0 gebruikers (en 1 gast bekijken dit topic.
Blog: Achtervolging in AmsterdamIk maak een rondvaart door de grachten van de hoofdstad. Zelfs ik als geboren Amsterdammer doe dit regelmatig. Blijft leuk en vanaf het water ziet de stad er toch altijd weer even anders uit. We varen over het water van de Zwanenburgwal, vlak bij het Waterlooplein. De boot zit vol met toeristen en ineens komt het verhaal over een politieachtervolging met een spectaculair einde bij me op…Het is een drukke dienst.Via de mobilofoon hoor ik dat er een achtervolging in de stad gaande is. Ik heb een stuk gemist, maar begrijp dat het om een gestolen auto gaat. We rijden in het centrum en de auto en achtervolgende collega’s komen onze kant op.Het is standaard druk in de stad en de toeristenindustrie draait het hele jaar door op volle toeren. Ook nu is er veel volk op straat. Een achtervolging in zo’n vol stadscentrum is levensgevaarlijk. En criminelen nemen vaak veel risico’s. We begrijpen dat het zaak is om deze achtervolging snel tot een veilig einde te brengen en we geven aan de meldkamer door dat we gaan assisteren.Wij besluiten aan te haken vanuit het werkgebied van de Warmoesstraat wanneer de achtervolgde auto zich uit de richting van Amsterdam-Oost onze kant op beweegt. Via de Prins Hendrikkade rijden we snel via Artis, omdat ik begrijp dat ze die kant opkomen. Maar ze gaan sneller dan gedacht, we kunnen bij de Anne Frankstraat al aansluiten. We komen achter één van de achtervolgende politieauto’s, die vanaf de Plantage Parklaan in de richting van het Meester Visserplein scheurt. Er zit een flink tempo in. Zaak is om veel collega’s bij de beëindiging van een achtervolging te hebben. Met z’n tweetjes ben je de verdachte, die ook vol stresshormonen zit, heel snel kwijt.‘HB (hoofdbureau, red.), hij rijdt het terrein van het Waterlooplein op. We hebben hem, dat loopt dood’, roept de collega die in de voorste auto zit door de mobilofoon. Aan het eind van dit straatje stopt de weg. Dwars daarop loopt het water van de Zwanenburgwal. Er is daar geen hek of andere begrenzing, hooguit een bolder.‘HB, hij rijdt te hard! Hij kan nooit meer op tijd stoppen!’, klinkt het ineens een stuk minder ontspannen. Wij zijn ondertussen dicht genaderd en zien de auto met hoge snelheid op het water afrijden. De schrik slaat ons om het hart, want van rechts nadert een volle rondvaartboot.Er is geen houden meer aan. Als een stunt in een spectaculaire film vliegt de auto in volle vaart de kade van de Zwanenburgwal af en belandt ruim over de helft van de brede gracht in het water. Gelukkig mist hij de rondvaartboot, maar het scheelt slechts twee meter. Ik moet er niet aan denken wat er was gebeurd als hij er vol op was gevlogen. Nu is er alleen forse schade en een nagenoeg ongedeerde verdachte. De man blijkt ook nog eens niet te kunnen zwemmen. De opvarenden van de rondvaartboot, voornamelijk toeristen die het een prachtig spektakel vinden, trekken de man uit het water. Het kost ons vervolgens weinig moeite de man in de boeien te slaan. De gestolen auto wordt later door een kraan uit het water getakeld.Terwijl de rondvaartboot waar ik in zit door de Zwanenburgwal vaart, kijk ik onwillekeurig toch even naar de wal. Maar gelukkig gebeurt er niks…
Blog: Boos!‘Er gaat iemand door het lint’, hoor ik van de centralist van de meldkamer. Hij heeft ons net naar een woning gestuurd. Wanneer we daar zijn, zien we al een ambulance staan. Er komt een man op ons af lopen. Hij vertelt dat hij voorbij reed met zijn auto en iets hards op het dak van zijn auto kreeg. ‘We komen zo bij u’, zegt mijn collega tegen hem. ‘Eerst gaan we even binnen kijken.’Voor het portiek ligt een grote kapotte flatscreentelevisie. Op de derde verdieping staat een raam open. We lopen het portiek in en gaan de trappen op. De voordeur van de woning staat wagenwijd open. In de hal ligt enorm veel bloed. Een vrouw draait zich om en verwelkomt me met: ‘Hé, de Twittercop!’ Achter haar zie ik dat het ambulancepersoneel druk bezig is met een andere vrouw. Zij zit op het randje van haar bed en krijgt verband om haar hoofd. Haar arm zit in een mitella. Over haar wang rolt een traan.Twee mannen vegen met doeken in de hal het bloed weg. Het zijn buurmannen die hun hulp hebben aangeboden. Links in een klein kamertje zie ik een jongen staan. Ik schat hem een jaar of 15. Hij kijkt me aan, terwijl hij op zijn duim zuigt. Later blijkt dat hij 18 jaar oud is. De vrouw die mij herkende, geeft aan de begeleidster te zijn van deze jongen. Hij heeft het verstandelijke vermogen van een 9-jarige. Normaliter verblijft hij in een zorginstelling en tijdens de vakantie verblijft hij bij zijn moeder.Alsof het mijn eigen kind van 9 is, vraag ik aan de jongen wat er is gebeurd. ‘Ik werd boos’, zegt hij tegen me. ‘En toen heb ik mijn moeder een klap gegeven. Het werd zwart voor mijn ogen. Ik werd boos!’ De jongen is nu rustig en staat te wachten op wat komen gaat.Dat hij door het lint ging, is duidelijk. Hij heeft een bezemsteel kapot geslagen op het hoofd van zijn moeder. En terwijl zij geknield in de hoek van de kamer zichzelf probeerde te beschermen, sloeg hij haar nog meerdere malen. In zijn woede heeft hij ook de televisie opgepakt en uit het raam gesmeten. De jongen komt rustig zijn kamer uit. Hij is zichtbaar aangedaan en jammert: ‘Sorry mama, ik heb het niet zo bedoeld.’ Het raakt me en ik slik een brok in mijn keel weg.We overleggen met een chef en besluiten deze jongen niet aan te houden voor zware mishandeling. Ook al is wat hij deed best heftig, deze jongen is niet gebaat bij een politiecel. Een rechter kan een 9-jarige bovendien geen straf opleggen in Nederland. Wel spreken we af dat de begeleiding een spoedmelding maakt voor de zorg van deze jongen en zijn moeder.Samen met de begeleidster loop ik naar beneden om de kapotte televisie naar binnen te tillen. De man die ons aansprak op straat schiet ons opnieuw aan. Hij zegt dat hij aangifte wil doen. Ik leg hem uit dat dat in dit geval niet zoveel zin heeft, aangezien de jongen het verstandelijke vermogen heeft van een 9-jarige. De begeleidster wisselt haar gegevens uit met de man om het op een ander tijdstip af te handelen.Moeder snikt en begint opnieuw te huilen. ‘Ik ben een slechte moeder!’ Liefdevol slaat de ambulancezuster een arm om haar heen. Ook de begeleidster troost haar en weet haar te kalmeren. ‘Je hebt het heel goed gedaan! Het is niet jouw schuld.’We besluiten de jongen terug te brengen naar de zorginstelling waar hij doorgaans verblijft. Met hulp verzamelt de jongen zijn kleding en spullen en stopt ze in een tas. De ambulancemedewerkers nemen de moeder voor controle mee naar het ziekenhuis. De vrouw is nog steeds ontdaan. Ik ondersteun haar de trappen af. De jongen stapt rustig in de politiebus en zijn begeleidster neemt ook plaats achterin. Ik rijd in de auto van de begeleidster achter de politiebus aan. Bij de zorginstelling parkeren we en neem ik weer plaats in de politiebus.De avonddienst gaat ‘gewoon’ weer verder en we handelen andere meldingen af. Ik sta op het punt om naar huis te gaan en hoor dan over de portofoon een melding. Er wordt een eenheid gestuurd naar de zorginstelling waar wij eerder op de avond de jongen ‘thuis’ brachten. Een jongen is in agressieve toestand weggelopen. Dan hoor ik zijn naam, het gaat om dezelfde jongen. Hij was het niet eens met de beperkingen die ze hem oplegden. Hij zou onderweg zijn naar de woning van zijn moeder. Ik bel met de centralist van de nachtdienst en praat haar bij over wat er eerder op de avond is voorgevallen. Zij belooft alle informatie door te geven aan de betreffende collega’s.Eenmaal thuis op de bank zit ik er toch nog mee. Loslaten is makkelijker gezegd dan gedaan. Ik stuur de begeleidster, die mij op Facebook blijkt te volgen, een privéberichtje. In het gesprekje dat volgt geeft ze aan dat de jongen opnieuw is aangetroffen bij zijn moeder. Hij is nu wel aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. Ik ben blij te horen dat er niets ergs is gebeurd.Als ik de volgende dag de wijkagenten een e-mail stuur met het verhaal van onze inzet blijkt dat een van hen al op bezoek is gegaan bij de moeder. Het doet me goed te weten dat iedereen klaar staat om dit gezin te helpen. Hulde ook aan de begeleiding en het ambulancepersoneel die met zorg en geduld het gezin opvingen. Met de juiste hulp komt het met hen zeker goed.
Blog: Een naambordje voor OrfeoIn de mailbox vind ik een bericht dat naar beneden is gezakt. Na een week verlof staan er zoveel nieuwe mails in dat deze uit beeld is geraakt. Maar wanneer ik na de briefing en twee koffie deze mail onder ogen krijg, schiet ik overeind en druk de muis bijna door het bureau wanneer ik de mail openklik.Ik herken de hoofdletters van de berichten die beginnen met KLR-U en dan een reeks cijfers en nog wat onbegrijpelijke coderingen erachteraan. Maar die reeks beginnend met KLR-U betekent nieuws. Nieuws vanuit een land op een continent waar het nu nacht is, verstuurd toen wij aan deze zijde van de aardbol lagen te slapen.Ik vermoed dat er nu een familie wakker is op dat continent, ondanks het uur van de nacht. Een familie die jaren wakker heeft gelegen met die ene brandende vraag: waar is onze zoon? Jaren waarin ze hebben gezocht, oproepen geplaatst, tips gekregen en weer hoop gekregen. Dan schakelen ze na twee jaar de ambassade van hun land in Nederland in. Die plaatsen een oproep op hun eigen website. In het Portugees, met alleen de naam van de persoon die wordt gezocht door zijn familie. Geen foto, geen beschrijving. Wel dat een jongen van drieëntwintig met de naam Orfeo door zijn familie wordt gezocht.Orfeo is zoek, maar dat mag. Dat is voor de achterblijvers lastig, maar een volwassen man mag vrijwillig verdwijnen. Hij mag ervoor kiezen geen contact meer te willen met zijn familie. Maar hoe weet je dat? Hoe weet je of hij dat niet meer wil, het actief vermijdt? Of dat hij het niet meer kan, omdat hij niet meer leeft? Wat als hij ergens begraven ligt? Anoniem. Een onbekende dode, een NN’er, in een graf met daarop een bordje met alleen de tekst ‘Onbekende man, overleden op 6 november 2003’.Een paar weken geleden benaderde de familie van Orfeo de ambassade opnieuw. Toen kwam de vraag bij ons terecht. Waar is Orfeo? Hij zou in Amsterdam voor het laatst zijn gezien, van daaruit nog contact hebben gehad met een vriend.De vraag kwam per mail bij het coldcaseteam terecht en ik ging er mee aan de slag. Er stond nauwelijks informatie in, alleen een naam, een geboortedatum en rond welke datum hij is verdwenen. Toen ik die datum las, dacht ik meteen aan een van onze onbekende doden. Ik ken ze bijna allemaal uit mijn hoofd. Noem mij vreemd, ik ben slecht in namen, maar wanneer geen naam bekend is en alleen een datum van aantreffen, heb ik ze helder voor ogen. Ik haalde de zaak erbij. De leeftijd kwam op het oog overeen. Een jonge man, met een Zuid-Amerikaans uiterlijk, ook dat klopte.Ik stuurde foto’s van de kleding van de NN’er naar de ambassade en verzocht die aan de familie van Orfeo te laten zien. Ook vroeg ik om foto’s van Orfeo en zijn vingerafdrukken, als die er zijn. En anders zouden we met DNA in de weer moeten, over de oceaan.Meteen kreeg ik antwoord: Die kledingfoto’s aan de familie laten zien? De ambassademedewerker begreep het niet. Voorzichtig legde ik per mail in mijn beste Engels uit dat het de kleding is van een jongen die in Amsterdam is overleden in de periode dat Orfeo is verdwenen. Dan blijft het heel lang stil aan de ander kant van de mail.Ik vreesde nooit meer iets te horen. Heb scenario’s in mijn hoofd van hoe dat gaat; de foto’s naar de familie van Orfeo, hoe krijgen ze die binnen? Waar wonen ze, spreken ze Engels, hebben ze e-mail?Maar eindelijk, nu dus, bijna weggezakt buiten beeld, de langverwachte mail van de ambassade met nieuws. De familie herkent de kleding als die van hun zoon. En er zijn vingerafdrukken van Orfeo meegestuurd. Ik ren met twee treden tegelijk de trap op naar de dactyloscoop (vingerafdrukkenspecialist, red.) met de twee dactyslips . Die van de onbekende dode en die van Orfeo. Hij tuurt door zijn loep, kijkt en vergelijkt eindigende lijnen, punten en figuren. Ik dribbel heen en weer voor zijn bureau. Ik heb ook gekeken, ik ben geen deskundige, maar ik denk… Dan kijk hij op. ‘Hij is het’, is alles wat hij zegt en hij glimlacht breed, maar niet zo breed als ik.Nee, ik ben niet blij dat Orfeo dood is. Ik ben blij dat de NN-er eindelijk een naam heeft.Twee dagen later ga ik samen met mijn collega naar het graf van Orfeo en haal het bordje met ‘Onbekende man, overleden op 6 november 2003’, weg. In mijn andere hand heb ik een nieuw vervaardigd bordje: ‘Orfeo’ en al zijn doopnamen, familienaam, zijn geboortedatum en -plaats. Maar ook de datum van zijn overlijden. Ik prik het in de grond en samen met mijn collega kijk ik naar het resultaat.Een naambordje voor het graf van Orfeo. Daar word ik blij van. En vastbesloten. Ook de graven naast Orfeo moeten zo’n bordje krijgen. Met hun volledige naam, familienaam en geboortedatum. Dan zijn ze weer iemand. Een mens. Met een naam, een familie en een geschiedenis.
