0 gebruikers (en 4 gasten bekijken dit topic.
maandag 17 maart 2014Op de motor rijdt je al snel mee met een melding die spannend lijkt te zijn of nog gaat worden.In de Rotterdam zuid woont een grote familie, die er een voor Nederlandse begrippen vervelende levensstijl op na houdt. Ze beginnen pas ’s avonds met wakker worden en houden dan de hele nacht de rest van de wijk wakker. Ze praten namelijk niet met elkaar, ze schreeuwen tegen elkaar! Daarbij komt ook nog eens overmatig alcoholgebruik om de hoek kijken en het feit dat ze graag communiceren midden op straat. Ook kauwen ze op Qat, een licht stimulerende drug, wat bij overmatig gebruik leidt tot slapeloosheid en sneller verlies van zelfbeheersing.Zo krijgt een politieauto 's ochtends de melding dat er een steekpartij heeft plaatsgevonden op de M straat in Rotterdam. Er loopt een hevig bloedende en schreeuwende man op straat, die vermoedelijk het slachtoffer is van de steekpartij. De dader zou een vrouw zijn, die op het balkon van de portiekwoning eveneens hard aan het schreeuwen is, kortom de chaos is compleet.Ter plaatse meldt de bemanning van de politieauto dat ze de man hebben aangetroffen, inderdaad hevig bloedend. Hij heeft een groot gat in zijn arm en ze vragen aan de meldkamer of de GGD aanrijdend is. Gezien de aard van de melding heeft de meldkamer deze al meegestuurd.Kort hierop kom ik met de motor ter plaatse. Ik zie dat de collega’s op de grond naast het slachtoffer zitten en proberen de bloedende wond onder controle te krijgen.Dit lukt nauwelijks omdat het slachtoffer kennelijk niet echt geholpen wil worden en zijn arm wil losrukken.De grote stoorzender in het geheel is de schreeuwende vrouw op het balkon, die in haar moerstaal kennelijk allerlei verwensingen tegen de man roept, die hierop heftig reageert.Ik besluit om het schreeuwende mens van het balkon te gaan halen om zo orde te scheppen in de chaos. Als ik bij de portiekdeur kom, valt het mij op dat de ruit naast de deur aan diggelen ligt en op de scherven hiervan bloeddruppels en bloedvegen zitten.Eenmaal boven grijp ik het mens van het balkon en trek haar naar binnen. De situatie wordt rustiger en ik vraag haar wat er gebeurd is. Er blijkt helemaal geen mes in het spel te zijn. Het slachtoffer op straat is haar man, die voor de zoveelste keer weer eens te diep in het glaasje heeft gekeken. Hij heeft een kwade dronk en is dan niet in staat om zich te beheersen. Zij vertelt dat in hun cultuur het normaal is dat, wanneer een man op een acuut moment met zijn vrouw het bed wil delen, zijn vrouw onmiddellijk moet luisteren en dit ook moet doen. Ze vertelt dat ze dit helemaal zat is, omdat het nooit op een liefelijke wijze gaat en ze hem deze avond geweigerd heeft. Hierbij is hij haar te lijf gegaan en is zij het huis uitgevlucht, de straat op, met in haar kielzog haar dronken en schreeuwende man. Op straat is hij ten val gekomen en vrouwlief heeft hier handig op ingespeeld door het portiek in te vluchten en de deur dicht te trekken. Haar man, die kennelijk door zijn val nog kwader is geworden, slaat met zijn vuist het raam naast de portiekdeur in om zo de portiekdeur via het ‘geopende’ raam open te doen. Echter ver komt hij niet, want het glas snijdt zijn pols dusdanig open, dat hij noodgedwongen zijn arm moet terugtrekken.De buren hadden 112 gebeld en zodoende kwamen wij ter plaatse.Ik weet genoeg en loop, na de vrouw vriendelijk gevraagd te hebben om de balkonscène niet over te doen, terug naar de collega’s en meld hen mijn bevindingen. Het slachtoffer is de dader van huiselijk geweld en van vernieling. Hij moet dus aangehouden worden. De GGD is inmiddels ter plaatse en bekijkt de wond. Deze is veel te groot en te diep en moet gehecht worden in het ziekenhuis bij de spoedeisende hulp. Omdat de man is aangehouden moet er iemand van de politie mee naar het ziekenhuis. Ik bied aan om mee te gaan, zodat de collega’s ter plaatse aangifte kunnen opnemen en een glaszetter voor de ruit kunnen bestellen. In het ziekenhuis is het al druk bij de spoedeisende hulp. De verdachte wordt tussen twee patiënten in op een kamer gelegd. Gelukkig zijn de gordijnen tussen de bedden dichtgeschoven, zodat wij aan het zicht onttrokken zijn. Dan begint het wachten. Wat een drama wordt dat! De verdachte, die nog steeds flink dronken is, is ontzettend vervelend. Ik moet hem diverse keren waarschuwen overal van af te blijven en zich te gedragen. Hij zit aan alle knoppen, zodat het bed op en neergaat en diverse standen aanneemt. Ik gris de afstandsbediening uit zijn handen en leg deze buiten handbereik. Hierop zijn de knoppen van de apparatuur aan de beurt. Ik grijp zijn rechterarm beet om hem te beletten op de knopjes te drukken. Hierop draait hij zich om en gaat de knopjes met zijn linkerhand bedienen. Ik draai hem terug en laat hierbij even zijn rechterarm los. In een onbewaakt moment krijg ik een dreun in mijn gezicht en grijpt hij mijn pistool vast. Dan ben ik het spuugzat. Ik geef hem een kaakslag, waardoor hij bijna naast het bed valt. In zijn val grijpt hij de gordijnen vast, waardoor de gehele gordijnrail van het plafond komt. Hierdoor vallen de gordijnen van de beide buren ook. Ik kijk in de ogen van een ouder echtpaar. De vrouw ligt op bed en haar man zit op een stoel ernaast, ze kijken mij half bedolven onder het gordijn verbijsterd en angstig aan. Aan de andere kant ligt ook een oude man, die hartgrondig begint te schelden, omdat de gordijnrail boven op zijn hoofd terecht is gekomen. De verdachte ligt half op bed en half op de grond. In mijn boosheid ruk ik hem zo hard omhoog, dat hij dubbel klapt op het bed. Hij is even zijn lucht kwijt en wordt rustig. Op ‘gepaste’ wijze breng ik de verdachte onder controle en maak hem middels de handboeien aan de leuning van het bed vast. Ik zit inmiddels helemaal onder het bloed, evenals het bed en de vloer, omdat door de worsteling het verband van de arm van de verdachte is losgegaan. Gelukkig had ik mijn handschoenen aangehouden. Het lijkt wel een slagveld!Inmiddels is de gewaarschuwde beveiliging ter plaatse gekomen, die de gordijnen en rails verwijderen. Ik verontschuldig mij tegenover de andere mensen. De scheldende man vertelt mij dat hij mijn vele waarschuwingen heeft gehoord. Hij vindt dat ik al veel geduld heb gehad, hij zou al veel eerder geslagen hebben. Het oudere echtpaar vraagt aan de beveiliging of ze alstublieft naar een ander kamer kunnen, omdat ze bang zijn. Ik heb echt medelijden met die oude mensen.We besluiten om de verdachte daar weg te halen en apart te leggen. Na een half uur wordt de wond van de verdachte gehecht en kan hij in de boeien, door de inmiddels ter plaatse gekomen collega’s, worden overgebracht naar het politiebureau.Op het bureau word ik bekeken door de collega's die vragen of ik in een slachthuis geweest ben. Mijn hele motorjas zit onder het bloed. Ik vertel mijn verhaal aan de collega’s en meld het geweld, wat ik gebruikt heb, bij de chef van dienst. We hebben er wel om gelachen, wat een dienst was dit weer! Gelukkig hield er niemand, behalve de verdachte, letsel aan over.
