Het antwoord staat in (de toelichting op) het RVV, en wel in de al geciteerde artikelen.
De toelichting op artikel 14 stelt namelijk:
(...) dat kruisingen en splitsingen slechts mogen worden opgereden indien de kruising of splitsing kan worden vrijgemaakt dan wel de mogelijkheid bestaat dat de bestuurder zich tussen de verkeersstromen kan opstellen (...)
Ofwel, op het moment dat de bestuurder linksaf wil slaan, daarbij aangenomen dat er geen wachtrij staat op de zijweg links, waardoor het kruispunt verlaten al bij voorbaat niet mogelijk zou zijn, mag een bestuurder het kruispunt oprijden en zich opstellen om linksaf te slaan (zoals te doen gebruikelijk: zover mogelijk naar links op de rijbaan). Immers, zodra de tegengestelde richting weer vrij is, kan deze bestuurder zonder problemen linksaf slaan en het kruispunt verlaten zonder het kruispunt blijvend te blokkeren. Het overige verkeer heeft daar dan weinig hinder van.
De fundamentalistische interpretatie van het RVV zorgt ervoor dat mensen menen altijd in overtreding te zijn dan wel andere mensen altijd in overtreding te zien. Zo heeft de wetgever dat niet bedoeld, zoals ook uit de toelichting mag blijken. Aangezien rijschoolhouders en het CBR geen RVV-fundamentalisten willen maken van iedere welwillende leerling, leren zij de leerlingen aan dat er bepaalde situaties zijn waarin het RVV juist niet fundamentalistisch moet worden geïnterpreteerd. Heel toevallig is dit één van die situaties. Volstrekt logisch dat dit dus in een rijprocedure wordt opgenomen.