiddels uit zijn auto is gestapt.Ik stap zelf ook uit en zeg direct tegen de man dat hij is aangehouden op verdenking van winkeldiefstal. Ik moet wel even slikken tegen wie ik het zeg. Voor me staat een boom van een kerel met een gezicht op onweer. Met een dreigende toon en op een afstand van nog geen 20 centimeter zegt hij tegen mij: “Dus jij gaat mij aanhouden, gespierde spijker?” Ik houd mijn gezicht in de plooi en bluffend zeg ik tegen hem: “Ja, inderdaad, deze gespierde spijker gaat jou aanhouden, niet goedschiks dan kwaadschiks! Ik weet dat er een grote sterke vent tegenover me staat, maar dat interesseert me helemaal niets. Als jij me pijn gaat doen, ga je straks nog veel meer pijn krijgen als de collega’s je in een busje frommelen. En dat voor een winkeldiefstalletje. Dus ga nou maar gewoon mee, dat is veel makkelijker voor jou en voor mij".Ik voel echter de zweetstraaltjes vanonder mijn armen naar beneden lopen, maar laat niets merken. Ik besef wel dat ik, als hij me beet pakt of een kopstoot geeft, nergens ben, maar ben geen moment van plan om terug te stappen. Wel sta ik in de aanslag om bliksemsnel een stap terug te doen en eerst even enige toefjes pepperspray in zijn gezicht te spuiten. En dan nog zal het een zware dobber worden, maar dat moet ik dan maar even op de koop toenemen. Ik ben wel van plan ervoor te gaan.Ik zie dat zijn gezichtsblik veranderd van dreigend in een soort van verbazing. Fronsend kijkt hij me aan en zegt dan: “Oké, als het maar niet te lang duurt!Inmiddels komt een politiebus ter plaatse met twee collega’s, waar de verdachte in mag stappen. De tas met inhoud wordt inderdaad in de rode Golf aangetroffen.Op het bureau plaats ik hem in een voorlopig arrestanten verblijf en vraag aan hem of hij een bakkie koffie wilt. Volgens mij begrijpt hij er dan helemaal niets meer van.Nadat ik de koffie aan hem heb gegeven zegt hij tegen mij : “Jij bent echt niet bang hè? Jij bent tenminste niet zo’n bangebroek als een hoop collega’s van je!Lachend heb ik de deur dicht gedaan, hij moest eens weten.
maandag 16 juni 2014Opsporingsambtenaar ben je 24 uur per dag. In tegenstelling tot wat veel burgers denken mogen wij, na je kenbaar gemaakt te hebben als politieagent, ook in privétijd iemand aanhouden of staande houden.Dat is de reden dat de meeste collega’s hun politielegitimatiebewijs steevast op zak hebben. Maar dat wil absoluut niet zeggen dat je ook altijd op moet treden, want dan zouden onze werkdagen wel heel erg lang worden. Maar soms kun je de drang om op te treden echter niet weerstaan, zeker niet als er een collega om assistentie roept.Op een mooie zomeravond moet ik vanwege privé omstandigheden eerder naar huis.Omdat ik de volgende dag moet clusteren (schieten, sporten enz.) houd ik mijn uniform aan, maar doe er een burgerjas overheen en rijd direct naar huis. Op de autosnelweg word ik gepasseerd door een oude Toyota. Ik zie dat de bestuurder zijn raampje open heeft en dat zijn lange haren wapperen in de wind. Ik zie dat hij geen autogordel draagt. Kort hierop word ik gepasseerd door een motorrijder van de verkeerspolitie. Ik zie dat hij naast de auto gaat rijden en de man een stopteken geeft ter hoogte van een parkeerplaats op de autosnelweg. Ik zie dat de man hem met zijn auto volgt, maar niet van harte want de motorrijder moet diverse keren gebaren dat hij de afrit moet nemen. Ik krijg een vreemd voorgevoel en zet mijn portofoon aan en hoor dat de motorrijder, Marc, de meldkamer kennis geeft dat hij de man gaat controleren op de parkeerplaats. Omdat het een ‘normale’ controle betreft en de man toch volgt besluit ik gewoon verder te rijden. Ik rijd de parkeerplaats voorbij en zie dat Marc inmiddels is afgestapt en de bestuurder aanspreekt. Wat ik niet weet is dat de man in kwestie heel recalcitrant is en absoluut niet wil meewerken. Ik hoor via de portofoon dat Marc om een