Na een melding van huiselijk geweld komen we aan bij het betreffende eensgezinswoninkje. We spreken een jonge vrouw; haar lange blonde haar zit behoorlijk door de war, er zit wat bloed op haar lip en ze heeft kraswondjes op haar armen. Ze vertelt dat ze haar vriend vanavond op bezoek had en dat ze wat gedronken hadden. Na een paar biertjes had haar vriend op seks aangedrongen, maar zij had dit niet toegestaan. Door de combinatie van alcohol en de afwijzing waren bij vriendlief kennelijk de stoppen doorgeslagen en had hij haar een paar klappen verkocht.Het protocol schrijft voor dat de dader van huiselijk geweld aangehouden moet worden en naar het politiebureau wordt gebracht waar een proces-verbaal wordt opgemaakt. Ik weet op dat moment nog helemaal niet dat haar vriend zich nog in de woning bevindt, want uit haar hele verhaal maak ik op dat hij inmiddels de kuierlatten heeft genomen.Nadat mijn collega en ik haar verteld hebben dat zij de mogelijkheid heeft om aangifte te doen, waarna haar vriend later aangehouden kan worden, vertelt ze dat hij in de slaapkamer op de bovenverdieping zit. Dat verandert de zaak en we besluiten de man dan maar te gaan halen. De man weet dat. We moeten de trap op en dat vraagt, voor de veiligheid, een speciale aanpak maar daar zijn agenten op getraind. Bij de slaapkamer gekomen, nemen we positie. Ik open de deur van de slaapkamer zodanig dat ik zoveel mogelijk zicht heb.De man ligt op zijn rug op bed met zijn armen onder zijn hoofd. We maken hem direct duidelijk geen rare dingen te gaan doen. Uiteindelijk heeft hij zijn vriendin al mishandeld dus is het niet uitgesloten dat hij geweld jegens ons kan gebruiken.Ik vertel dat hij is aangehouden voor mishandeling en dat op moet staan, zijn handen gespreid omhoog moet houden en met zijn rug naar ons toe moet gaan staan. De man komt van het bed, gaat staan, maar doet zijn handen niet omhoog en gaat ook niet met zijn rug naar ons toe staan. Dit kan nog leuk worden. De man is in mijn beleving twee en halve meter groot, behoorlijk gespierd en heeft onderarmen zoals ik bovenbenen heb. Maar hij is wel aangehouden. Een fysieke aanhouding gaat niet werken. ‘Kom dan’, daagt hij me uit, ‘kom dan jongen, kom me maar halen. Ik mee, denk het niet, kom dan’.Voor het gebruik van pepperspray is de ruimte te klein. Dan krijgen we er uiteindelijk zelf last van en misschien werkt pepperspray bij deze man niet eens. Hem daadwerkelijk beetpakken, gaat mij waarschijnlijk al mijn tanden kosten en om te schieten, gaat veel te ver. Mijn vroegere mentor, de man is al jaren met pensioen, zei mij altijd: Ook al knetteren je kruisbanden door je knieschijven, je laat nooit merken dat je bang bent, want dan pakken ze je.Ik zeg tegen de man dat ik niet met hem ga vechten omdat ik dat niet ga winnen en zie een grijns op zijn gezicht. Ik wijs op de portofoon aan mijn riem en zeg: ‘Zie je dat oranje knopje? De politiemeldkamer weet waar we zijn en als ik dat knopje indruk, komt elke vrije politieauto deze kant op. Als ik een hondenwagen wil hebben, dan komt hij en zelfs als ik paarden wil of een helikopter, het komt. Alleen maar door op dit knopje te drukken, dus zeg het maar..’.Ik hoor hem als het ware denken, hij berekent zijn kansen. Na enkele minuten zegt hij: ‘Oké, chef, jij hebt gewonnen’. Hij draait zich om, gaat op zijn knieën zitten en legt z’n handen op zijn hoofd. We doen handboeien om en brengen hem vervolgens over naar het bureau. Onderweg doet hij zijn verhaal: hij dacht echt met zijn vergrijp weg te komen door weerstand te bieden. Achteraf ben ik blij dat het ging zoals het ging en heeft mijn overredingskracht het gewonnen van mijn eigen lichte angst. Want wat als hij de confrontatie wel was aangegaan? Dan zou het heel anders afgelopen zijn. Een goedwerkende combinatie van een knopje op een portofoon en een flinke portie bluf. Ik kan zeggen dat het werkt!CitaatOver de bloggerAndré Besems(foto: politie.nl)André Besems (53) werkt als brigadier/wijkagent in Barendrecht, eenheid Rotterdam. 25 jaar in de noodhulp, vier jaar bij de recherche en nu al enkele jaren als wijkagent met een sociale insteek. 'Op mijn eerste verhaal kwamen zulke leuke reacties dat ik besloot verder te gaan met schrijven. Daarna zijn mijn verhalen in boekvorm uitgegeven. Mijn doel is de lezer midden in het verhaal te laten staan en te laten zien dat politiewerk veel meer is dan het uitschrijven van een bekeuring.'
Over de bloggerAndré Besems(foto: politie.nl)André Besems (53) werkt als brigadier/wijkagent in Barendrecht, eenheid Rotterdam. 25 jaar in de noodhulp, vier jaar bij de recherche en nu al enkele jaren als wijkagent met een sociale insteek. 'Op mijn eerste verhaal kwamen zulke leuke reacties dat ik besloot verder te gaan met schrijven. Daarna zijn mijn verhalen in boekvorm uitgegeven. Mijn doel is de lezer midden in het verhaal te laten staan en te laten zien dat politiewerk veel meer is dan het uitschrijven van een bekeuring.'
dinsdag 25 maart 2014Wat veel burgers niet weten, is dat de politie ontheffing (vrijstelling) heeft voor de verkeersregels, zoals omschreven in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (1990).De meeste burgers denken dat de politie de verkeersregels alleen mag overtreden als we met zwaailicht en sirene rijden. Maar dit is een fabel, die we vervelend genoeg, soms aan moeten horen als we de regels zonder zwaailicht en sirene overtreden. We mogen dus, zonder zwaailicht en sirene, door rood rijden, op het trottoir parkeren, een fiets/voetgangersgebied inrijden, zonder gordel rijden (wanneer je met een arrestant zit bijv.), een mobiele telefoon in de hand vasthouden tijdens het rijden, de maximum snelheid overschrijden enz. Er zijn een aantal uitzonderingen zoals spookrijden of langs gesloten (halve) spoorbomen rijden. De stelregel is dat we het overige verkeer niet (ernstig) in gevaar brengen en dat het voor de dienst noodzakelijk is. Maar u moet u voorstellen dat we bij een heterdaad verkrachting in een park MET zwaailicht en sirene aan komen rijden en we dan voor het park gaan stilstaan, omdat we geen ontheffing hebben om het park in te gaan. Wat denkt u, zullen we de dader dan nog gaan pakken? Of we rijden met ‘toeters en bellen’ naar een overval of een inbraak heterdaad. De verdachten horen ons van verre aankomen en zijn dan al lang en breed vertrokken. Ook een groot voordeel is dat er veel minder paniek is onder de weggebruikers als je zonder ‘toeters en bellen’ ergens langsrijdt, bijv. een linker/rechterrijstrook of een fietspad naar een kruising. Helaas kunnen we niet altijd uitleggen aan burgers wat voor melding we hebben als we op deze manier rijden, maar ik kan u verzekeren dat we dit niet doen om koffie te gaan drinken. We hebben strenge richtlijnen en worden ‘afgerekend’ als we onnodig het verkeer in gevaar brengen.Het is een mooie zomerse avond en ik rij op de motor door een wijk in Rotterdam heen. Meestal neem ik ook de parken en fietsroutes voor mijn rekening, omdat de surveillanceauto’s daar niet kunnen komen. Tijdens surveillance in het park krijg ik soms te maken met burgers die zich irriteren aan het feit dat ik met een motor over een fietspad of door een park heenrijd. Nu hebben we de laatste tijd last van een man die vrouwen lastigvalt in het A park. Daar bovenop hebben we de laatste tijd ook opmerkelijk veel diefstallen met geweld, de zogenaamde berovingen. Ik besluit om na het avondeten door het betreffende park eens een gedegen surveillanceronde te maken.Zichtbaar aanwezig zijn is één van de preventieve maatregelen, het verlaagt de kans op dit soort delicten. Meestal reageren burgers positief bij het zien van de politie, maar ik kom er weer een man tegen op z’n mountainbike die hevig misprijzend met zijn hoofd zit te schudden als we elkaar passeren.Ik besluit om de man even aan te spreken en keer mijn motor. Ik rij achter hem aan en vraag of hij even wil stoppen. We staan stil en ik vraag hem waarom hij met zijn hoofd zit te schudden. Hij, ik zal hem Arie noemen, vertelt me dat hij zich ergert omdat ik met de motor in het park rijd. Ik mag helemaal niet in een park komen met een motor. Als hij zoiets doet wordt door ons onmiddellijk een bekeuring uitgeschreven. Hij is zichtbaar geïrriteerd, maar ik doe mijn best om hem te overtuigen. Ik leg hem uit dat ik voor de veiligheid van de burgers aanwezig ben en probeer boeven te vangen die zijn familie of partner lastigvallen. Ik vertel hem dat er de laatste tijd veel incidenten gebeurd zijn en dat we als politie vrijstelling of ontheffing hebben om overal te surveilleren. Ik vraag hem waarom hij zo boos reageert en hij vertelt mij dat hij de laatste tijd een aantal bekeuringen heeft gehad en daarom geïrriteerd is omdat hij mij met een motor in het park ziet rijden.Dan gebeurt er iets waarin ik kan laten zien dat mijn aanwezigheid in het park nog zo gek niet is. Aan de overkant van het water staan een klein meisje van 3 jaar oud en haar broertje van 5 jaar oud bij