Een 112-fotograaf is fotojournalist. Dat wordt door de NVJ zelf ook aangegeven. Iedereen die regelmatig publiceert kan zich beroepen op de term journalist. Hoef je niet blij mee te zijn (ben ik ook niet), maar dat is wel een feit. De politieperskaart is in deze wel de enige door beide partijen geaccepteerde regulering die er is.
Nagenoeg het hele topic staat inmiddels vol met de discussie over het wel of niet toelaten van journalisten tot de afzettingen en de positie van 112-fotografen in de pers. Ook door de beroepsfotografen (voltijd en deeltijd) wordt vaak uitgehaald naar de 'cowboys' en 112fotografen die te pas en te onpas opduiken. Ik heb daar zelf ook wel een mening over al heb ik ook in een gebied gewerkt waar de lokale 112 site met heel veel respect en rust bij een ongeval op de achtergrond bleef tot de hulpverlening klaar was en het sporenonderzoek afgerond. Dat terwijl de lokale cameraman van de regionale omroep elke keer weer gewezen moest worden om van sporen af te blijven en ergens niet te staan en dat steevast een welles-nietes discussie opleverde.
Na bovenstaande opmerking ben ik gaan zoeken waar het recht op de vrije nieuwsgaring vandaan komt. In Nederland blijkt dit nergens letterlijk te zijn vastgelegd maar het is een voorvloeisel van de interpretatie van art 10 EVRM, art 19 IVir en artikel 7 Grondwet. Ik haal de wetten hieronder kort aan:
EVRM (Europees Verdrag van de Rechten van de Mens)
Artikel 10
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-omroep-, en bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
Artikel 19
1. Een ieder heeft het recht zonder inmenging een mening te koesteren.
2. Een ieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te garen, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar zijn keuze.
3. Aan de uitoefening van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde rechten zijn bijzondere plichten en verantwoordelijkheden verbonden. Deze kan derhalve aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen beperkingen die bij de wet worden voorzien en nodig zijn:
(a) in het belang van de rechten of de goede naam van anderen;
(b) in het belang van de nationale veiligheid of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden.
Artikel 7 Grondwet
Artikel 7
1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending.
3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.
4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.
In feite komt het er op neer dat de overheid geen beperkingen mag opleggen aan het verzamelen van inlichtingen mits dit binnen de wet is. Ik heb dan ook verder gezocht naar de grondslag om iemand zonder politieperskaart te weigeren tot een plaats delict. Ik kan die niet vinden... Sterker nog, door de regels die door de NVJ aan de politieperskaart gesteld worden maak je het burgerjournalisten onmogelijk om een goede nieuwsgaring te doen en zich 'een mening te vormen'. Deze worden namelijk afhankelijk gemaakt van 'erkende' journalisten en dat lijkt wel een beetje gecontroleerde journalistiek. Iets waar wij zo wars van zijn.
Mijn inziens is dat niet houdbaar als een ander, met politieperskaart, wel door het lint mag lopen. Het is heel leuk dat er bepaalde regels gemaakt zijn om te voorkomen dat het een warboel wordt maar deze vorm van selectie mag met het oog op het bovenstaande niet. Het is wel of niet, en niet de een wel en de ander niet. Enige voorwaarde is dat ze komen om 'inlichtingen' te vergaren, en niet om.. noem eens wat anders.
Interessant in deze is het stukje dat de NVJ zelf gebruikt op haar site:
9. Landelijke politieperskaart
Voor een goede beroepsuitoefening moeten journalisten, die met name het politieterrein werkzaam zijn, beschikken over een politieperskaart. Sinds 1980 wordt door de Stichting Landelijke Politieperskaart te Amsterdam een landelijke kaart uitgegeven. Een ieder die kan aantonen journalist van hoofdberoep te zijn en die een professioneel belang bij zo’n kaart heeft, wordt in het bezit van die politieperskaart gesteld.
Zoals ik al zei, er is een selectief uitgiftebeleid. De grondslag van dit beleid is niet op de wet gestaafd.
De uitgifte van deze kaart is in handen gelegd van een stichting, waarvan het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de journalistiek.
Met andere woorden, de bestaande pers bepaald wie er mag toetreden tot de pers.
Ingaande 1 januari 1988 is de landelijke politieperskaart gesplitst in een genummerd perslegitimatiebewijs en een daaraan gekoppeld en genummerd persherkenningsteken.
De ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken hebben het model van beide kaarten bij beschikking vastgesteld. De beslissing over de erkenning van deze kaart ligt, voor wat betreft de korpsen van de toenmalige gemeentepolitie, bij de betrokken burgemeester. De ministers bevelen deze erkenning dringend aan. De minister van Justitie heeft als beheerder van het toenmalige Korps Rijkspolitie de kaart erkend.
Niets op toe te voegen.
De kaart legitimeert de houder ervan als professioneel journalist. Met het oog op de betekenis van de journalistiek voor de realisering van de vrijheid inlichtingen te verzamelen en door te geven wordt veelal aan journalisten toegang verleend tot plaatsen, die voor anderen ontoegankelijk zijn, bijvoorbeeld afgezette gedeelten van de openbare weg. Daarbij dient de journalist op verzoek zijn politieperskaart te tonen.
In feite staat hier dus dat de NVJ vind dat iemand die naast zijn 20, 30 urige werkweek er voor kiest om nog een paar uur te steken in een eigen nieuwssite geen professioneel journalist is. Immers komen deze mensen niet in aanmerking voor de PPK en kunnen dus ook zich niet legitimeren als professioneel journalist. Want wat is nou de definitie van een professioneel journalist en waarom mag die meer dan een 'amateur' journalist?
Neem daarbij ook eens de reacties op een artikel van Villa Media over 112 fotografen in
ogenschouw en je ziet eigenlijk dat de markt probeert zichzelf te 'beschermen' tegen vernieuwing. Er worden althans vooral liever geen nieuwkomers toegelaten. De NVJ bepaald wie er mag toetreden tot het 'politieperskaart genootschap'. De 112 fotograaf van vandaag kan al geld verdienen met journalistiek alleen is gewoon anders begonnen of bezig dan de fotografen van vroeger. De hele regeling rondom de politieperskaart lijkt nergens op gestaafd te zijn.