politieauto ter assistentie vraagt. Op de achtergrond hoor ik de man hard praten, kennelijk is hij het niet echt eens met Marc. Ik baal dat ik de parkeerplaats voorbij ben gereden, dus minder mijn snelheid. Kort hierna hoor ik Marc over de portofoon roepen dat de man er vandoor gaat. Marc heeft een alcohollucht waargenomen en heeft tegen de man gezegd dat hij moet blazen. De man heeft hierop zijn auto gestart en is om Marc heengereden. Marc heeft echter problemen met het starten van zijn motor, dus kan niet direct de achtervolging inzetten. De man heeft dus een mooie voorsprong, echter niet op mij. Mijn adrenalinepeil gaat omhoog, ik ben er klaar voor. De man komt mijn kant op met zijn Toyota, dus ik bereid me voor op een achtervolging. Niet lang erna zie ik de Toyota in mijn spiegel aankomen. Nadat hij voorbij gereden is, rijd ik achter hem aan en meld aan de meldkamer dat ik achter de auto rijd in mijn privéauto, maar wel in uniform gekleed en klaar voor actie.De meldkamer geeft door dat de auto op naam van een man in A stad staat. De staat van dienst van deze man voorspelt niet veel goeds. Gekomen bij een tankstation in B dorp zie ik dat de man de afrit neemt en de parkeerplaats van het station oprijdt. Ik heb in de tussentijd mijn burgerjas uitgedaan, zodat ik herkenbaar ben in politie-uniform als ik zou uitstappen. Ik zie dat de man zijn auto achter de shop van het tankstation parkeert, tussen twee vuilcontainers in, en uitstapt. Ik blijf op een afstand in mijn auto zitten om te kijken wat hij precies gaat doen en meld ondertussen de positie waar ik sta en waar de man zijn voertuig geparkeerd heeft. Tot mijn verbazing zie ik dat de man de verrijdbare vuilcontainers voor zijn auto plaatst om zo zijn auto aan het zicht te onttrekken. Vervolgens gaat hij op het hoekje van de shop staan en kijkt om de hoek of de politie in aantocht is. Dan zie ik dat hij mij in de gaten krijgt. Ik besluit om de confrontatie aan te gaan om te voorkomen dat hij weer in zijn auto gaat stappen. Ik stap uit mijn auto en roep naar de man dat ik van de politie ben en dat hij is aangehouden. Ik loop naar hem toe en zie dat hij als een haas naar zijn auto loopt. En dat is nou precies wat ik niet wil. Ik ren naar hem toe en wil hem nog beetpakken voor hij in zijn auto stapt. Ik ben niet op tijd, want hij heeft inmiddels plaats genomen achter het stuur en zijn portier dichtgeslagen. Ik open het portier, maar hij probeert deze onmiddellijk weer dicht te trekken. Dan besluit ik maar om gemeen te worden. Ik grijp de lange haren van de man beet en probeer hem aan zijn haren het voertuig uit te trekken, omdat ik zie dat hij probeert zijn auto te starten. Ik trek hem hardhandig aan zijn haren, zodat hij net met zijn hand niet de contactsleutel van zijn auto kan omdraaien, omdat ik bang ben dat hij me anders omver zal rijden. Ik sla het portier dicht zodat zijn haren tussen de deur klemmen en hij dus zijn auto niet kan starten. Begrijpelijk is dit niet fijn voor hem, want hij schreeuwt moord en brand. Daarbij opgeteld heeft de man niet het kleinste postuur, dus het zal een zware dobber voor mij worden als hij zo meteen uitstapt. Ik druk de noodknop van mijn portofoon in en roep om assistentie. Ik hoor nog net dat de meldkamer mijn noodoproep begrepen heeft en politieauto’s mijn kant uitstuurt. Maar tot die tijd moet ik het wel zelf even uit zien te zingen.De man verandert in een woesteling en duwt uit alle macht tegen het portier aan. Helaas kan ik hier niet tegenop, zodat de man door het geopende portier naar buiten rolt, mij met zich meetrekkend. Ik kom ten val en besef dat ik hem zo snel mogelijk uit moet schakelen. Ondanks dat ik hem ferme klappen geef en ikzelf ook de nodige klappen moet incasseren lukt het me niet om hem onder controle te krijgen. Maar gelukkig hebben we onze pepperspray nog. Ik spuit de man rijkelijk met