de waterkant. Ik heb ze al gezien als ik met Arie in gesprek ben, maar zie dat een vrouw, kennelijk de moeder, een stukje verderop op een bankje met haar mobiele telefoon zit te bellen. Tijdens ons gesprek zie ik dat het meisje wel erg dicht met haar fietsje bij de waterkant komt en er plotseling invalt. Ik geef een brul, start mijn motor en scheur naar de plaats toe. Ik moet een klein stukje omrijden over een bruggetje heen, maar ben er vrij snel. Ik leg mijn motor in het gras neer en ren naar de plaats toe waar het meisje viel. Een open plek in het kroos verraad waar het meisje verdween. Met één been stap ik in de sloot en graai. Ik voel het lichaampje van het meisje en trek het er gelijk uit. Ze zit helemaal onder het kroos.De moeder staat op de kant te gillen en verstijfd. Gelukkig komt Arie op de mountainbike aangereden, smijt zijn fiets neer en komt aanrennen. Arie steekt me zijn hand uit en trekt ons op de kant. Ik leg het kind op het gras neer en tot mijn vreugde hoest en proest ze en begint te huilen. Ik roep naar de meldkamer dat ik zojuist een kind uit het water heb gevist en dat ik graag een ambulance ter plaatse wil, omdat ik het vermoeden heb dat het meisje mogelijk vies water in haar longen heeft gekregen. Dan wordt er een hand op mijn schouder gelegd en Arie kijkt me aan. Hij zegt : “Sorry mijnheer, het spijt me wat ik gezegd heb.” Ik vertel hem dat het goed is en vraag of hij even de moeder en het jongetje op hun gemak kan stellen. De ambulance arriveert en neemt het meisje en de moeder met haar broertje mee naar het ziekenhuis. Inmiddels komt er ook een politiewagen door het park aangereden. De collega’s nemen de fietsjes mee en brengen deze naar het woonadres.Als ik omkijk zie ik Arie met een rood hoofd staan met mijn motor in zijn hand. Hij heeft inmiddels mijn zware motor overeind getild. Hij zegt: “Ik had wat goed te maken, van mij geen kwaad woord meer over de politie, dat was op het nippertje zeg!”Ik bedank Arie ook hartelijk voor zijn hulp en geven elkaar lachend een hand.Op het bureau stap ik met mijn motorkleding onder de douche en spoel het modderwater er vanaf.Het meisje moest een nachtje in het ziekenhuis blijven en hield gelukkig aan het incident niets over.Het is in meerdere opzichten een vruchtvolle dag geweest.
Tijdens een avonddienst ontvang ik een telefoontje van een verontruste buurvrouw. Ze heeft de avond ervoor een melding gedaan over haar buurjongen die door zijn stiefvader uit de caravan is gezet en in de naastgelegen schuur moest overnachten. Voor januari zijn de temperaturen vrij hoog, maar de nachten toch te koud voor een kind om, met weinig om zich te warmen, in de schuur te slapen.De bezorgde vrouw woont permanent op de camping, net als de stiefvader met de jonge moeder met haar dochter van vijf jaar en haar zoon van twaalf. Mijn collega’s zijn na haar melding poolshoogte gaan nemen en de vrouw heeft hierover een terugkoppeling gehad.Toch wil ze meer weten. Ze trekt zich de toestand van de jongen erg aan. De buurvrouw is een oudere getrouwde vrouw en de kinderen komen overdag regelmatig aanlopen om samen een beetje te knutselen en taartjes te bakken. De kinderen brengen uren bij haar door en ze heeft ze goed leren kennen. Met de moeder en de stiefvader heeft ze echter zo goed als nooit contact. Dit vindt ze al die tijd al raar omdat dat voor haar betekent dat er niet behoorlijk naar de kinderen wordt omgekeken. Ondertussen beginnen de kinderen haar te vertrouwen en zonder ze uit te horen, hoort ze verhalen over de thuissituatie waar ze kippenvel van krijgt. Haar buurjongetje is de avond ervoor aan komen lopen omdat hij buitengezet is door zijn stiefvader. De jongen kon natuurlijk bij haar blijven slapen en ze besloot direct contact met ons op te nemen om er melding van te doen. Zo ging de bal rollen.Ze weet niet hoeveel nachten de jongen al in de schuur heeft moeten doorbrengen. Bij haar slapen is een noodoplossing maar als het aan haar ligt, mag de jongen gewoon de komende nachten bij haar blijven tot er een oplossing is. Beter dan de schuur. De jongen is echter terug naar zijn moeder gegaan.Mijn collega´s spraken de moeder, de stiefvader en het jongetje. Ze schrokken van de onverschillige houding van de moeder en de grove houding van de stiefvader die in feite nog maar enkele maanden in beeld is binnen het gezinnetje. Mijn collega´s hebben aan de bel getrokken, voerden een pittig gesprek met de moeder en stiefvader en maakten hen duidelijk dat zij een zorgmelding zouden aanmaken. Ze zijn echter aan regels gebonden en kunnen niets anders doen dan het melden aan de daarvoor bestemde zorginstanties. Die moeten beoordelen welke stappen ondernomen moeten worden. Mijn collega’s zullen het los moeten laten.De buurvrouw vertelt dat ze net een telefoontje van de stiefvader kreeg met de mededeling dat de jongen die nacht weer de schuur in zou gaan, maar nu met de deur op slot. Het allerliefst wil ze naar de jongen gaan om hem, desnoods met geweld, mee te nemen naar haar caravan. Ik snap haar helemaal. Meldingen van kindermishandeling of verwaarlozing trek ik me als moeder altijd erg aan. Tegen mijn gevoel in raad ik haar dit af en beloof haar dat ik deze informatie aan de melding toevoeg. Beiden gefrustreerd van onmacht sluiten we het gesprek af.Ik ben net klaar met het toevoegen van het korte verslag aan de melding als ik weer een telefoontje ontvang. Het is de vader van het jongetje. Hij heeft een paar berichtjes van zijn zoon gehad en maakt zich zorgen. Hij heeft begrepen dat er politie is geweest en wil graag weten wat er aan de hand is. Ik heb geen info over de vader of hoe het komt dat de moeder met de kinderen op een camping leeft en hoor de vader daarom eerst uit voordat ik info geef.Hij vertelt mij dat hij en zijn vrouw niet meer samenleven sinds augustus. Dat hij de scheiding in gang gezet heeft en zijn ex nergens op reageert. Hij heeft zo goed als geen contact met haar en zijn kinderen. Hij hoopt dat er ooit een omgangsregeling komt waardoor hij zijn kinderen regelmatig bij zich kan hebben. Ik vraag aan de vader of hij de ouderlijke macht heeft maar dat weet hij niet; hij snapt mijn vraag niet. Ik vraag hem of de kinderen binnen het huwelijk geboren zijn. Dat is zo waardoor ik er vanuit ga dat hij samen met zijn ex-vrouw de ouderlijke macht heeft. Op mijn vraag of hij voor de kinderen kan zorgen vertelt hij dat hij, na de berichtjes van zijn zoon, in zijn familie is gaan rondvragen of hij bijstand kan krijgen voor de opvang van zijn kinderen. Hij is zelf vrachtwagenchauffeur en vaak op de weg. Mijn eerste indruk is dat hij behoorlijk passief is, maar dit bericht maakt mij blij. De wil om voor zijn kinderen te zorgen, is er.De vader herhaalt keer op keer dat het contact met zijn bijna ex-vrouw zo slecht is en na de zoveelste keer zeg ik streng tegen hem dat de problemen met zijn vrouw niks met zijn vaderschap te maken hebben. Zijn kinderen behoren zijn grootste zorg te zijn en als vader is het zijn taak om zijn kinderen te beschermen. Dan is het stil aan de andere kant. Ik ben even bang dat ik te hard en te oordelend ben, maar na tientallen seconden stilte vraagt hij of de situatie van zijn kinderen zó erg is. Ik vertel dat ik alleen op de melding van die avond af kan gaan, maar dat ik die behoorlijk heftig vind en of ik zo vrij mag zijn om advies te geven. Dat advies is om de volgende dag een advocaat in handen te nemen en contact op te nemen met Bureau Jeugdzorg. Als hij begaan is met het lot van zijn kinderen en het allerbeste voor hen wil, is het misschien verstandig om de volledige ouderlijke macht op te eisen.Ik spreek een heftig advies uit en en ik sta erg in dubio of ik hiermee niet te ver ga. Wie ben ik om zo te oordelen over een andere moeder? Aan de andere kant: het gaat hier om het welzijn van kinderen! Zij blijven in mijn gedachten en ik hoop dat het goed met ze zal gaan, maar ook ik moet het nu loslaten.CitaatOver de bloggerAnita Tejero Loijens(foto: politie.nl)Anita Tejero Loijens (48 jaar) is sinds 2005 werkzaam bij de politie regio Zeeland-West-Brabant, district Breda als medewerker Intake & Service. Ze is het eerste aanspreekpunt voor burgers die met de politie in contact willen komen. Dit contact kan persoonlijk zijn maar er is ook interactie via telefoon, e-mail of webcam. Anita bemant de balie, beantwoord gesprekken via het landelijke telefoonnummer 0900-8844 en neemt aangiftes op. 'Vaak wordt me gevraagd wat mijn werk inhoud en kort gezegd is het "burgers te woord staan". Het is echter veel meer dan dat. Wij moeten van veel zaken kennis hebben, zowel in de breedte als in de diepte, binnen en buiten de politie om burgers te kunnen helpen. Geen dienst is hetzelfde en dat blijft steeds een mooie uitdaging. Ook binnen het politiebureau horen, zien en maken we veel mee. Ik zou een boek kunnen schrijven over mijn werk en al mijn ervaringen. Misschien dat ik dat ooit nog ga doen maar voorlopig blijft het bij het schrijven van blogs'.