Blog: RotklusWe krijgen een melding van een vechtpartij in een woning. Buurtbewoners hebben gebeld over geschreeuw en gegil dat vanuit een woning komt.We gaan er direct naartoe en zien dat de voordeur van de woning open staat. Zoals gebruikelijk roepen we bij de voordeur met luide stem: ‘Politie! Politie!’ Hierna stappen we naar binnen. In de gang ligt op de grond overal bloed, ook op de muren zien we vegen van handen, gemaakt met bloed. In de huiskamer horen we iemand roepen: ‘Kom! Kom snel!’ Samen met mijn collega loop ik door naar de woonkamer. Daar ligt een vrouw, badend in het bloed. Ze lijkt te zijn neergestoken. Naast haar zit een andere vrouw. Dit blijkt de buurvrouw te zijn. Op de bank zit een klein meisje. Bang, stil en weggedoken.Alles, maar dan ook alles zit onder het bloed. We gaan op onze knieën naast de vrouw zitten en beginnen met levensreddende handelingen en ondertussen vragen we met spoed om een ambulance. Onze handen en kleding zitten onder het bloed. We proberen de bloedingen van de vele snij- en steekwonden op alle mogelijke wijzen te stelpen. Ondertussen proberen we erachter te komen wat er is gebeurd.De toegesnelde collega's proberen bij de buren informatie los te krijgen. Het blijkt dat de ex-vriend van de vrouw de woning is binnengedrongen en dat zij door hem is neergestoken. De man is volledig losgegaan, de vrouw heeft meer dan twintig steekwonden! We doen wat we kunnen. Al snel komen de collega's van de ambulance binnen. Ze gaan direct aan het werk en proberen de vrouw te stabiliseren. Ze wordt in de ambulance gelegd en met spoed vervoerd naar het ziekenhuis. Het meisje dragen we over aan een familielid dat ook naar de woning is gekomen.In de omgeving wordt door collega's druk gezocht naar de ex-vriend. Hij zou mogelijk nog in de buurt zijn. Ze vinden hem niet, maar we hebben zijn gegevens. We weten wie we zoeken.Samen met mijn collega loop ik terug naar de politiebus. We trekken onze bebloede rubberen handschoenen uit en reinigen onze handen met ontsmettingsmiddel. We stappen in de bus en schuiven de deur even dicht. Allebei zakken we door de knieën en zo zitten we samen op de bodem van de bus. Even uit het zicht van het publiek, bijkomen…De aanblik van de steekwonden, het stille meisje dat alles zag op de bank en het gevecht voor het leven van de gewonde vrouw…. Ik leg mijn hoofd achterover tegen de wand van de bus en ik zie mijn collega met haar hoofd in haar handen zitten. We kijken elkaar aan en hoeven niets te zeggen. We begrijpen elkaar zonder woorden. Zachtjes fluister ik: ‘Wat hebben we soms rotklussen.’ Dan halen we diep adem en kijken elkaar opnieuw aan. Ik zeg: ‘Kom we moeten verder’. We staan op, ik slik nog even, open de deur en haal buiten nog een keer diep adem. Dan rijden we naar het bureau, waar we onze bevindingen op papier zetten. Na een kop koffie stappen we weer in de auto. Onze volgende melding wacht.Later die dag meldt de ex-vriend zich aan het bureau. Hij wordt direct aangehouden. De vrouw overleeft wonderbaarlijk genoeg de aanval op haar leven.