pepperspray in zijn gezicht in de hoop dat dit werkt. Ik ga op veilige afstand staan en zie dat de pepperspray zijn werking fantastisch doet. Hij geeft zijn verzet op en gaat door de knieën. Ik moet eerlijk zeggen dat ik ontzettend blij ben als ik de eerste politieauto, een wagen van naburige regio Zuid-Holland-Zuid, zie verschijnen. Overal hoor ik sirenes en er verschijnen nog veel meer politieauto’s. De man wordt geboeid afgevoerd en ik kan even tot rust komen. Ik heb mijn doel bereikt, namelijk de aanhouding van de man, maar niet mijn streven om op tijd thuis te zijn. Een collega van mijn ploeg, die ook ter plaatse gekomen is, vraagt aan mij: “Jij moest toch eerder naar huis?". Ja, dat dacht ik ook, maar politiewerk zit in je bloed en dit soort dingen kun je niet laten gaan.Met een gescheurd overhemd en diverse schaafplekken, maar ook een met glimlach rijd ik naar huis. Wat hebben we toch een mooie en onvoorspelbare baan.Uiteindelijk bleek de man flink onder invloed van alcohol te zijn en nog een gevangenisstraf wegens mishandeling mocht uitzitten.
Het betreft een reanimatie kind, u heeft toestemming voor het gebruik van optische-en geluidsignalen’, geeft de centralist van de meldkamer door. Elke seconde telt in deze en tijdens de spoedrit geeft mijn collega aan dat hij niet eerder een reanimatie heeft meegemaakt. Ik zeg dat ik ga reanimeren en dat hij dan zich kan bekommeren om de familie. Voor mij is dit niet de eerste keer. We horen al snel dat een tweede politieauto meegaat en binnen een paar minuten zijn we in de straat in Dordrecht. De deur van de portiekflat staat open en op de trappen staan meerdere personen. We stappen uit en rennen naar de woning. Het betreft de bovenste portiekwoning en we hoeven niet te zoeken; we kunnen op het gekrijs afgaan.De woning binnenvallend, horen en zien we drie gillende vrouwen. Ze wijzen naar de eettafel en daar zie ik het kindje liggen. Het betreft een baby van een paar maanden oud die enkel een luier draagt en stil op de tafel ligt. Van de telefoniste moesten ze de baby daar neerleggen. Zelf zijn ze zo geëmotioneerd dat ze niet meer kunnen handelen. Mijn collega neemt beheerst het gesprek met de moeder over van de telefoniste van de meldkamer. Zoals we getraind zijn begin ik met masseren. Ik kan mijn handen om het middeltje van de baby doen en met mijn duimen geef ik hartmassage. De baby voelt nog warm aan. Wat minuten blijken, duurt voor mijn gevoel een uur. Hoe moet de moeder zich wel niet voelen.Collega’s die vlakbij zijn, vragen of ze ook nodig zijn in de woning. Mijn collega kijkt me vragend aan en ik schud nee: er is wel emotie maar geen geweld en wij zijn zeker niet in gevaar. En hoe drukker in de kamer, hoe lastiger het is om alles rustig te houden. De ambulancebroeders komen ook de kamer in en zo staan we ineens met vier man om de baby heen. ‘Ga zo door, je doet het goed’, zegt de broeder tegen me en al snel schuiven ze een plankje onder de baby en worden slangetjes aan het kindje vastgemaakt. Kort daarna gaan we al reanimerend met baby en al naar beneden.Collega’s hebben ruimte gemaakt in het portiek en beneden staan twee ambulances voor de deur. Ook is er inmiddels een trauma-arts van de traumaheli. In de ambulance neemt hij de reanimatie van mij over. De deuren gaan dicht en dan heb ik even niets om handen. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd en krijg wat te drinken van een collega. Volgende opdracht is dat de baby zo snel mogelijk naar het ziekenhuis gaat en via de portofoon worden collega’s in stelling gebracht. Ik zie uit mijn ooghoek dat de trauma-arts uit de ambulance stapt en naar het portiek loopt. Zonder overleg met ons brengt hij de moeder het slechtste nieuws wat ze kan krijgen: de baby heeft het niet gered.Wij staan nog klaar voor transport als ineens de moeder naar de ambulance stormt, samen met vijf andere familieleden. We kunnen niets anders dan ze tegenhouden, want in deze staat kunnen ze niet bij de baby. In ons achterhoofd hebben we ook de veiligheid van de ambulancebroeders. Collega’s krijgen klappen en met alle macht houden we de moeder in bedwang. Met vier man/vrouw lukt dat. Ze zakt op een gegeven moment door haar benen en is ontroostbaar. Begrijpelijk en de emotie van de moeder raakt ons allemaal.Na dit soort incidenten nemen we de tijd om met collega’s van het Bedrijfs Opvang Team (BOT) over het gebeurde na te praten, samen met de ambulancebroeders. De trauma-arts is letterlijk en figuurlijk al gevlogen naar een ander incident. Normaal gesproken doen we aangifte van geweld tegen ons als hulpverleners. In dit geval hebben we dat natuurlijk niet gedaan omdat we dat niet gepast vonden.CitaatOver de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
Over de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
Bekende Nederlanders, ik heb ze menig keer gehad. Niet alleen met een begeleiding, maar ook in bekeuringsituaties. Sommigen van hen denken boven de wet te staan. Zij worden in het dagelijks leven waarschijnlijk zelden tegengesproken in hun functie. Ook niet door een motoragent. Maar het ergste vinden ze het als je ze niet herkent.Op de snelweg zie ik een luxe sportauto, met een hogere snelheid dan toegestaan, rijden in de richting van Dordrecht. Nou zijn er meerdere wegen die naar Rome leiden, dus rijd ik op de parallelbaan mee op mijn dienstmotor. Op het stuk van de A15, pal gelegen naast de A16, rijd ik op gelijkblijvende afstand met de auto mee en klok de snelheid op 155 kilometer per uur. Na correctie blijft er nog 142 kilometer per uur over, toch een overschrijding van 42 kilometer per uur boven de maximum snelheid van 100 kilometer per uur. Bij de samenvoeging van beide rijkswegen, ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht, kom ik naast de genoemde auto te rijden en geef de bestuurder een teken tot volgen. De man, met een gebruind gezicht en donkere zonnebril, kijkt me aan en maakt met zijn hoofd een gebaar van “wat moet je nou?” Ik wijs nogmaals dat hij me moet volgen, maar hij blijft op de rijstrook voor rechtdoor rijden, zodat ik hem enigszins door af te remmen moet dwingen om de afrit naar het tankstation te nemen. Ik zie dat hij met zijn armen zit te gebaren, hij heeft er duidelijk geen zin in.Ik laat hem volgen naar de parkeerplaats van het tankstation en spreek hem aan. Hij stapt uit en al direct voordat ik hem aanspreek, begint hij al te zeuren of ik hem niet normaal langs de kant kan zetten. Hij vindt mij agressief overkomen en wenst zo niet behandeld te worden. Ik wens hem eerst een goedenavond en leg uit dat ik toch erg duidelijk ben geweest met het geven van mijn tekens. Ik vraag hem naar zijn rijbewijs, maar hij verklaart dat hij dit niet bij zich heeft. Ook een ander legitimatiebewijs kan hij niet tonen. Na herhaaldelijk mij in de rede te vallen, vertel ik hem duidelijk dat ik eerst de reden van staandehouding wil vertellen.Ik vertel dat ik hem een bekeuring wil geven in verband met een overschrijding van de maximum snelheid en ik daarom een origineel legitimatiebewijs in handen wil hebben. De arrogantie druipt van het gezicht van de man af, die kennelijk niets, maar dan ook echt niets, van een agent wil horen. Ik pak mijn opschrijfboekje en vraag naar zijn naam. Vol ongeloof, kennelijk vraag ik iets volslagen vreemds, vraagt hij aan mij of ik hem niet herken. Ik antwoord ontkennend en vraag nogmaals naar zijn naam. Opnieuw vraagt hij of ik echt niet weet wie hij is. Ik begin me te irriteren en zeg tegen hem dat, als hij niet onmiddellijk begint met het opgeven van zijn naam, ik hem ga aanhouden en op het bureau wel uitzoek wie hij echt is.Hij zegt: “Ik ben Bob de Man (gefingeerd) voetballer van club X! Ken je mij niet?”