Over de bloggerAnita Tejero Loijens(foto: politie.nl)Anita Tejero Loijens (48 jaar) is sinds 2005 werkzaam bij de politie regio Zeeland-West-Brabant, district Breda als medewerker Intake & Service. Ze is het eerste aanspreekpunt voor burgers die met de politie in contact willen komen. Dit contact kan persoonlijk zijn maar er is ook interactie via telefoon, e-mail of webcam. Anita bemant de balie, beantwoord gesprekken via het landelijke telefoonnummer 0900-8844 en neemt aangiftes op. 'Vaak wordt me gevraagd wat mijn werk inhoud en kort gezegd is het "burgers te woord staan". Het is echter veel meer dan dat. Wij moeten van veel zaken kennis hebben, zowel in de breedte als in de diepte, binnen en buiten de politie om burgers te kunnen helpen. Geen dienst is hetzelfde en dat blijft steeds een mooie uitdaging. Ook binnen het politiebureau horen, zien en maken we veel mee. Ik zou een boek kunnen schrijven over mijn werk en al mijn ervaringen. Misschien dat ik dat ooit nog ga doen maar voorlopig blijft het bij het schrijven van blogs'.
maandag 31 maart 2014Het is een zaterdagochtend als ik aan de chef van dienst, Paul, vraag of hij zin heeft om met mij de straat op te gaan. Paul vindt dat wel gezellig en zodoende gaan we op surveillance. Het is, zoals verwacht, zo ontzettend rustig op straat, dat zelfs de collega’s van de meldkamer duimen zitten te draaien. En dat gebeurt in Rotterdam heel weinig. We komen op een gegeven moment langs de bakker op de X straat. Ik vraag aan Paul of hij de lekkerste appelflap van de regio wel eens heeft geproefd. Paul heeft daar wel oren naar en daarom parkeer ik de politieauto voor de bakkerij. Nou wil het geval dat daar ooit een uitrit is geweest, maar dit reeds lange tijd niet meer het geval is. Het verbodsbord is toen weggehaald, maar op het wegdek zijn nog wel de verweerde strepen te zien en is de verlaagde trottoirband nog aanwezig. Dus in mijn onschuld parkeer ik hem daar.Aan de overkant zie ik dat een man eveneens zijn auto parkeert, het lijkt wel op een driftige manier. Hij is eerder uit zijn auto gestapt dan wij en ik zie dat hij zijn portier dichtsmijt en op hoge poten naar ons toe komt lopen. Hij is netjes gekleed in een zijden overhemd en oogt als een heer, maar zijn gezicht staat op storm. Hij vertelt ons dat wij als politie een voorbeeld moeten geven en dat ik direct de auto ergens anders neer moet zetten. Om een sfeerbeeld te geven, zijn ogen rollen door zijn kassen, hij spreekt met consumptie en op luide toon, zodat heel de straat het kan horen. Ik vraag me af of er ergens een draadje is losgeschoten of dat hij misschien een hele slechte nacht heeft gehad, want hij is niet voor rede vatbaar. Op zeer korte afstand blijft hij herhalen dat wij een voorbeeld moeten zijn en dat hij, als hij zijn auto op deze parkeerplaats zou parkeren, een bekeuring zou krijgen. Rustig probeer ik hem diverse keren uit te leggen dat het al geruime tijd geen uitrit meer is en dat zelfs het bord al weggehaald is, maar hij luistert totaal niet en wordt hysterisch. Ook Paul probeert op zijn beurt de man tot rede te brengen en te vragen of hij wel gehoord heeft wat ik tegen hem gezegd heb. Alles ten spijt, maar ook Paul geeft het op. Ik wuif met mijn hand naar de man en wens hem een prettige dag en loop weg naar de deur van de bakkerswinkel ongeveer 10 meter verderop. Ook Paul draait zich om en loopt achter mij aan. Ik hoor de man nog roepen : “Nou wordt het helemaal mooi, ze gaan nog naar de bakker toe ook! “, maar sla hier verder geen acht op.Tot ik de deur van de winkel open doe en opeens een enorme duw in mijn rug krijg. Ik val letterlijk met de deur de bakkerswinkel binnen. Ik draai me om en zie dat het de man is die weer achter me staat en inmiddels met een wurggreep en een voetveeg gevloerd wordt door Paul. In mijn kwaadheid spring ik op en grijp ik het zijden overhemd van de man beet en schudt hem door elkaar. De hele bovenkant van het overhemd scheurt en de knoopjes springen er als vlooien af. Het kan me op dat moment niets schelen, ik ben boos.Inmiddels staan de bakker en zijn twee medewerkers achter de toonbank en kijken ons met grote ogen aan (na het incident gezien op de camerabeelden).Kennelijk schrikt de man heel erg, want hij kijkt me met grote ogen aan en vraagt of ik hem los wil laten en hem niet wil slaan. Nu breekt mijn klomp, want opeens ligt daar een zielig mannetje die bang is. Ik trek hem overeind en vraag hem nogmaals waarom dit allemaal nodig is en dat deze hele situatie nergens over gaat. De man biedt zijn excuses aan en vraagt of wij hem alstublieft niet willen aanhouden. Ik vraag hem naar zijn legitimatiebewijs, omdat ik toch graag wil weten met wie ik te maken heb. De man wil echter geen legitimatiebewijs geven en smeekt of hij de winkel uit mag lopen en weggaan. Ik vraag hem nogmaals om zijn legitimatiebewijs en vertel dat wij geweld hebben gebruikt tegen hem en dat dit op papier gezet moet worden. Ook heb ik zijn overhemd aan flarden gescheurd en dat moet wel vergoed worden, alhoewel het zijn eigen schuld is. De man voelt nog eens aan het gescheurde overhemd en zegt dat het maar een klein scheurtje is en dat het toch zijn eigen schuld is. Hij vraagt of we hem alstublieft toch niet naar zijn legitimatiebewijs willen vragen, maar ik zeg dat ik het absoluut wil zien. Aarzelend toont hij ons een legitimatiebewijs van een overheidsdienst. Het blijkt een collega van een overheidsdienst te zijn, werkzaam in dezelfde regio. Met verbazing kijk ik naar het legitimatiebewijs, ik moet zeggen dat mijn mond letterlijk open viel. Ik zie dat de man mij aanstaart en mijn verbaasde blik ziet. Hij vraagt mij nogmaals of wij geen consequenties hieraan willen verbinden.Paul neemt het woord en vraagt aan de man hoe het komt dat hij zulk onwenselijk verdrag vertoont en dat voor iemand die nota bene bij een overheidsdienst werkt. De man vertelt dat hij de laatste tijd heel veel problemen heeft en dat het hem allemaal niet mee zit. Hij vertelt dat hij een dag ervoor een conflict heeft gehad met iemand van parkeerbeheer, die hem een bekeuring gegeven heeft voor verkeerd parkeren. Toen hij zag dat ik de politieauto voor een inrit parkeerde was dit voor hem de bekende druppel die de emmer deed overlopen. Ook het feit dat ik me had omgedraaid en was weggelopen zonder de politieauto van de parkeerplek weg te halen, ontstak hem in woede. Hij vertelde dat zijn vader kortgeleden was overleden, hij momenteel met een dubbele hypotheek zat en zijn vrouw mogelijk van hem ging scheiden. Kortom, hij ging even uit zijn dak, maar wel tegen de verkeerden. Ik vertel hem dat ik totaal niet uit was om hem dwars te zitten en dat het daadwerkelijk gaat om een ‘oude’ inrit, waar men gewoon mag parkeren. Hij vertelt dat het allemaal zijn schuld is en dat hij zich rot schaamt voor zijn gedrag. De bakker is inmiddels bij ons komen staan en vertelt dat hij alles gezien heeft van het begin tot het eind. Hij vertelt ons dat de man een vaste klant van hem is en zijdelings op de hoogte is van de problemen van de man. De bakker vraagt ook aan ons of we niet over ons hart willen strijken. Paul vertelt de man dat er wel een mutatie in het systeem gemaakt wordt, omdat er geweld is gebruikt, maar we verder niet tot aanhouding overgaan. De man wil niets horen met betrekking tot zijn overhemd, omdat dit volgens hem te wijten is aan zijn eigen gedrag en mijn kwaadheid en handelen heel begrijpend vond. We hebben elkaar de hand geschud en zijn uit elkaar gegaan.Na nog even nagepraat te hebben met de bakker vertrokken we met de appelflappen in de auto. Onderweg hebben we, al etend, zitten te proesten van het lachen; zo erg dat de kruimels van de appelflappen over het hele dashboard vlogen. Leuk, even een appelflap halen……..