Blog: Verboden wapensHet is een normale doordeweekse dag. Ik draai mee in de ‘Henneptrein’. Dit is een onderdeel waarbij er adressen worden afgereden, waar mogelijk een hennepkwekerij kan zitten volgens ketenpartners, anonieme tips of collega’s.De hele dag rijden we langs adressen maar nergens treffen we een hennepkwekerij aan. Net als we denken dat de dag erop zit, krijgen we een telefoontje van de Regionale Interventie Eenheid (RIE). Zij volgen al een tijdje de gangen van een medewerker van een growshop. Volgens de RIE zou er mogelijk een hennepkwekerij op zijn huisadres zijn. Of wij een kijkje willen nemen.Het blijkt een woning te zijn op een bovenverdieping. Wij staan beneden voor een garagedeur. Voor het raam van de woning hangen lamellen. Wanneer we beneden aanbellen, zie ik die bewegen. Er wordt echter niet open gedaan. We besluiten bij de buren aan te bellen, om via hun balkon op het dak te kunnen komen. Bij een kwekerij zitten daar namelijk meestal luchtuitlaten. De collega’s klimmen naar boven en ruiken op het dak een sterke wietlucht. Reden genoeg om de chef te vragen om een machtiging, zodat we het huis mogen betreden. Ook wordt via de meldkamer een slotenmaker gevraagd te komen om de voordeur van de woning te openen.Een halfuur later is de garagedeur beneden open en lopen we via een binnenplaats de trap naar de woning op. Er komt ons een penetrante geur van kattenurine tegemoet. Op de overloop staan twee kattenbakken en zowel op de grond als in de kattenbakken liggen uitwerpselen. We lopen de woonkamer in en zien dat er dozen opgestapeld staan tot aan het plafond. Vrijwel alle meubels in de kamer zijn zwaar beschadigd door de katten. We tellen er vier en treffen geen bewoners aan. Waarschijnlijk bewogen de katten de lamellen toen we aanbelden.We lopen de zolder op en daar treffen we inderdaad een hennepkwekerij aan. Drie ruimtes zijn ingericht voor de kweek van wietplanten. In twee ruimtes vinden we wietplanten en de derde ruimte is een drogerij waar de henneptoppen kunnen drogen. Omdat de elektriciteitsmaatschappij heeft aangegeven dat er mogelijk stroom wordt gestolen via de meterkast, controleren we dit ook meteen. Er lopen illegaal allerlei snoeren door de meterkast, het is duidelijk dat er een groot risico op brand is. Over de hele verdieping loopt bedrading.We volgen de vaste procedure gaan over op ontmanteling van de kwekerij. Wanneer we weer in de woonkamer komen, zie ik twee luchtbuksen staan. Deze zijn legaal, maar mijn onderbuikgevoel zegt me dat er ook wel eens verboden wapens in de woning zouden kunnen liggen. We overleggen met de chef en besluiten daarna op zoek te gaan. We openen diverse kastjes en laatjes en treffen peperspray aan en een airsoftwapen. Maar het valt mij een beetje tegen, ik had meer verwacht.De dierenambulance arriveert om de katten op te halen. Dat is nog een flinke klus, want de beestjes hebben niet veel zin in een ritje naar het asiel. Ze doen er alles aan om uit handen te blijven van de dierenambulancemedewerkers. Een van de katten vlucht weg via een gat in het systeemplafond. Een medewerker van de dierenambulance gaat op een stoel staan en als hij de kat pakt, roept hij: ‘Hé, er ligt hier een koffertje!’. Als de kat is aangepakt door een andere collega, pakt hij het koffertje en geeft dit aan mijn collega. Wanneer deze het koffertje opent, zijn we blij verrast. Er zit een 9mm pistool in, een schietpen (vuurwapen in de vorm van een pen, red.) en diverse andere verboden voorwerpen.We besluiten ook de rest van het systeemplafond te onderzoeken, ik klim op een tafel en ik steek mijn hoofd op een andere plaats door het plafond. In de hoek ziek ik een plastic zak liggen. Ik verwijder de plafondplaat en open de plastic zak. Er zit een hard voorwerp in dat in een handdoek gewikkeld is. Het blijkt een Scorpion machinepistool te zijn. In de dozen in de kamer vinden we ook nog 9mm patronen en 22mm patronen voor de schietpen.Ik ben blij dat mijn onderbuikgevoel klopte. En met de mooie vangst! We hebben een flink aantal wapens van de straat gehaald. Door goede samenwerking….en een beetje hulp van de kat!
Blog: Geniet van het levenIk ben in een diepe slaap als ik rond 02.00 uur wakker word gebeld door mijn teamchef. Er zijn twee dode kinderen gevonden in een woning. Hij vraagt of ik erheen wil gaan om met collega’s het forensisch onderzoek te doen. Ik kan rechtstreeks vanuit huis met mijn eigen auto gaan, er zijn al genoeg collega’s met een dienstauto en materieel daar. Ik zeg hem dat ik zo snel mogelijk ga en zet gauw een bak koffie om wakker te worden. Twee dode kinderen, geen fijn vooruitzicht. Als ik aangekleed ben en de koffie op heb, rijd ik in mijn eigen gele autootje naar de woning. Er is al flink opgeschaald, er zijn heel veel collega’s aanwezig: agenten, tactische recherche, teamleiders TGO (Team Grootschalig Opsporing) en wij van de forensische opsporing.We verdelen de taken en ik ga met twee collega’s de woning binnen. Mensen van de ambulance zijn al met agenten binnen geweest. Zij hebben gekeken of er levens te redden waren. Niet dus. Daarop hebben zij zo snel mogelijk de woning verlaten om geen sporen te vernietigen. Wij trekken de beruchte witte pakken aan en lopen onder de rood-witte politielinten door naar de woning.Bij de voordeur zie ik een bordje met de tekst: ‘Geniet van het leven, het duurt maar even’. Ik wijs mijn collega’s er op. Wat een absurde tekst in een woning waarin twee dode kinderen liggen.We zien dat alle deuren in de woning gesloten zijn. Dat is goed, zo blijven de sporen het best bewaard. Maar ergens achter één van de gesloten deuren liggen twee dode kinderen. Een collega zei dat ze in de slaapkamer liggen, maar achter welke deur is de slaapkamer? Beide andere collega’s hebben kinderen. Ik niet en besluit daarom voorop te gaan. Ik open de deuren één voor één. Bij elke deurklink twijfel ik even, bang voor wat ik ga zien. Maar achter elke deur die ik open, is niks bijzonders te zien. Wanneer ik bij de laatste deur aankom, weet ik dus al zeker wat we aan gaan treffen. Heel voorzichtig open ik de deur op een kier. Mijn zintuigen staan op scherp.Achter die deur zien we de lichamen van de twee kinderen. Alle drie blijven we heel stil staan. Heel even voel ik tranen in mijn ogen. Maar ik moet professioneel blijven. En dat kan ik. Als ik vooraf had geweten wat er met de kinderen zou gaan gebeuren, dan