.Ik kijk hem aan en zeg: “Ik ben Piet Kats van de politie, ken je mij niet? “.Hij kijkt me met een verbaasd gezicht aan, is even perplex en loopt vervolgens rood van kwaadheid aan. “Je doet gewoon of je me niet herkent!” roept hij uit.Ik antwoord dat ik totaal niet van voetbal houd, dus hem helaas ook niet herken en liever heb dat hij zijn zaakjes op orde heeft.Nadat ik zijn personalia heb opgeschreven vraag ik via de portofoon om de gegevens van de bestuurder te controleren. Ik deel de collega tevens mede dat mijnheer zegt dat hij een bekende voetballer is. De collega vraagt of ik daadwerkelijk ‘de ‘ Bob de Man heb staande gehouden. Het zou best kunnen is mijn antwoord, maar ik ken hem in ieder geval niet.Bob, die dicht naast me staat en hoort wat de collega zegt, roept uit dat aan de andere kant van de lijn gelukkig een voetbalkenner zit die tenminste weet wie hij is. Hij roept het uit: “Zie je nou wel dat ik het ben!”. Ik vertel hem dat ik alleen nog steeds niet weet wie er voor me staat en dat hij wel kan zeggen dat hij de sultan van Brunei is, maar dit nog altijd niet te controleren is. Helaas ben ik in het verleden meerdere keren in dit soort grappen getrapt. Het praten van Bob gaat over in schreeuwen. Ik vraag hem hoe professioneel hij zich kan gedragen, zeker een vermeende topvoetballer, die miljoenen verdient en zich op deze manier gedraagt.Dan word ik het zat. Ik vertel hem op mijn manier dat hij zich normaal moet gaan gedragen. Ik geef hem twee opties. Of hij werkt mee en rijdt achter mij aan terug naar Rotterdam en laat iemand zijn legitimatiebewijs naar het politiebureau brengen. Of hij werkt niet mee en frommel ik hem in een politiebus. Dan mag hij via de ‘artiesteningang’ het politiebureau binnen. Hij vraagt mij of ik hem uitdaag, maar kennelijk zegt mijn gezichtsuitdrukking genoeg. Hij kiest eieren voor zijn geld en zegt mee te werken door achter mij aan te rijden naar het politiebureau. Terloops belt hij nog even zijn vriendin en ‘schreeuwt’ dat zij onmiddellijk zijn legitimatiebewijs MOET komen brengen. Hoofdschuddend stap ik op mijn motor. Ik behandel mijn hond nog niet op deze manier.Op het bureau werd er natuurlijk hard gelachen om het feit dat ik niet eens wist dat Bob een bekende voetballer was. Bob zijn vriendin kwam uiteindelijk het legitimatiebewijs brengen en hij kreeg zijn gele briefje. De bekeuring was een haar uit zijn hoofd. Het ergste was die agent op de motor, die niet wist wie hij was en die hem, Bob de Man, zo onnodig lang ophield.
Datum publicatie: 26-06-2014 Geschreven door: Anita Tejero LoijensTijdens een zeer drukke nachtdienst ontvang ik een telefoontje van een man die aangeeft dat hij niet weet of hij bij mij aan het goede adres is, maar hulp nodig heeft. Hij is alleen thuis vanwege kluswerkzaamheden en zijn vrouw en hond zijn uit logeren. Midden in de nacht werd hij wakker doordat iemand op de muur klopte.Het geklop bleek afkomstig te zijn van zijn 82-jarige alleenwonende buurman die de dag daarvoor uit het ziekenhuis is ontslagen na een operatie. Hij vertelt dat hij naar buiten is gegaan en door de brievenbus gevraagd heeft of zijn buurman hulp nodig had. Hij begreep, uit het beetje wat hij kon horen, dat de katheter van de man was losgekomen en hij volkomen nat in bed lag. Hij weet niet wat te doen en belt ons daarom op. Ik heb enorm te doen met de oudere man die hulpeloos in zijn woning ligt en met de buurman die zich hulpeloos voelt .Ik stel een boel vragen om de situatie goed in beeld te krijgen: de dochter van de buurman is net vertrokken voor een vakantie en meer informatie over de familie is de man niet bekend. Hij kan de woning van zijn buurman niet in, weet wel dat die verzorgd wordt door iemand van de thuiszorg, maar welke organisatie? Ik adviseer hem om contact op te nemen met de huisartsenpost want als hij net uit het ziekenhuis ontslagen is, is de kans groot dat zij informatie kunnen inzien. We