maandag 7 april 2014Tijdens mijn avonddienst mag ik de collega’s van de Intake Service Ondersteuning (ISO) assisteren aan de balie met het opnemen van aangiftes of advies geven aan burgers met vragen, maar ook het aanhoren van klaagverhalen van boze of verdrietige burgers. Ik heb altijd grote bewondering voor het geduld van deze collega’s en niet te vergeten de kundigheid. Het is niet mis als je hoort wat ze tijdens een dienst voor hun kiezen krijgen. Je zou kunnen zeggen dat ze tijdens een dienst optreden als maatschappelijk werker, adviesmedewerker, psychiatrisch medewerker of gezondheidsmedewerker. Maar ze worden ook wel eens gebruikt als uitlaatklep, oneerbiedig gezegd als vuil behandeld. Regelmatig wordt onze hulp gevraagd, omdat ze zwaar beledigd of uitgescholden worden. Dan zetten we zo iemand ‘keurig’ het bureau uit, want hier zijn we niet van gediend. Zo ook vandaag, want mijn geduld is na een uur al op. Ik word aangesproken door een man, die er uit ziet als een gangster. Zijn zonnebril blijft op zijn neus, ondanks dat binnen nou niet echt de zon schijnt. Hij stekkert recht op mij af en sommeert mij dat ik aangifte op moet nemen van diefstal van zijn portemonnee, mijnheer wenst direct geholpen te worden. Ik antwoord hem vriendelijk terug dat de twee vrouwen die naast hem staan eerst aan de beurt zijn, wens hem een goedendag en verzoek hem plaats te nemen tot ik hem roep. Dat is het heerschap voor me totaal niet van plan, want volgens hem betaalt hij als belastingbetaler mijn salaris en moet ik naar hem luisteren. Hierna schreeuwt hij een paar hele lelijke woorden tegen mij, die ik absoluut niet tolereer. Ik wijs naar de draaideur en zeg tegen hem dat hij door de draaideur heen naar buiten mag lopen. Vervolgens negeer ik hem totaal en richt mij tot de vrouwen die hevig verschrikt staan te kijken. Na een paar krachttermen geschreeuwd te hebben verlaat hij scheldend het bureau. Voor mij staan twee flink gezette dames, die met een verdrietige blik vertellen dat ze hun verstandelijk gehandicapte broer van 40 jaar kwijt zijn sinds die middag 15:00 uur. Het is inmiddels 19:00 uur en ze maken zich grote zorgen. Hij is met een taxibusje door vervoer op maat afgezet bij een tante op de H weg. De taxichauffeur had kennelijk zo’n haast dat hij na het uitstappen direct is weggereden. Antonio, zoals de jongeman genaamd is, was uitgestapt en zag dat het taxibusje gelijk wegreed. In plaats van naar het huis van zijn tante te lopen begaf hij zich in de grote wereld als vrij man, een vrijheid die hij eigenlijk niet aankon. Op een dorp zou dit niet zo’n probleem zijn, maar in de grote stad zoeken is problematisch. Antonio ging als vrij man op verkenning uit.Ik probeer de dames gerust te stellen door te zeggen dat we direct een bericht voor alle wagens gaan maken om te vragen of alle politieauto’s uit willen kijken naar Antonio. Verder dat ook de externe partners, zoals het openbaar vervoer, taxicentrales enz. gevraagd worden om uit te kijken.Ik schrijf het signalement op van Antonio en krijg een duidelijke foto van hem, die de dames op advies van de collega’s van het callcenter naar het bureau hebben meegenomen. En met duidelijke foto bedoel ik een opvallend signalement van Antonio. Hij heeft een uitzonderlijk grote neus en hele grote lippen. Het is een kleine foto. Ik neem de foto mee naar de schrijfkamer in de agentenwacht en leg deze onder de kopieermachine om deze te verspreiden onder de dienstdoende collega’s. Handmatig toets ik het aantal procenten in om te vergroten, maar toets per ongeluk 400% groter en u raadt het al wat opvallend is aan de erg vergrote foto van Antonio. Alleen zijn neus en lippen staan erop, zodat de meekijkende chef van dienst, Willem, met verbazing naar de kopie staat te kijken. Ik vertel hem dat het een verstandelijk gehandicapte jongen, genaamd Antonio, is die sinds vanmiddag kwijt is en ergens vermoedelijk in Rotterdam-zuid op straat loopt. Ik maak een normale kopie, geef de originele foto terug aan de dames en schrijf hun telefoonnummer op. De dames vertellen dat hun broer helemaal verzot is op de politie en een grote fan van ons is. Ik vertel dat we onze uiterste best doen om hem te zoeken en de dames verlaten het bureau. Inmiddels verlaat Willem ook het bureau en rijdt na ongeveer een kwartier over de W straat. Willem rijdt een nogal gezette negroïde jongen voorbij die uitbundig zwaait naar Willem. Willem zwaait terug en rijdt verder. Maar als Willem een stukje verder is, beginnen de radertjes in zijn hoofd te draaien. Hij heeft van die opvallend grote lippen, dat komt hem bekend voor. Nog geen 50 meter verder trapt Willem bovenop de rem, zet het voertuig in zijn achteruit en stopt bij de jongen. Hij stapt uit de auto en vraagt aan de jongen hoe hij heet. De jongen antwoordt: ‘Antonio’ en slaat zijn arm om Willem heen. Dan valt het puzzelstukje bij Willem en beseft hij dat het de vermiste gehandicapte jongen is waar we naar op zoek zijn. Antonio stapt gewillig voorin bij Willem in de politieauto en samen rijden ze naar bureau Zuidplein toe. Antonio is in zijn nopjes. Hij mag voorin in de politieauto zitten en kraait van plezier. Het liefst wil hij aan alle knopjes zitten, maar Willem vertelt dat dit misschien straks even mag. Willem geeft aan de meldkamer door dat Antonio gevonden is en het bericht voor alle wagens kan vervallen.Als Willem dicht bij het bureau is, mag Antonio even het zwaailicht en de sirene aanzetten. Hij vindt het geweldig. Op het bureau gekomen krijgt Antonio van ons een lekker bekertje chocomel en worden zijn zussen gebeld. Kort hierna herenigen we Antonio met zijn zussen. Samen met Willem sta ik erbij te lachen. Dit is echt genieten. Dan komen de zussen naar ons toe en staan erop om ons een knuffel te geven. We krijgen inderdaad allebei een flinke ‘pakkerd’ en worden haast fijngeknepen, zo blij zijn ze. Ik zie het gezicht van Willem als hij die pakkerd krijgt, heerlijk!Als tip wil ik meegeven dat het voor de politie handig is als in de kleding van verstandelijk gehandicapten, demente mensen, psychiatrisch patiënten of kleine kinderen een gedeelte van de personalia wordt opgeschreven of erin wordt genaaid. In de politiesystemen maken we gebruik van de zogenaamde kenosleutel of zoeksleutel. Die bestaat uit de eerste vier letters van de achternaam (zonder voorvoegsel), de eerste voorletter en het geboortejaar. Dus bijvoorbeeld Jan Cornelis van der Zwaan, geboren 23-04-1930 is bijvoorbeeld zwaaj30. Dat scheelt veel zoekwerk voor de politie, maar kan ook veel stress schelen bij de familie.