was ik hier eerder geweest om dit te voorkomen. Maar ik wist het niet. Niemand wist het. Alles wat we nu kunnen doen is ons werk. En dat is de sporen zoeken van de persoon die hiervoor verantwoordelijk is. Zodat hij of zij gestraft wordt. Maar op dit moment heb ik er alles voor over om de kinderen levend te zien. We starten ons forensisch onderzoek en praten steeds de tactische recherche bij. Een heel uitgebreid en gedetailleerd onderzoek volgt. De woning wordt minutieus onderzocht. Dan worden de kinderen opgehaald door de rouwwagens. Ik til ze één voor één op om ze in de lijkenzakken te leggen die mijn collega’s open houden en onder de lichaampjes schuiven. Het voelt mooier en respectvoller om de kinderen alleen op te tillen, dan om met z’n tweeën op een onhandige manier in een krappe ruimte een klein lichaampje in een lijkzak te leggen. Als ik één van de kinderen in mijn armen houd, kijk ik naar het gezichtje. En ik besef ineens hoe ik hier sta, met het levenloze lichaam van een heel mooi kind in mijn armen, tegen me aangedrukt, omdat ik anders het gewicht niet kan dragen. Het raakt me diep.Wanneer de rouwwagens weg zijn loop ik de woning uit, pak in de regiewagen een bak koffie en loop naar buiten. Achter de wagen, uit het zicht van de pers, drink ik de koffie en ik praat met een collega over het gevoel dat ik had. Het gevoel van een dood kind in mijn armen. Ik moet het kwijt, het is even teveel.De dagen, weken en maanden erna zijn we bezig met processen-verbaal en verdere onderzoeken. De kinderen zullen nooit meer levend worden, de dader moet gestraft worden. En dat gebeurt. Na enige tijd wordt de dader opgespoord en veroordeeld.Daarmee is de zaak voor mij klaar. Ik kijk met volle tevredenheid terug op het onderzoek met alle collega’s. We hebben met z’n allen goed en mooi werk verricht. Met de tijd en alle andere zaken waar ik mee bezig ben, denk ik niet vaak meer aan de twee kinderen, al zal ik hun namen en gezichten nooit vergeten. Wel moet ik altijd aan ze denken als ik de tekst ‘Geniet van het leven, het duurt maar even’ ergens lees. Ik heb echt een hekel aan die zin gekregen. Enkele jaren later rijd ik op een mooie zonnige dag terug naar huis na een bezoek bij een oud-collega. Ik rijd binnendoor, de snelwegen vermijdend. Ik ben vrolijk en zing hard en vals mee met de radio. Het is oppassen op de smalle wegen, er zijn ook veel fietsers en motorrijders op pad. Plots zie ik de wijk waar we de kinderen vonden. In een opwelling sla ik linksaf richting de woning. Ik besluit ineens de wijk in te gaan en te kijken of de woning er nog staat. Waarom weet ik ook niet. Ik keer nooit terug naar plaatsen-delict. Ik kom wel vaker langs woningen waar ooit ingebroken is, waar iemand zelfmoord heeft gepleegd of waar een ander misdrijf heeft plaatsgevonden, maar ik ben nooit bewust teruggegaan naar een plek. Dit is de eerste keer. Wanneer ik mijn auto parkeer, realiseer ik me dat ik met dezelfde gele auto op dezelfde parkeerplaats sta. Ik loop op hakken, heb een jurk aan en mijn haar is los, het is onmogelijk dat iemand me herkent zonder het witte pak. Hoewel ik er maar twee keer was destijds, weet ik toch nog feilloos de weg. Wanneer ik dichterbij kom, zie ik het gehate bordje met de tekst bij de voordeur. Ik loop niet verder, ik kan het niet. Ik heb genoeg gezien. Ik loop terug naar mijn auto en rijd naar huis.Thuis bel ik een vriendin en zonder dat ik haar iets uitleg, vraag ik of ze zin heeft om mee te gaan naar een terrasje, gewoon even lekker in de zon zitten. Dat heeft ze gelukkig. We drinken in de zon gezellig een wijntje en kletsen over van alles en nog wat. Maar ik zeg niet wat ik die middag gedaan heb. Ik wil alleen maar even genieten.‘Geniet van het leven, het duurt maar even’. De tekst is mooi. En waar. Maar zal voor mij nooit meer juist zijn.
Blog: 'Lynch mob'Het is een doordeweekse namiddag. Ik werk aan het bureau Van Leijenberghlaan in Amsterdam als wijkagent van de Minervabuurt. In mijn wijk ligt de Beethovenstraat, een straat die niet alleen populair is bij winkelend publiek, maar helaas ook bij straatrovers, autokrakers en zakkenrollers. Daarom doe ik af en toe dienst in burger en probeer zo dit soort ciminelen op heterdaad aan te houden.Ik fiets, zoals altijd solo, in burger door de buurt. Het is rustig op straat. Op de hoek van de Apollolaan en de Bachstraat zie ik 2 jongens staan. Ze zijn een jaar of 15 en om een of andere reden vallen ze me op. Als politieman ontwikkel je een extra zintuig, waardoor je vaak aanvoelt of iets wel of niet goed zit. En iets in me zegt dat dit niet goed zit. Ik besluit ze van een afstandje te observeren.Het tweetal kijkt de hele tijd nerveus om zich heen. Ze bellen geregeld en lopen af en toe een stukje de Bachstraat in en komen dan weer terug. Dan lopen ze definitief de Bachstraat in, richting de Brahmsstraat. Op de hoek van Bachstraat en de Brahmsstraat blijven ze stilstaan. Een van hen gaat weer bellen en ze kijken af en toe om de hoek de Brahmsstraat in. Ze worden steeds nerveuzer.Ik voel dat er wat gaat gebeuren, maar ik heb geen idee wat. Ik stap van mijn fiets en loop langs een paar auto’s om wat dichter bij de twee jongens te komen. M’n hartslag loopt op, de spanning in mijn lijf neemt toe.Dan zie ik de jongens ineens de hoek omrennen. Ze rennen de Brahmstraat in, richting de ingang van een vlakbij gelegen school. Ik verlies de jongens even uit het oog, omdat ik een betere positie zoek om te zien wat er gaat gebeuren. Een paar seconden later komen de jongens echter weer terugrennen. Ik zie angst in hun ogen en begrijp al snel waarom. Ze worden achtervolgd door een grote groep boze, schreeuwende jongeren. Ik schat dat het er zo’n 30 zijn. Er gaat zoveel agressie van deze groep uit dat ik de angst van de jongens heel goed begrijp. In Engeland hebben ze een speciale uitdrukking voor zo’n groep: een ‘lynch mob’. ‘Ze rennen voor hun leven!’, flitst het door me heen. Het tweetal rent de Chopinstraat in - uit mijn zicht - met de groep achter zich aan.Voordat ik op mijn fiets spring en ook de Chopinstraat in rijd, geef ik via mijn portofoon snel aan het districtsbureau door wat er aan de hand is. Ik fiets zo hard als ik kan, omdat ik me besef dat er wel eens iets vreselijks kan gaan gebeuren. Zoveel agressie heb ik nog niet eerder gezien. Ik sla linksaf de Schubertstraat in en zie de hele groep staan bij de gevel van een woning. De twee jongens liggen op de grond tegen de gevel aan. Een deel van de groep schopt hard en in razernij tegen hen aan. Ze gaan als gekken tekeer! Ik zie dat ze vooral tegen hun hoofden schoppen. Een van de jongens wordt zelfs keihard van bovenaf op zijn hoofd getrapt.Ik heb geen tijd om om assistentie te vragen, het gaat hier om leven of dood. De adrenaline neemt mijn denken en doen over. Ik fiets hard tussen de geparkeerde auto’s door de stoep op en spring van mijn fiets. Dan duik ik letterlijk bovenop het groepje schoppende jongeren. Ik schreeuw zo hard als ik kan meerdere keren: ‘Politie!’