sluiten het gesprek af met de afspraak dat hij weer belt als hij geen bijstand krijgt. Een uur later belt hij terug: hij heeft een telefoonnummer gekregen van een thuiszorgorganisatie en gebeld. Hij krijgt echter niemand aan de lijn en heeft de voicemail ingesproken. Zijn buurman heeft inmiddels op eigen kracht de voordeur kunnen openen dus hij is nu binnen. Dat is fijn om te horen.De man is een stapje verder maar weet nog steeds niet wat te doen. Zijn buurman is helemaal nat, lijkt een beetje verward, wat hij normaal gesproken niet is, en er is nog steeds geen reactie op zijn ingesproken bericht. Ik wil het liefst naar hem toegaan en de oudere man helpen verschonen, maar dat gaat nu eenmaal niet. Daarom geef ik zoveel mogelijk advies via de telefoon en zoek ondertussen een ander telefoonnummer dat we kunnen bellen. Ik vind niets en zie ondertussen de rij met telefonisch wachtenden oplopen. Daarom besluit ik dat we nu even niks anders kunnen dan wachten op het telefoontje van de thuiszorg. Ik beloof de man direct terug te bellen als ik informatie vind en we spreken af sowieso contact te houden.Tussen de erna binnenkomende telefoontjes blijf ik zoeken en net op het moment dat ik terug wil bellen om te vragen hoe het ervoor staat, belt hij zelf. Hij heeft tussen wat papieren van zijn buurman gesnuffeld en een ander telefoonnummer gevonden. Hij kreeg gelijk iemand aan de lijn en een verpleegster van een dichtbijgelegen verzorgingstehuis heeft toegezegd te hulp te schieten.Ik hoor aan zijn stem dat hij helemaal opgelucht is en hij zegt dat hij zolang als nodig is bij zijn buurman blijft. We zijn samen blij dat zijn buurman de hulp gaat krijgen die hij nodig heeft. Het lijkt niks bijzonders en het is geen spectaculair verhaal maar deze man, die ’s nachts uren bezig is geweest om zijn buurman bij te staan, is in mijn ogen een held.CitaatOver de bloggerAnita Tejero Loijens(foto: politie.nl)Anita Tejero Loijens (48 jaar) werkt sinds 2005 bij de politie regio Zeeland-West-Brabant, district Breda als medewerker Intake & Service. Ze is het eerste aanspreekpunt voor burgers die met de politie in contact willen komen. Dit contact kan persoonlijk zijn maar er is ook interactie via telefoon, e-mail of webcam. Anita bemant de balie, beantwoordt gesprekken via het landelijke telefoonnummer 0900-8844 en neemt aangiftes op. Anita: 'Kort gezegd is mijn werk "burgers te woord staan". Het is echter veel meer dan dat. Wij moeten van veel zaken kennis hebben, zowel in de breedte als in de diepte en binnen en buiten de politie, om burgers te kunnen helpen. Geen dienst is hetzelfde en daardoor blijft het werk een mooie uitdaging. Ook binnen het politiebureau maken we veel mee. Ik zou een boek kunnen schrijven over mijn werk en al mijn ervaringen. Misschien dat ik dat ooit nog ga doen maar voorlopig blijft het bij het schrijven van blogs'.
Over de bloggerAnita Tejero Loijens(foto: politie.nl)Anita Tejero Loijens (48 jaar) werkt sinds 2005 bij de politie regio Zeeland-West-Brabant, district Breda als medewerker Intake & Service. Ze is het eerste aanspreekpunt voor burgers die met de politie in contact willen komen. Dit contact kan persoonlijk zijn maar er is ook interactie via telefoon, e-mail of webcam. Anita bemant de balie, beantwoordt gesprekken via het landelijke telefoonnummer 0900-8844 en neemt aangiftes op. Anita: 'Kort gezegd is mijn werk "burgers te woord staan". Het is echter veel meer dan dat. Wij moeten van veel zaken kennis hebben, zowel in de breedte als in de diepte en binnen en buiten de politie, om burgers te kunnen helpen. Geen dienst is hetzelfde en daardoor blijft het werk een mooie uitdaging. Ook binnen het politiebureau maken we veel mee. Ik zou een boek kunnen schrijven over mijn werk en al mijn ervaringen. Misschien dat ik dat ooit nog ga doen maar voorlopig blijft het bij het schrijven van blogs'.