Normaal gesproken zijn nachtdiensten in het weekend druk. Deze zaterdagnacht is opvallend rustig. Het einde van de dienst nadert en in gedachten ben ik al bij mijn bed. Totdat er een melding komt die ons allemaal alert en scherp maakt. Collega’s worden naar een mogelijke steekpartij gestuurd; ik en mijn collega rijden meteen mee en komen met een tweede auto ter plaatse.Tussen de flats treffen we een vrouw aan die nagenoeg niet meer leeft. Haar keel is opengesneden en ze bloedt hevig. Het toegesnelde ambulancepersoneel legt haar snel op de brancard en vertrekt met spoed naar het ziekenhuis. Al snel zijn alle collega’s van de nachtdienst ter plaatse. We horen van een buur dat de verdachte zich mogelijk in een van de flats bevindt. Direct trekken we onze kogelwerende vesten aan en maken een ‘treintje’. Vlak voor de deur checken we onderling of iedereen er klaar voor is, breken we de deur open en met een brul ‘politie’ stormen we de woning binnen. We zorgen er zo snel mogelijk voor dat alle ruimtes gezien zijn.Ik loop met mijn maatje enigszins vooraan. In de woning is een trap naar beneden en we denderen eraf. Mijn collega’s pakken de andere ruimtes. Ik kijk rechts meteen een kamer in en zie een vrouw op het bed liggen. De hele kamer zit onder het bloed en op de muren zijn dieprode handafdrukken te zien. Het bed, de vloerbedekking, alles is bebloed. Ik besluit de kamer niet in te gaan. De vrouw ligt netjes met haar benen en armen langs haar lichaam op het bed; alsof ze daar na een slachtpartij neergelegd is. Het is duidelijk dat ze dood is.In het kort geef ik aan mijn andere collega’s door wat ik zie en hoor van hen terug dat de ruimtes boven leeg zijn. We stappen gelijk met zijn allen terug om geen sporen te beschadigen. Mijn maat en ik lopen de trap op naar boven. Sporen op een plaats delict (plaats waar een misdrijf of overtreding plaatsvond) zijn enorm belangrijk.Ik kijk in de woonkamer: op de tafel ligt een geopende koffer; de kleding erin is opgevouwen. Teruglopend naar de voordeur zie ik nog stoom uit de doucheruimte komen. Eenmaal in het portiek schrijf ik alles snel in mijn opschrijfboekje. We laten de voordeur op een kier en beschouwen de woning als een plaats delict.Van collega’s hoor ik dat de verdachte mogelijk via de achterzijde vertrokken is. We komen er snel achter dat de verdachte mogelijk de 21-jarige broer en zoon van de slachtoffers is. Collega’s van de meldkamer signaleren hem internationaal voor het geval hij in België of Nederland het vliegtuig wil pakken. Het hele circus van een plaats delict is opgestart en wij worden afgelost door de ochtenddienst. Na uren overwerk staan al onze bevindingen op papier.Later die week horen we dat de gesignaleerde jongeman is aangehouden in een trein in Oostenrijk. Uit sporenonderzoek blijkt dat de moeder, die in het bed lag, vermoord is met een remkabel van een fiets. De zus, die voor dood voor de flat lag, is inmiddels volledig hersteld. Ze is 36 keer gestoken door haar broertje. Het is verbazingswekkend dat ze het heeft overleefd; het moet een sterke vrouw zijn.De broer zou uit eerwraak hebben gehandeld. Eerwraak is de meest extreme vorm van eergerelateerd geweld. Het besluit tot eermoord is meestal een beslissing van de familie die meent dat haar eer op het spel staat en geen individuele beslissing. De zus wilde trouwen met een man en die keuze werd door haar, in het buitenland wonende, familie niet geaccepteerd en zodoende had ze de eer van de familie geschonden. Haar moeder stond wel achter haar keuze.Door goede samenwerking met rechercheurs en Openbaar Ministerie (OM) gaat de zus inmiddels met een andere identiteit door het leven. Iets wat zelden voorkomt.De verdachte heeft na zijn daad nog gedoucht en is door familie op de trein gezet. Het OM eiste 25 jaar gevangenisstraf. In hoger beroep werd dit twintig jaar en een vergoeding van duizenden euro’s aan zijn zus. De man zit zijn straf nog steeds uit.CitaatOver de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
Over de bloggerDirk-Jan Grootenboer(foto: politie.nl)Dirk-Jan Grootenboer is 34 jaar en werkt als hoofdagent bij de noodhulp in Dordrecht en omstreken. Dirk-Jan: 'Tussen de 112-meldingen door ben ik dichtbij de burger dankzij het gebruik van social media. Op die manier wil ik laten zien hoe mooi en uitdagend het politievak kan zijn.'
maandag 14 april 2014Kortgeleden vroeg een collega aan mij of ik wel eens bang ben geweest tijdens mijn werk. Er zijn gelukkig weinig van die momenten geweest, maar onderstaand verhaal was er toch wel eentje van.We hebben in de avond en nachtelijke uren van het weekend veel overlast van dronken ‘oosterburen’. In de omgeving van Rotterdam Zuid zijn er behoorlijk wat gehuisvest. Harde werkers doordeweeks, maar sommigen zijn in het weekend echt probleemgevallen. Door het goedkope bier, meestal in de vorm van halve literblikken, kijken ze niet op een litertje maar ook niet op de klok. Om het maar in politietaal te noemen, ze hebben regelmatig last van de ziekte van Heineken.Vannacht zat ik voor het eerst met Robin op de auto. Robin is nog niet zo lang klaar met zijn politieopleiding, maar heeft al wat tropenjaren achter de rug bij een harde ‘club’ van de landmacht. Hij kan kennelijk nog geen afstand nemen van zijn verplichte kapsel, want ook deze dienst ziet zijn haar er strak gemillimeterd uit. Eigenlijk kennen wij elkaar nog niet goed, maar ik moet zeggen dat ik al snel voel dat hij van hetzelfde hout gesneden is als ikzelf.Dat blijkt ook wel als we een melding krijgen van een flinke geluidsoverlast in een portiekwoning, waarbij niet alleen de muziek hard staat, maar ook dat er flink geschreeuwd wordt. Meerdere melders denken dat de bewoners flink dronken zijn en dat ze ruzie hebben. En het is zeker niet de eerste keer.Als we gearriveerd zijn bij de woning horen we luide muziek en geschreeuw wat wel moet doorklinken in het hele woonblok. De woning betreft een portiekwoning, in dit geval op de tweede etage. Op de eerste etage is de voordeur, waarachter zich een trap bevindt die naar de tweede etage leidt. Aanbellen heeft geen zin dus vragen we de chef van dienst, Rob, erbij voor een machtiging tot binnentreden, die je nodig hebt om een woning te betreden. Zonder toestemming van de bewoner mag een huis niet binnengetreden worden, tenzij er een levensbedreigende situatie is waarop we niet kunnen wachten. De machtiging is overigens niet nodig voor tuinen, erven, schuren of dergelijke objecten.Nadat Rob de machtiging heeft uitgeschreven maakt Robin de deur open met maat 44, ofwel hij trapt de deur open. Bovengekomen wordt de situatie wat duidelijker. De muziek staat keihard aan en de glazen salontafel en de grond zijn bezaaid met bierblikken. Achter de tafel op een zitbank bevindt zich een reus van een kerel die ons wazig aankijkt. Mijn eerste gedachten zijn dat, als we daar mee moeten gaan vechten, we er wel een erg grote kluif aan hebben. Verder zijn er nog twee dames in de kamer en een sprietachtige jongeman, ik zal hem de spriet noemen, die kennelijk de aanvoerder is van het kwartet. Alle vier zijn straalbezopen, dus de communicatie verloopt bepaald niet vlotjes. Ze spreken een beetje Duits, dus delen we hen in die taal ook mee waarvoor wij komen. De muziek staat nog steeds hard aan, dus loop ik naar de stereo-installatie en zet hem uit. Dat is kennelijk te brutaal in de ogen van de spriet, want hij stapt direct op de stereo af en zet deze weer aan. Ik ben hier niet van onder de indruk en trek de stekker eruit zodat het weer stil is. De spriet begint te schreeuwen, stapt op mij af en wil mij kennelijk te lijf gaan. Robin voorziet dat al en geeft de spriet een duw zodat hij op de bank terecht komt naast de reus. De reus blijft nog steeds wazig voor zich uitkijken, wat ik niet erg vind.Dan mengen beide dames zich in de conversatie en proberen te ‘bemiddelen’, maar Robin en ik hebben hier helemaal geen zin in. Voor ons was het al duidelijk, dit gaat niet zonder slag of stoot. Inmiddels vorderen wij van de vier een geldig identiteitsbewijs, maar we krijgen er maar drie. De spriet verklaart geen legitimatiebewijs te willen geven. We noteren van beide dames en de reus de gegevens en vragen wie de hoofdbewoner is van het pand. En hoe kan het anders, de spriet blijkt de hoofdbewoner te zijn. Aangezien wij een bekeuring willen geven aan de hoofdbewoner van het pand en uit dienen te reiken op zijn naam, vorderen wij nogmaals een geldig legitimatiebewijs. De dames vertolken aan de spriet dat hij een bekeuring krijgt voor