. De schoppers houden even op en ik trek de twee bebloede jongens snel overeind. Ik duw ze tegen de gevel van een woning aan en ga als een schild voor ze staan. De schoppers twijfelen. Ik zie dat de stoep links van me vrij is. Ik trek de twee gewonde jongens mee en loop achteruit richting de Stadionweg. Dan komt de hele groep op mij af. Ik voel de agressie, die zich nu ook tegen mij richt. Ik moet niet alleen voor de veiligheid van de jongens zorgen, maar ook voor die van mezelf. En ik voel dat dit helemaal fout kan aflopen.Ik doe mijn jas open en pak mijn wapen vast. Ik laat het nog in de holster, maar zorg er wel voor dat de groep het ziet. Ze blijven tot mijn stomme verbazing echter gewoon op me afkomen. Snel pak ik mijn portofoon, schakel naar de frequentie van het hoofdbureau en roep: ‘Assistentie collega Schubertstraat!’. Deze woorden betekenen dat een politieman in nood is. Het wordt niet zomaar geroepen, alleen als er echt iets mis is. Collega’s die dat horen via de portofoon of mobilofoon laten dan alles vallen waar ze mee bezig zijn en gaan met de grootst mogelijke spoed naar de plek waar de collega in nood zich bevindt. Binnen een paar seconden hoor ik dan ook in de verte van alle kanten sirenes dichterbij komen.Een deel van de groep geeft het op en rent weg, maar hoe bizar ook, de daadwerkelijke schoppers blijven gewoon doorlopen. Ik sta op het punt mijn wapen te trekken, als ik een aantal politieauto’s de hoek om zie scheuren. Mijn collega’s springen er uit en rennen naar mij toe. Ik wijs hen direct zes van de schoppers aan en binnen een paar seconden liggen ze geboeid op de grond. De rest gaat er uiteindelijk toch vandoor.Ik doe snel mijn verhaal bij de collega’s voordat ze de schoppers afvoeren naar het politiebureau. De twee gewonde jongens worden in een toegesnelde ambulance behandeld. Ze hebben kneuzingen en een paar tanden eruit. Andere collega’s zoeken in de straat naar de rest van de groep. Die vinden ze niet meer, maar wel een paar messen die door jongens uit de groep in bloembakken zijn weggestopt.Als de situatie onder controle is, pak ik mijn fiets en ga terug naar het bureau om alles op papier te zetten. Als ik dat in alle rust aan het doen ben, slaan de emoties toe. De agressie, de angst, het kantje-boord-besef, het komt allemaal naar boven.Een paar uur later hoor ik wat er aan de schoppartij voorafgegaan is. De twee jongens hadden al een tijdje ruzie met een leerling van de school. Ze waren naar zijn school gekomen. Toen ik ze zag staan, belden ze met deze jongen. Ze hadden hem bedreigd en gezegd dat ze hem gingen neersteken. De jongen belde daarop zijn broer en die was met een groep vrienden naar de school gekomen. Een aantal van hen had messen bij zich. Ze kwamen net bij de school aan, toen de twee jongens de hoek omrenden. Recht in hun armen. De twee jongens draaiden vervolgens om en vluchtten weg. De broer met zijn vrienden, maar ook de hele schoolklas van de jongen, renden achter het tweetal aan.De broer vertelde tijdens zijn verhoor bij de recherche dat hij uiteindelijk blij was dat ik bovenop de schoppers was gedoken. ‘Ik weet zeker dat we ze anders doodgeschopt hadden’.Een dag later stond er een artikeltje over het hele gebeuren in de krant en kreeg ik een tevredenheidbetuiging vanwege mijn actie. Ik besef me sindsdien nog beter dat het voor mij niet vanzelfsprekend is dat ik iedere dag aan het einde van mijn dienst gezond en wel naar huis kan gaan. Die dag gelukkig wel…
Blog: Meisje van vierHet is een willekeurige dag in mei. Ik ben bezig met het bekijken en beoordelen van alle nieuwe meldingen kinderporno, als mijn oog op een filmpje valt. Ik zie een meisje van een jaar of 4 dat lief zit te tekenen in een huiselijke omgeving. Naast haar staat een volwassen man. De man is ‘bezig’ met zichzelf en het meisje doet net of ze hem niet ziet. Maar uit de gelatenheid op haar gezichtje maak ik op dat deze situatie haar zeker niet vreemd is. Al vrij snel wordt duidelijk dat de man het meisje wil betrekken in zijn handelingen. Ik zal het verdere verloop van het filmpje verder niet beschrijven, maar de afloop laat zich raden.Bij het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme (TBKK) van de Landelijke Eenheid ontvangen wij veel meldingen afkomstig uit het buitenland van grote bedrijven, zoals Facebook, Twitter, Instagram, Google enzovoort. Deze bedrijven maken melding van het kinderpornografische beeldmateriaal dat ze aantreffen, waarbij ze aanwijzingen hebben dat de gebruiker van het account waarop het materiaal is aangetroffen, uit Nederland komt. Als deze melding eenmaal door ons is ontvangen controleren wij eerst of het bijgevoegde beeldmateriaal volgens het Nederlands Recht strafbaar wordt bevonden, om vervolgens een onderzoek te starten naar de gebruiker van het betreffende account.Terwijl ik het filmpje afkijk, merk ik dat het me raakt. En dat verbaast me. Als kinderpornorechercheur word ik dagelijks geconfronteerd met kinderporno. Ik heb een soort van aan- en uitknop en een vreemd soort relativeringsvermogen. Dat moet ook wel, anders houd je dit werk niet vol. Het vergt nu eenmaal bepaalde eigenschappen om dagelijks met de meest verschrikkelijke beelden geconfronteerd te worden.Ik vraag me af waarom juist dit ene filmpje me zo raakt? Begrijp me niet verkeerd. Elke foto en elk filmpje waarop kinderporno te zien is, is er één te veel. En ik weet inmiddels ook wel dat zelfs achter lachende kinderen vaak een hoop verdriet schuil gaat. Maar er is zeker wel een verschil tussen het ene en het andere beeldmateriaal als het gaat om de beleving van de kinderpornorechercheur. En al is dit heftig, het is zeker niet het meest schokkende materiaal dat er zo op een dag voorbij komt. Was het misschien het feit dat deze situatie kennelijk