Nog een leestip.
Bron:wiki
Alvorens een lijk wordt geschouwd, dient eerst de dood te worden vastgesteld. Immers: zolang dit niet is gebeurd, is er geen sprake van een lijk. In de Nederlandse wet is overigens niet vastgesteld wie de dood vast kan stellen; iedereen kan dat dus doen.
De lijkschouw wordt zo spoedig mogelijk na het overlijden verricht door de behandelend arts. Dat is in de regel de arts die hoofdbehandelaar was van een patiënt tot aan diens overlijden, maar in het geval iemand niet onder behandeling was, is dat doorgaans de huisarts. Als het overlijden gebeurt terwijl deze arts niet beschikbaar is, kan dit ook worden overgenomen door diens waarnemer (bijvoorbeeld de arts van dehuisartsenpost).
De schouwend arts overtuigt zich ervan dat er sprake is van een natuurlijk overlijden. Als dat het geval is, dan kan deze arts de schouw voortzetten en de overlijdensverklaringinvullen. Als de arts constateert dat er geen sprake is van een natuurlijk overlijden, of er is twijfel hieromtrent, dan is vanaf dat moment het lijk van rechtswege 'in beslag genomen'. Dat houdt in dat er aan het lijk en de omgeving niets mag worden veranderd, en dat terstond een gemeentelijk lijkschouwerwordt ingelicht, die dan de schouw en vervolgacties overneemt. In de praktijk zal de gemeentelijk lijkschouwer dan vaak ook de politie (forensische opsporing) erbij vragen. De reden dat er aan een inbeslaggenomen lijk niets meer mag worden gedaan, is dat er anders sporen van een mogelijk misdrijf, ongeval of behandelfout verloren kunnen gaan.
Als op voorhand duidelijk is dat er sprake is van een niet-natuurlijke dood, dan is de politie daar meestal al vanaf het begin bij betrokken en wordt direct de gemeentelijk lijkschouwer ingeschakeld, die achteraf de behandelend arts inlicht. Ook als sprake is van eenlijkvinding, dat wil zeggen dat de plaats of datum van overlijden niet voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt de schouw vaak door de gemeentelijk lijkschouwer verricht.