geluidsoverlast en dat hij zijn legitimatiebewijs moet tonen, anders zal hij aangehouden worden. Dan gebeurt er iets, waarop ik even niet gerekend heb. De dronken spriet springt op als elastiek en geeft mij een duw, zodat ik mijn evenwicht verlies en tegen de buitendeur van het balkon val. Ik grijp nog net de arm van de spriet vast en trek hem mee in mijn val. De buitendeur van het balkon springt door het gewicht open en ik val met de spriet bovenop me op het balkon. Robin ziet het gebeuren en schiet me te hulp. Tot overmaat van ramp springt één van de dames Robin als een tijgerin boven op zijn nek. Dan wordt Robin boos. Ik zie een grimas op zijn gezicht verschijnen en niet veel later vliegt de dame door de lucht en belandt naast me op het balkon. Vervolgens trekt Robin de spriet van mij af, ook deze vliegt als een veertje door de lucht en belandt in de hoek van de kamer. Ik spring op en duik boven op hem. Ik leg een nekklem aan, maar hij wil niet opgeven. Hij zet zijn voet tegen de kamermuur en duwt met kracht naar achteren. Hierdoor verlies ik wederom mijn evenwicht, omdat achter mij een glazen salontafel staat die mij achteruitstappen belet. Ik val achterover, dwars door de glazen salontafel heen met opnieuw de spriet boven op me. Ik blijf echter de spriet in een wurggreep houden, zodat hij geen lucht meer krijgt en hoor hem gorgelen. Om mij heen ligt het bezaait met glasscherven en ik begin me nu echt zorgen te maken. Robin is nu met beide dames in de weer en gelukkig blijft de reus nog steeds op de bank zitten. Maar hoelang gaan we dit in de krappe kamer nog volhouden als ook de reus in beweging komt? Met mijn vrije hand druk ik de noodknop van de portofoon in. Dat betekent dat er een open lijn is tussen de meldkamer en ons. De hele regio hoort het gegorgel van de spriet, het gegil van de dames en mijn ietwat verhoogde stem met verzoek om assistentie. Reken maar dat dit gezellig geklonken heeft. De meldkamer weet waar wij zijn en stuurt direct versterking, spoedassistentie genoemd. Dat betekent dat alle in de directe omgeving rijdende politieauto’s met spoed naar ons toegestuurd worden.Ik voel het lichaam van de spriet verslappen en duw hem van me af. Ik ga vervolgens boven op hem zitten en wil hem de handboeien om doen. Ik heb al die tijd gewacht met het gebruik van pepperspray in de kleine kamer, omdat de kans op besmetting groot is. Bij gebruik kan Robin of ikzelf hierdoor ook uitgeschakeld worden, wat nog gevaarlijker is. Maar als de spriet opnieuw tot leven komt en zich weer begint te verzetten pak ik mijn pepperspray, pak hem bij zijn haren beet en spuit zijn ogen vol. Ik wil maar één ding en dat is zo snel mogelijk naar buiten toe. Ik pak de spriet beet en roep naar Robin dat die zijn benen vast moet pakken, voordat de reus met het ‘feestje’ mee gaat doen. Waar ik al bang voor was, gebeurt met het gebruik van de pepperspray. Kennelijk doordat ik vrij dichtbij de spriet gepepperd heb kaatst de spray en treft de reus in het gezicht. De reus ontwaakt en begint hierdoor heftig te kuchen en wil opstaan. Ik geef de reus een flinke duw en deze valt achterover in de zitbank. Al vechtend, de beide dames wegduwend, banen we ons een weg naar de uitgang. Daar staat inmiddels Rob weer, die de deur voor ons openhoudt en gelijk weer dicht trekt als we hierdoor zijn. In het trappenhuis lopen we, de spriet met kop en kont beethoudend, naar beneden. We horen op dat moment heel veel sirenes.De spriet gilt als een mager speenvarken, kennelijk doet de pepperspray flink zeer. Ik zie dat mijn hele overhemd onder het bloed zit en zie dat in mijn arm een paar oppervlakkige snijwonden zitten. Ook de spriet heeft een aantal oppervlakkige snijwonden aan zijn gezicht en armen. Door de worsteling is het bloed overal uitgesmeerd en zie ik eruit of ik zwaargewond ben. Beneden gekomen staat het vol met politieauto’s en met collega’s die met verbazing staan te kijken naar ons: een gillende spriet, een zwaar bebloede Piet en het verbeten gezicht van Robin, die de spriet helemaal zat is.Ik roep tegen de collega’s dat alles onder controle is en dat we ‘de buit’ binnen hebben. De spriet wordt op z’n buik in de bus gelegd, ik ga boven op hem zitten en we rijden naar het politiebureau. Ik ben echt pissig, duw de spriet met zijn hoofd op de grond en zeg : “Wij zijn de baas, begrijp je dat? Wij zijn de baas! Dan begint de spriet keihard te lachen en herhaalt met een Pools accent : Wai zin de baas! Bij aankomst staat er een ontvangstcomité klaar. Als ze ons zien kijken ze ons bezorgd aan. De spriet blijft luidkeels continue herhalen: “Wai zin de baas! De collega’s vragen wat de spriet nu precies roept. Ik zeg tegen hen dat ik hem zojuist zijn eerst zin in het Nederlands heb geleerd.Achteraf besef ik dat we heel veel geluk gehad hebben. Bij het zien van mezelf in de spiegel heb ik wel gelachen, ik kon me de bezorgde blikken van mijn collega’s voorstellen, want ik zag er niet uit !!Gelukkig blijken de snijwonden oppervlakkig te zijn en kan ik met een paar pleisters en een schoon overhemd weer verder.De spriet bleek na ontnuchtering niks meer van het voorval te weten dan alleen een zin die in zijn hoofd was blijven hangen: “wij zijn de baas!”
‘Er wordt nu ingebroken op de Insulindestraat, de melder heeft zicht op de woning, twee personen hebben de deur opengebroken en zijn nu in de woning’, zegt de centralist van de meldkamer Noord-Nederland. Ik ren naar mijn dienstvoertuig en ga met het gas erop richting locatie. Twee surveillancevoertuigen van politie zijn al ter plaatse en als ik aan kom rijden, gebaart een van de collega’s naar mij dat ik een straat eerder in moet rijden. Ik volg zijn gebaren op en zie dat hij, met een collega, tussen een rij woningen in een steeg verdwijnt.Ik parkeer midden in de betreffende straat, vlakbij de steeg waar mijn collega’s zojuist ingingen, stap snel uit en terwijl ik mijn hond Breston aanlijn, roept iemand naar mij op zijn plat Liwwadders: ‘Parkeer die auto eens normaal juh!’ Ik kijk hem aan en wil hem negeren, maar Breston denkt hier anders over. Ik trek m'n hond echter mee de betreffende steeg in waar collega’s me vertellen dat ze een van de verdachten de lange steeg in zagen sprinten, maar dat hij, toen ze een seconde later bij de toegang tot de steeg kwamen, uit het zicht verdwenen was.Ik loop naar voren en roep: ‘Politie, melden, kom tevoorschijn of ik stuur de hond!’ Na de tweede sommatie komt er nog niemand te voorschijn en zet ik Breston aangelijnd op revieren (zoeken). Het duurt niet lang of hij vindt de verdachte achter een aantal kliko’s op een klein achterpleintje van een woning en pakt de man in zijn bovenarm. Terwijl ik dat pleintje net nog had beschenen met mijn zaklamp, maar niemand zag. Aangezien ik niet weet of de inbreker breekwerktuigen of andere scherpe voorwerpen bij zich heeft, die ik liever niet tegen mij gebruikt zie worden, trek ik hem achter de kliko’s weg. Breston laat zijn arm los en gaat erna direct over op zijn bovenbeen. Door het geschreeuw van de verdachte weten de collega’s genoeg, verdachte versus Breston 0-1.Ik geef mijn maatje het commando om de verdachte los te laten waarna collega’s de verdachte overnemen en ik weer naar mijn voertuig loop. De man die mij kort daarvoor aansprak op mijn ‘parkeergedrag’ staat daar nog en maakt foto’s van mijn geparkeerde dienstvoertuig, midden op straat. Het is inmiddels 04.30 uur en het enige volk wat op straat loopt, is afkomstig uit de horeca. Nadat ik Breston in de wagen heb gezet, leg ik de man uit waarom ik de auto zo heb geparkeerd. Zijn reactie is gelijk: ‘Ow, sorry, dat wist ik niet. Goede zaak dat je die inbreker hebt gepakt, ik wou de foto van je geparkeerde bus al op Twitter zetten’.Sommige collega’s noemen mij de ‘twitterkoning’ van de hondengeleiders in Nederland. Omdat ik nogal wat volgers heb (@hondengeleider) zie ik regelmatig foto’s van politievoertuigen voorbij komen met daarbij uiteraard een opmerking over het parkeergedrag van agenten. Mijn voorstel: vraagt u eens aan die diender waaróm hij zijn auto op die manier parkeert voor u een bericht op social media zet. U kunt niet van ons verlangen dat wij onze voertuigen netjes in een parkeervak plaatsen als we iemand moeten reanimeren, een inbreker op heterdaad willen arresteren, op zoek zijn naar een suïcidaal persoon of op een andere manier directe hulpverlening moeten bieden.Op onze onderwerppagina leest u meer over bevoegdheden van de politieCitaatOver de bloggerHugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat'.