heel normaal was voor dit kind? Hoe vreselijk is het dat er dus kennelijk kinderen zijn voor wie dit ‘normaal’ is, de dagelijkse gang van zaken.'s Avonds in bed denk ik opeens weer terug aan het filmpje. Ik baal ervan, omdat ik vrijwel nooit m’n werk mee naar huis neem. Het lukt me op een of andere manier elke dag weer om de ‘jas van kinderpornorechercheur’ - die me best goed past - op het bureau aan de kapstok te hangen voor ik naar huis ga.Ik denk aan de man in het filmpje, de dader. Wat gaat er mis in je leven als je dit soort dingen doet? Ik kan zeggen dat ik inmiddels, ook na het volgen van diverse studies, wel allerlei redenen kan bedenken waaróm hij het doet, maar hoe kom je tot zo iets? Zou het zijn eigen kind zijn of is hij misschien de ‘lieve’ oom of wellicht die ‘vriendelijke’ buurman? Zou hij een voorkeur hebben voor meisjes van een jaar of vier of was ze gewoon voorhanden?Ik realiseer me dat ik op al deze vragen op dit tijdstip geen antwoord ga krijgen en dat het eigenlijk ook niet zo van belang is voor de uitoefening van mijn taak. Doordat er door heel Nederland mensen als ik aan het werk zijn om niet alleen deze dader op te sporen, maar ook de verspreiders van dit soort filmpjes en foto’s, gebeurt er in ieder geval iets. We zijn een bevlogen club mensen met stuk voor stuk hetzelfde doel.En ook al komen er wekelijks meer van dit soort meldingen binnen dan dat we met ons clubje kunnen verwerken, troost ik mezelf op dit late uur met de gedachte dat het meisje van vier waarschijnlijk heel blij is als ze weet dat er een groep politieagenten jacht maakt op de man die deze vreselijke dingen van haar verlangt. En op de mensen die dit soort beeldmateriaal deelt met elkaar. De verspreiders van haar verdriet.Door deze gedachte realiseer ik me opeens dat ook ik een rol heb in het geheel en het is misschien wel juist dat besef dat maakt dat ik de volgende ochtend weer met frisse moed en veel zin aan veel te veel nieuwe meldingen begin. Mijn uitknop en relativeringsvermogen hebben gelukkig wederom wonderen verricht.Ik denk aan de filosoof Edmund Burke die ooit zei ‘Hoe groter de macht, hoe gevaarlijker het misbruik’ en vraag me af of hij zich destijds gerealiseerd heeft dat zijn uitspraak eveneens betrekking kan hebben op het misbruik van kinderen binnen een vertrouwensrelatie. Waarschijnlijk niet.Dat kan ik echter niet met zekerheid stellen over de man in het filmpje. Het scenario is niet zozeer een toevallige gebeurtenis, maar een vooropgezet plan. Een moment waar naartoe is gewerkt door iemand die het vertrouwen heeft van een kind. Dan maakt het eigenlijk niet meer uit of je nou de vader bent of de oom of buurman. Je bent iemand die misbruik maakt van het vertrouwen van een kind, op de meest verschrikkelijke manier. En niet alleen op die bewuste dag in dat ene filmpje, maar voor de rest van het leven van dat kind. Het filmpje zal op internet oneindig vaak bekeken en gedeeld worden, voor onbepaalde tijd tot in lengte van dagen.En daarmee heeft dus ook de downloader van het filmpje een belangrijke rol in het verhaal gekregen. Hij heeft niet alleen dat ene strafbare filmpje gedownload of verspreid, maar maakt daarmee ook onderdeel uit van dat verhaal. En het gevolg. En misschien was hij wél een vader, of een oom of een buurman.
Blog: Net als in de film‘Ja ja, ik weet het’, zegt de verdachte. ‘Ik heb het recht om te zwijgen en alles wat ik zeg kan en zal tegen me gebruikt worden…’. De man zit inmiddels op de achterbank, geboeid en wel. Toen ik op het punt stond hem op zijn rechten te wijzen, onderbrak hij me op verveelde toon met de vertaling van de welbekende woorden die in elke Hollywoodproductie te horen zijn: ‘You have the right to remain silent, everything you say can and will be used against you in the court of law’. Ik onderdruk een lach en maak mijn zin toch maar af; je weet het tenslotte maar nooit met het oog op mogelijke vormfouten.Later, onder het genot van een kop koffie, overdenk ik de woorden van de aangehouden geweldpleger nog eens. Plotseling realiseer ik me hoe vaak we eigenlijk worden geconfronteerd met de vooroordelen en beeldvorming die ontstaat onder invloed van de talrijke politiefilms en -series: bij de recherche rent men immers dagelijks op torenhoge hakken, golvende paardenstaart en met getrokken wapen achter de zware jongens aan (bedankt, Flikken Maastricht) en als ik na een aanhouding enkele uren voorbij etenstijd op mijn broodje sta te wachten, krijg ik de vraag of ik geen donuts behoor te bestellen (bedankt, Hillstreet Blues of eigenlijk: elke willekeurige Amerikaanse politieserie).Interessant is in dit opzicht ook de reactiemogelijkheid bij online nieuwsitems. De berichten daar geven een prachtig inzicht in de publieke opinie over ons vak wanneer ons handelen in de media onder het vergrootglas ligt. ‘Ze moeten gewoon op de banden schieten, zoals je altijd ziet’ of ‘Je ziet toch altijd dat ze zoiets makkelijk met z’n tweeën af kunnen in Amerika’. Beeldvorming als gevolg van entertainment? Of puttend uit eigen waarneming? Ik vrees het eerste.Verzonken in deze overpeinzing, wrijf ik onwillekeurig over het litteken op mijn onderarm dat ik overhield aan een meningsverschil met een psychotische vrouw van, pak ‘m beet, 140 kilo en 1 meter 80 lang. Wie was ik om te denken dat ik met mijn krappe 1 meter 62 het verzet van deze vrouw zou kunnen keren? Was het zelfoverschatting? Of was het dat gevoel van ‘dat-hoor-ik-gewoon-te-kunnen’ omdat het Dirty Harry ook lukte om in zijn eentje een half onderwereldleger te verslaan? Omdat ik ‘het publiek’ liever niet wilde teleurstellen? Of is dit een situatie van life imitating art, zoals Oscar Wilde gezegd zou hebben?Later die vrijdagavond, tegen het einde van mijn diensttijd, reageer ik op een melding zoals we vaker krijgen op de vrijdag- en zondagavond. Voogdijkwesties of kwesties rond bezoekrechten van een kind tussen twee ex-geliefden. Niet zelden in het bijzijn van het - huilende - kind zelf.In deze situatie staat een vrouw op de stoep bij haar ex, een snikkende driejarige in het kinderzitje in de auto. Het kind past bij nader inzien toch niet zo goed bij haar nieuwe vriend en zijn hond. Of ze het kind niet kan ruilen tegen de paarden van haar ex. Verbijsterd hoor ik het aan. Zit ik in een scene van ‘Shutter Island’ of gebeurt dit echt? Hoe dan ook, ik heb het gevoel dat ik in de verkeerde film zit!