Over de bloggerHugo Roossink is 44 jaar en werkt als brigadier in Noord-Nederland, district Fryslan. Al 22 jaar in 't blauw en sinds 2001 surveillancehondengeleider, commandant Mobiele Eenheid (ME) hondenbrigade en informatiemanager en coördinator bij de Veiligheidsregio Fryslan. Hugo: 'In de jaren dat ik dienst draai, heb ik genoeg meegemaakt. Omdat je in een tweet maar 140 leestekens kwijt kunt en ik toch inzichtelijk wil maken dat ons werk zoveel meer is dan alleen bonnen schrijven, schrijf ik vanaf september dit jaar blogs. Dus de verhalen van de straat'.
tanden van politiehond Breston. Om 10 over 4 zagen getuigen dat er werd ingebroken in een woning aan de Insulindestraat. Zij wisten dat de bewoners niet thuis waren en belden via 112 de politie. Tijdens de zoekactie trof een hondengeleider van de politie de verdachte liggend in de tuin aan. De agent probeerde de man aan te houden, maar de inbreker wist te ontkomen. De diensthond, werd na enkele waarschuwingen in de richting van de vluchtende verdachte ingezet, waarna het dier de verdachte pakte. De verdachte liep daarbij enkele bijtwonden op en is door arts op het politiebureau aan zijn verwondingen behandeld. Vervolgens werd deze voor nader onderzoek ingesloten. Het is onduidelijk wat er is weggenomen. De eigenaar zal aangifte komen doen.
maandag 21 april 2014We hebben als motorrijders van de Verkeerspolitie dit jaar twee dagen de taak om tijdens het NK wielrennen in Rotterdam de hele zaterdag wielrenners in allerlei disciplines te begeleiden, met als parcours tegengesteld de afgezette Brienenoordbrug op, via de Maasboulevard en Boompjes de Erasmusbrug op en dan via de Laan op Zuid naar de Stadionweg weer terug naar de Brienenoordbrug. Het gehele parcours is afgezet met hekken, behalve op een gedeelte van de Boompjes, waar een doorsteek is voor voetgangers en fietsverkeer. Daar staan echter verkeersregelaars die op het moment van passeren van de wielrenners zorgen dat het publiek niet oversteekt. Het is midzomer en bloedheet, dus dat zal wel zweten worden.De eerste dag verloopt vlotjes, hoewel het peentjes zweten is in ons motorpak.Als ik de dag erop ‘s ochtends mijn sokken aantrek zie ik dat een schaafwondje op mijn rechtervoet een beetje rood gezwollen is. Ik had eergisteren mijn blote voet in de tuin gestoten aan een tak. Ik plak er een pleister op en trek mijn sokken aan.We krijgen die ochtend opnieuw een briefing op het stadhuis van Rotterdam en gaan van start. De lucht is weer onbewolkt en het is rond de 25 graden.Na urenlang rijden begint mijn rechtervoet toch wel te jeuken, kennelijk als gevolg van de warmte en het zweten van mijn voet in de laars. Tijdens een korte pauze doe ik mijn laars uit en zie dat mijn voet inmiddels behoorlijk gezwollen is. Nadat ik mijn laars weer heb aangedaan, neem ik weer deel aan de begeleiding. Het duurt immers toch niet zo lang meer.Na de zoveelste ronde kom ik weer op het gedeelte van de Boompjes waar alles geregeld zou worden door verkeersregelaars. Ik rijd met een snelheid van ongeveer 30 kilometer per uur als plotseling een man met een fiets aan zijn hand oversteekt. De verkeersregelaars staan kennelijk te slapen. Ik kan de man niet meer ontwijken en raak de fiets precies in het midden. De fiets smakt tegen de grond en ik rijd er dwars overheen. De man slaat tegen mijn kuip aan en valt achterover op het wegdek. Ik weet niet hoe ik mijn motor overeind hou en hoe dit eruit gezien heeft, maar het voelt of ik op een rodeostier zit en voor ik eraf geslingerd word deze toch weer onder controle krijg.Wonderwel kan ik zonder te vallen een stukje verderop stoppen en laat een gevouwen fiets, een geschrokken man en een verbaasd publiek achter. Ik draai me om en vertel maar liever niet wat ik geroepen heb naar de man. Ik ben pisnijdig en erg geschrokken. Mijn motor lijkt onbeschadigd en mijn rechterspiegel ligt daar nog op de grond, maar omdat de kopgroep eraan komt gestormd rijd ik verder. Ik meld via de commandant dat ik een aanrijding heb gehad en of ze collega’s naar de man willen sturen om de aanrijding op te nemen. De man heeft kennelijk (gelukkig) geen verwondingen, want hij blijkt snel met zijn kapotte fiets weggelopen te zijn en de collega’s krijgen van de verkeersregelaars de kapotte spiegel in handen gedrukt.Ik word vervangen door een collega en kan even adempauze nemen.Na deze schrik krijg ik een andere schrik. Als ik mijn motor langs het parcours parkeer, heb ik geen gevoel meer in mijn voet. Nu begin ik me toch wel zorgen te maken, want ik kan er zelfs bijna niet op staan. Ik meld dit aan mijn commandant en deze adviseert mij dan maar vast naar het bureau terug te gaan, omdat de wedstrijd toch nagenoeg afgelopen is.Ik rijd terug naar het bureau aan de Boezembocht om daar mijn motor in de hal te parkeren. Ik weet dan nog niet dat ik helemaal niet meer op mijn voet kan staan. Ik stap van mijn motor af en dan gebeurt het… Ik zak door mijn voet heen en val tussen mijn motor en een naast mij staande motor in. Mijn motor valt tegen mij aan en ik zit er tussen geklemd. Ik kan geen kant op. Ik kan zelfs geen assistentie roepen, omdat ik niet bij mijn telefoon en mijn portofoon kan. Gelukkig zit mijn borst niet bekneld, dus moet ik maar afwachten tot er een collega in de buurt verschijnt. Omdat het zondag is kan dit wel eens een tijdje gaan duren. En wat duren minuten dan lang. Ik heb zeker een half uur zo gezeten, als ik ineens de toegangsdeur hoor opengaan. Ik roep om hulp en zie een verbaasde Harm van taxizaken om de hoek verschijnen. Op een drafje komt hij naar me toe en vraagt wat ik in vredesnaam aan het doen ben. Ik vertel hem dat ik ben gevallen, omdat ik niet meer op mijn voet kan staan. Nadat hij de motor overeind heeft gezet en mij er tussen vandaan heeft gehaald doet hij mijn laars en sok uit. Het ziet er niet best uit. Ik heb geen gevoel meer in m’n voet en het wondje is paars van kleur. Verder vertoont mijn been rode striemen. Ik vraag hem of hij mij thuis wil brengen, maar Harm zegt dat hij mij naar het ziekenhuis gaat brengen in plaats van naar huis. Hij snelt naar binnen, haalt de sleutel van een dienstauto en brengt mij naar de spoedeisende hulp van het Sint Franciscus Gasthuis. Daar stellen ze vast dat ik bloedvergiftiging heb en krijg onmiddellijk een spuit. Ze vertellen dat ik op tijd ben gekomen anders had het wel eens veel slechter af kunnen lopen. De arts adviseert een opname, maar na lang aandringen mag ik naar huis toe onder de voorwaarde dat ik direct medicijnen bij de apotheek laat halen en ik me de volgende dag ga melden op het spreekuur. Verder moet ik het verband op mijn voet goed nathouden en de boel koelen.Harm brengt me hierop naar huis en daar zit ik dan. Een dag kan wel eens raar lopen. Ik denk dat ik kan spreken van pech EN geluk.