Blog: HulpverleningWe worden naar een adres in het centrum van Amsterdam gestuurd. De bewoner heeft om hulp van de politie gevraagd. Het is niet bekend wat er precies aan de hand is, maar de meldkamer stuurt ons niet voor niks. Van het adres is, voor zover na is te gaan, ook niets bekend bij ons.Mensen bellen de politie voor heel veel soorten situaties. Ook voor hulpverlening. Soms is de hulpvraag ongeschikt voor de politie, maar wij zijn meestal wel de enigen die massaal op straat zijn, dag en nacht, dan doe je ook dat werk zo goed mogelijk.Bij het adres aangekomen, bellen we aan. De melder woont op de begane grond. 'De deur is open!', wordt er van binnenuit geroepen. Wanneer we de woning binnenstappen, overvalt me een verschrikkelijke geur. De walm die ons tegemoet komt, is overweldigend en misselijkmakend. Ik kan het niet gelijk thuisbrengen.Bij het raam staat een oudere man bij een ouderwetse draaischijftelefoon. Ik zie dat hij een gesprek voert, maar kan niet alles goed plaatsen. De man is zeer klein en ik weet even niet wat ik zie. Klopt mijn beeld met de werkelijkheid? Het lijkt wel een film. Mijn collega en ik kijken elkaar aan en moeten even schakelen. Hoe zit dit?Dan realiseer ik me wat ik zie. Deze man heeft geen benen! Er staat alleen een romp, met armen en een hoofd. Maar twee zeer korte stompjes op plaatsen waar ooit benen hebben gezeten. Het geeft een bizar beeld.De stank domineert. Ik pak mijn zakdoek om mijn neus te bedekken. Langzaam besef ik dat dit de geur van ontlasting is. Maar zo heftig…Dan begint de man tegen ons te praten. 'Heren, ik schaam me diep,’ begint hij in plat Amsterdams. ‘Maar ik zag echt geen andere uitweg dan jullie te bellen... Ik heb mezelf bevuild. Ik had een laxeermiddel van de wijkverpleegster gekregen. Dit werkte echter veel sneller dan ik dacht. Voordat ik mijn kunstbenen kon aandoen, liep het mijn lichaam uit. Ik kon eigenlijk niets anders doen dan de wijkverpleegster bellen, maar zij kon pas aan het einde van de middag hier zijn. Dus ik zag geen andere mogelijkheid dan de politie te bellen…’Ik kijk de kamer rond en zie dan alles onder zit. Zijn bed, het tapijt, echt alles.Er is een aangepast toilet waarvan hij normaal gebruik kan maken als hij zijn kunstbenen aan heeft. Met regelmatig bezoek van de wijkverpleegster kan deze man met kunstbenen en een looprekje toch nog enigszins een zelfstandig leven leiden. Maar het wordt wel steeds lastiger, vindt hij nu zelf ook.Dit is nou zo'n klus die niet bij de politie hoort, maar waarbij we deze man natuurlijk niet laten barsten. We laten hem in deze situatie niet aan zijn lot over. Hij ziet dat ik de zakdoek voor mijn neus houdt. 'Ik snap dat het stinkt, jongen, sorry nogmaals.’ Ik voel het schaamrood naar mijn kaken trekken. 'Geeft niks, mijnheer, wij gaan u helpen.’ Maar wat nu? Ik overleg met Jos, mijn maatje voor die dag. Die man had onze opa kunnen zijn.We stellen voor hem te helpen met douchen en misschien ook even een sopje maken voor de ergste plekken op het tapijt. ‘Jullie mogen me ook op bed helpen, dan wacht ik wel op de wijkverpleegster.’ Dat duurt zeker nog vier uur! We kunnen de man niet zo lang bevuild in een vies huis laten liggen. Na wat overleg gaat de man akkoord. We helpen hem naar de douche. We pakken hem ieder onder een oksel. Het lukt met één hand, zodat ik met mijn andere hand mijn neus nog kan bedekken. De man weegt opvallend licht zonder benen, merk ik. Eenmaal in de doucheruimte plaatsen we hem op een speciale kruk en gunnen hem zijn privacy.Ik vraag waar schoon beddengoed ligt. We halen het vieze bed af en verschonen het. Wanneer de man is gedoucht, maken we net een sopje voor het tapijt. Dan staat ineens de wijkverpleegster binnen. 'Ha, daar is zuster Clivia', roep de oude man vanuit de doucheruimte. 'Zo noem ik haar al jaren.’ Haar echte naam blijkt Kitty te zijn. Ze had de boodschap van de man eerder doorgekregen en had geruild met een andere patiënt. 'Jullie zijn goed bezig’, lacht ze. Ze neemt de zorg voor de oude man liefdevol over. 'Tof dat jullie dit gedaan hebben!’ Met het verzoek om ons na afloop nog even te bellen om de situatie door te spreken, nemen we afscheid. Niet veel later wordt de man opgenomen in een verpleeghuis.Al is het niet echt het werk van de politie, als er niemand anders beschikbaar is, ben je als agent toch van onschatbare waarde in zulke situaties. En dit soort hulpverlenen leer je niet op de politieacademie en niet uit boekjes of tijdens cursussen. Nee, de rauwe werkelijkheid, die leer je tijdens het werk zelf...